home
DE MEEST GEMAAKTE MOEILIJKHEDEN
door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.
De titel is, zacht gezegd, niet zonder pretenties; hij geeft de
indruk, alsof hierin nu werkelijk alle moeilijkheden, die het meest
tegen het katholieke geloof gemaakt worden, behandeld en opgelost
zijn. Maar deze indruk moet enigszins gerectificeerd worden, omdat de
inhoud van dit boek anders niet aan de verwachtingen zou
beantwoorden. Een aantal bezwaren en vragen, hoe dikwijls ook
opgeworpen, kwam uiteraard niet voor behandeling in dit boek in
aanmerking en zal dus tevergeefs worden gezocht. Die vragen konden
n.l. alleen beantwoord worden door een zeer brede uiteenzetting van
feiten (b.v. de Galileï-kwestie; het verblijf van Petrus te
Rome; de verhouding tussen de eerste hoofdstukken van Genesis en de
evolutie-kwestie, enz.); ofwel vorderden zij een bijzondere kennis
van theologie, wijsbegeerte of een andere wetenschap
(rassenvraagstuk, pacifisme, enz.). Zo zijn b.v. alle historische
vraagstukken buiten bespreking gelaten. Ook was het niet te doen alle
teksten van St. Paulus, die men bij de vragen over de genade en de
goede werken tegen ons uitspeelt, te gaan uitleggen. Zo zal men dus
vele belangrijke vragen missen.
Vervolgens moest uit de vragen,
die wel behandeld kondens worden, een keus worden gemaakt; en waar we
geen statistische gegevens hebben over het opperen van bepaalde vragen, moest die keuze hoofdzakelijk berusten op persoonlijk oordeel
over de belangrijkheid. Zij werd gedaan in overleg met pater Otten,
terwijl dankbaar gebruik werd gemaakt van de adviezen van de paters
G. van Kalmthout, Dr A. Preller en Lect. A. Winkel, die geregeld met
andersdenkende vragenstellers in contact komen.
[In enkele gevallen, daar waar de originele tekst uit de 30er jaren gedateerd bleek, ben ik zo vrij geweest om gebruikmakend van de Kathechismus van de Katholieke Kerk aanvullingen tussen rechte haakje toe te voegen, DPJO]
Behandelde vragen:
1. Hoe kan er een God zijn, als er zoveel
ellende in de wereld bestaat: zoveel wreedheid in de natuur, waarin
het een op het andere parasiteert; zoveel verwoestende
natuurkrachten, vulkanen, aardbevingen, zoveel oorlogen, zoveel
ongelijkheid in rijkdom en beschaving?
2. God is alwetend en weet dus ook, wie er
verloren zullen gaan. Waarom schiep God dan de mensen, die verloren
gaan en verdoemd zullen worden? Christus zegt immers zelf van Judas:
"Het was beter geweest, als deze mens niet geboren was."
(Mt. 2.6, 2.4).
3. Kan God berouw hebben over iets, wat Hij
gedaan heeft? We lezen immers, dat God zegt: "Het spijt Mij de
mens geschapen te hebben."
4. Men zegt zo vaak, ook in predikaties, en
men leest zo vaak, ook in kerkelijk goedgekeurde devotieboeken, dat
God door onze zonden lijdt; of dat Christus door onze zonden wordt
bedroefd. Kan God dan lijden?
5. De Katholieke Kerk leert, dat de mens
vrij is en daarom de verantwoordelijkheid draagt voor zijn doen en
laten. Maar daarnaast leert zij ook, dat God de oorzaak van alles is,
en dus is God ook oorzaak van ons willen. Hoe kan een mens nu vrij
zijn, als God niet alleen alles van tevoren weet, wat een mens zal
doen, maar zelfs oorzaak is, dat de mens het doet?
6. Hoe is de erfzonde in overeenstemming te brengen met Gods
rechtvaardigheid? Krachtens die erfzonde worden wij immers schuldig
geacht en gestraft voor iets, wat niet wijzelf, maar Adam lang voor
ons gedaan heeft!
7. Ongedoopt gestorven kinderen kunnen volgens de katholieke leer niet in de hemel komen. Toch hebben ze nooit iets kwaads gedaan en is het ook niet hun eigen schuld, dat zij niet gedoopt werden. Hoe kan men dat rijmen met Gods rechtvaardigheid?
8. We moeten natuurlijk van Christus aannemen, dat Hij alles wist; want Hij was God. Maar hoe kan Hij dan zelf zeggen,dat Hij de dag des oordeels niet kent, maar dat alleen de Vader die kent?
9. Een christen moet alleen vertrouwen op de verdiensten van Christus' verlossing om daardoor vergeving en zaligheid te verkrijgen. Maar dat doen de roomsen niet: zij hopen de zaligheid te verkrijgen als beloning voor hun eigen goede werken; en dus zijn ze precies gelijk aan de joden.
10. Een goed christen moet allereerst de bedoeling hebben om God in zijn leven te eren. Maar dat doen de roomsen niet, zij denken bij hun doen en laten hoofdzakelijk aan de beloningen aan hun eigen geluk in de hemel.
11. Christus heeft Zich op Calvarië eenmaal voor de mensen opgeofferd en daarmee de Verlossing bewerkt van alle mensen uit alle tijden en plaatsen. Houdt nu de leer van de Katholieke Kerk over het Misoffer, dat nl. daarin Christus iedere dag opnieuw geofferd wordt, geen verloochening in van het Kruisoffer, alsof dit niet voldoende zou zijn geweest? En is deze leer niet in strijd met die van den Apostel Paulus in zijn Brief aan de Hebreeën?
12. Christus is de Verlosser van alle mensen en buiten Hem is er geen heil. Hoe kan men nu daarmee de leer van de Katholieke Kerk overeenbrengen, dat Maria onbevlekt ontvangen is? En hoe kan Maria, als zij onbevlekt ontvangen is, God nog haar Zaligmaker noemen, zoals zij het doet in het Magnificat. (Lc. 1, 47)?
13. Men zegt, dat Maria nooit gezondigd heeft en zelfs niet kon zondigen. Maar de evangelist Marcus geeft te kennen, dat Maria aan Christus' zending getwijfeld heeft. Was dat dan geen zonde?
14. De katholieken leren, dat Maria als maagd Christus ter wereld bracht en ook altijd maagd is gebleven. Maar hoe is dat te rijmen:
a. met het feit, dat zij met Jozef gehuwd was?
b. met de tekst van Mt. 1, 25: “En Jozef bekende haar niet, totdat zij haar eerstgeboren Zoon gebaard had”?
c. met het feit, dat de evangeliën meermalen spreken over de broeders en zusters van Christus?
15. Er bestaat een katholiek dogma over Maria's hemelvaart, terwijl in de bijbel daarvan niets staat. Leren de katholieken dat als een consequentie uit hun leer over Maria's Onbevlekte Ontvangenis?
16. De katholieken vereren Maria en andere heiligen. Doen zij daarmee niet tekort aan de eer, die aan God en aan Hem alleen moet worden gebracht? Mogen wij zelfs wel spreken van heiligen; God immers is alleen heilig?
17. De katholieken roepen de heiligen als voorsprekers aan. Maar mogen zij dat wel doen? Drukt een dergelijke aanroeping geen twijfel aan Gods goedheid uit, en doet het niet tekort aan het middelaarschap van Christus
18. De katholieken vragen de heiligen om hun voorspraak. Maar heeft dat eigenlijk wel zin? Die heiligen kunnen immers niet weten, wie hun voorspraak vraagt en waarvoor; want ze zijn van ons gescheiden!
19. Hoe men ook over de heiligenverering denkt, aan de katholieke manier om dat te doen kleeft in ieder geval een fout. Want de katholieken vereren beelden van heiligen; en het maken en vereren van beelden is door God uitdrukkelijk verboden.
20. Hoe komen de katholieken toch aan hun hovaardige pretentie, dat hun Kerk "alleenzaligmakend" is en dat buiten haar niemand tot de zaligheid kan komen?
21. De roomsen noemen hun Kerk graag de Katholieke Kerk. Maar het gebruik van die naam is onjuist: zij moeten spreken van de Roomse of hoogstens van de Rooms-Katholieke Kerk. Want katholiek betekent: algemeen; en de echte Katholieke Kerk omvat dus niet alleen maar de roomsen.
22. Ieder goed christen moet verlangen naar het herstel van de eenheid onder alle christenen. Nu wordt daarvoor op het ogenblik op allerlei manieren gewerkt. Waarom houdt de Katholieke Kerk zich daarvan afzijdig? Waarom sluiten de katholieken zich niet aan bij de oecumenische verenigingen, enz.?
23. De katholieken zoeken altijd het primaat van Petrus en dus ook van de paus te bewijzen uit de tekst van Mt. 16, 18: "Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik Mijn Kerk (gemeente) bouwen." Maar deze steenrots was niet Petrus zelf, maar alleen zijn geloof in Christus' Godheid, dat hij even te voren beleden had. Dus bewijst deze tekst niets voor het primaat.
24. Voor de katholieken is de paus Christus' plaatsbekleder op aarde; zo wil hijzelf ook beschouwd en genoemd worden. Maar hoe durft de paus dan te leven in de pracht van een koninklijk paleis, terwijl Christus zelfs geen steen had om Zijn hoofd op neer te leggen? Is de levenwijze van het hoofd van de Katholieke Kerk geen aanfluiting van Christus' leer over armoede en onthechting?
25. De katholieken geloven, dat de paus onfeilbaar is. Maar dat is een nieuw dogma, dat pas in 1870 afgekondigd werd. Het is dus blijkbaar een willekeurige toevoeging aan de ware leer van Christus en daarom te verwerpen
26. De bijbel is, ook volgens de katholieken, het woord van God zelf. Maar de roomsen mogen de bijbel niet lezen; zij hebben het gezag van de Kerk boven de H. Schrift gesteld. Hoe kunnen zij dat rijmen met hun eigen leer, dat de bijbel Gods Woord is?
27. De bijbel is Gods woord, en daar mag niets aan worden toegevoegd. Toch hebben de roomsen dat gedaan: de katholieke bijbel bevat verschillende boeken, die in de protestantse ontbreken. De roomsen stellen dus apocriefe boeken gelijk met Gods woord.
28. De katholieken zeggen, dat men niet zelf de H. Schrift moet lezen en onderzoeken, maar alleen moet luisteren naar de leer van de Kerk. De bijbel zelf echter beveelt het persoonlijke onderzoek aan, want er staat van de gelovigen van Berea: "Zij ontvingen het woord (de prediking van Paulus) met alle bereidwilligheid en onderzochten dagelijks de Schriften, of dit alles zo was" (Hand. 17, 11) en Paulus zelf schrijft: "Onderzoekt alles en behoudt het goede" (I Thess. 5, 20).
29. De katholieken geloven, dat de bijbel Gods woord is. Indien dit waar was, zou er in de bijbel geen enkele dwaling of onjuistheid kunnen staan. Hoe is het dan mogelijk, dat vele uitspraken van de bijbel in strijd zijn met de uitkomst van de wetenschap?
30. De katholieken nemen naast de bijbel ook nog de overlevering aan. Maar daarmee komen zijn in strijd met het Boek der Openbaring, dat zegt: "Zo iemand iets aan dit boek toevoegt, zal God hem toevoegen de plagen, die in dit boek staan geschreven" (22, v. 18).
31. Christus heeft bij het Laatste Avondmaal tot Zijn apostelen gezegd: "Drinkt allen hieruit, want dit is Mijn bloed" (Mt. 26, vv. 27 en 28) en te voren had Hij reeds beloofd: "Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem" (Jo. 6, 56). Waarom heeft de Katholieke Kerk dan toch aan de leken verboden om ook uit de kelk te communiceren? Gaat zij op die manier niet in tegen het uitdrukkelijke gebod van Christus?
32. Waarom moet men zijn zonden speciaal aan een priester belijden? Hij is niet door de zonden beledigd; hij kan ook niet in de harten van de mensen lezen en zien, of zij de waarheid hebben gesproken. En de zelfvernedering, de opluchting, de mogelijkheid om goede raadt te krijgen zijn even groot, als men zijn zonden aan een willekeurig ander mens belijdt!
33. De katholieken beroepen zich altijd op de juist aangehaalde tekst van Jo. 20, 23: "Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven; en wier zonden gij behoudt, hun zijn ze behouden," om zo de biecht te verdedigen. Maar daar wordt hoogstens gesproken van een macht om zonden te vergeven. En het belijden van zonden aan de priester in de biechtstoel, de zgn. oorbiecht, is immers altijd toch nog heel iets anders!
34. De katholieken zeggen, dat door een berouwvolle biecht alle zonden vergeven worden. Maar nu heeft Christus uitdrukkelijk gezegd, dat er zonden zijn, die nooit vergeven zullen worden; want er staat bij Mt. 12, 31: "Alle zonden en godslastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal niet vergeven worden." Gaan de katholieken dus op dit punt niet tegen Christus' eigen leer in?
35. De katholieken wijzen altijd graag en met trots op het ongehuwde leven, het zgn. celibaat, van hun priesters en kloosterlingen. Maar is dat wel iets om trots op te zijn: is zo een ongehuwd leven niet eerder iets tegennatuurlijks, en zijn er niet juist daarom zoveel voorbeelden van geestelijken, die niet in staat bleken dit leven vol te houden en afgevallen zijn?
36. Het celibaat is, evenals het vasten, in strijd met de leer van de apostel Paulus. Want deze schreef: "Sommigen zullen van hun geloof afvallen, daar zij luisteren naar dwaalgeesten en duivelsleringen van hen, die ... verbieden te huwen (en gebieden) om zich te onthouden van spijzen welke God tot nuttiging met dankzegging heeft geschapen voor de gelovige" (I Tim. 4, 1-3)
37. De katholieken zeggen, dat het huwelijk onontbindbaar is. Maar hoe kunnen zij die leer in overeenstemming brengen met de woorden van Christus: "Alwie zijn vrouw verstoot, behalve in geval van overspel, en een andere huwt, begaat overspel"? (Mt. 19, 9). Die woorden geven immers duidelijk te kennen, dat een man na overspel van zijn vrouw mag hertrouwen?
38. De katholieken zeggen, dat het huwelijk onontbindbaar is. Maar in de praktijk worden door de paus wel degelijk sommige huwelijken ontbonden. Hoe is dat nu te rijmen?
39. De katholieken zijn niet consequent, ja zelfs niet eerlijk in hun opvattingen over het beleven van het huwelijk. Want zij zijn zeer sterk gekant tegen kinderbeperking volgens de methode van het neo-malthusianisme; maar zij laten wel de zgn. periodieke onthouding volgens de methode Ogino-Smulders toe, en die komt toch immers ook precies hetzelfde neer?
40. De katholieken leren dat door het verbod: "Gij zult niet doodslaan," ook het doden van het kindin de moederschoot, de abortus provocatus, verboden wordt, zlerfs als dat nodig is om de moeder te redden. Maar waarom zijn ze dan niet consequent, en veroordelen zij de medicus niet, die door nalaten van abortus oorzaak is, dat niet slechts het kind, maar ook de moeder sterft, en dus twee doden op zijn geweten heeft?
41. De katholieken passen het verbod: "Gij zult niet doodslaan," heel consequent toe bij het beoordelen van aobrtus provocatus. Maar zij zijn ineens veel minder consequent, als het over de oorlog gaat. Dan zegenen de gestelijken zelfs de wapen, die doden en verwonden. En dat terwijl Christus nog wel tot Petrus zei: "Steek uw zwaard in de schede; want allen die het zwaard trekken, zullen door het zwaard omkomen" (Mt. 26, 52)
42. De katholieken geloven evenals de protestanten, dat de Zondag de dag des Heren is. Hoe komt het dan, dat zij die dag zo weinig heiligen: op zondagen hun congressen en bijeenkomsten houden, grote feestelijkheden organiseren, hun winkels en zaken op laten, reizen en zo anderen als het spoorwegpersoneel dwingen te werken, enz.?
43. De katholieken geloven in het bestaan van een vagevuur, waar de zielen na dit leven worden gezuiverd alvorens tot de aanschouwing Gods te mogen ingaan. Maar hoe kunnen zij dat leren, terwijl er in de bijbel nergens over gesproken wordt?
44. Christus heeft het afleggen van de eed uitdrukkelijk verboden toen Hij zei: "Maar ik zeg u in het geheel niet te zweren; ... Uw woord zij: ja, ja; neen, neen; wat daarbij komt, is uit den boze" (Mt. 5, 34-37). Hoe is het dan mogleijk,dat door katholieken en zelfs door geestelijken toch bij verschillende gelegenheden de eed wordt afgelegd?
45. De katholieken zeggen, dat hun kloosterlingen de zgn. evangelische raden beoefenen en daarom volgens de geloften van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede leven. Hoe kunnen zij dan verklaren, dat er in sommige landen zulke rijke kloosters zijn?
46. Het gehele geloof van de katholieken gaat tegen het gezonde verstand in. En dat wordt ook nog rondweg toegegeven door de christelijke schrijver uit de oudheid Tertullianus, die eerlijk bekend heeft: "Credo quia absurdum; ik geloof het, omdat het ongerijmd is."
47. De katholieken moeten als alle christenen allereerst het gebod van de liefde beoefenen. Hoe is het dan mogelijk, dat zij toch zo onverdraagzaam zijn: dat zij andersdenkenden verketteren, en dat zij zich zoveel mogelijk van de anderen afscheiden?
48. Voor Christus zijn wij allen, armen en rijken, gelijk. Waarom maakt de Katholieke Kerk dan onderscheid tussen armen en rijken, door niet alleen de mensen, die meer betalen, in de kerk vooraan te laten zitten, maar door hun ook grotere plechtigheden toe te staan bij begrafenissen, huwelijken enz.?
Lijst van de Behandelde Schriftuurteksten