terug

36. Het celibaat is, evenals het vasten in strijd met de leer van de Apostel Paulus. Want deze schreef: “Sommigen zullen van hun geloof afvallen, daar zij luisteren naar dwaalgeesten en duivelsleringen van hen, die… verbieden te huwen (en gebieden) om zich te onthouden van spijzen, welke God tot nuttiging met dankzegging heeft geschapen voor de gelovige” (1 Tim. 4, 1-3).

Deze woorden betekenen geen veroordeling van het celibaat of het vasten, als men hun bedoeling nauwkeurig beziet. Deze is nl. de volgende:
Paulus waarschuwt Timotheus, dat er dwaalleraars zullen opstaan, die zullen verkondigen: ten eerste, dat het huwelijk ongeoorloofd is, in zichzelf, zonder restrictie, en dus voor iedereen; ten tweede, dat men zich van sommige spijzen moest onthouden, omdat deze in zichzelf onrein en het gebruik ervan om die reden in zichzelf ongeoorloofd zou zijn.
Wat nu het eerste betreft, daardoor veroordeelt Paulus geenszins de maagdelijke staat, noch het celibaat. Juist het tegendeel had hij reeds verschillende malen geleerd. Ofschoon hij het huwelijk goed en geoorloofd en iets heiligs noemt, prijst hij toch meermalen de maagdelijke staat boven het huwelijk; zo schrijft hij: “derhalve handelt hij, die zijn maagdelijke dochter uithuwt, goed; en hij, die haar niet uithuwt, handelt beter” (1 Cor. 7, 38).
Maar wat volgens Paulus een dwaling genoemd moet worden, is dit: dat het huwelijk in zichzelf al verkeerd en daarom aan iedereen verboden is. Tegen dwaalleraars, die dat zouden leren, waarschuwt hij, en terecht: want in de eerste eeuwen zien we in de marcionieten en priscillianisten zulke dwaalleraars optreden. Maar de katholieke leer over het celibaat is geen veroordeling van het huwelijk.
Wat het tweede punt, het vasten, betreft: wie enigszins in de bijbel thuis is, weet, dat het vasten herhaaldelijk als een goed en God welgevallig werk wordt aanbevolen; en dat niet slechts in het Oude Testament voor de joden, maar ook in het Nieuwe voor de christenen. Zo b.v. Hand. 13, 2: “Toen zij nu eens de dienst des Heren vierden en vastten, sprak de Heilige Geest, enz.”
Het onthouden van sommige spijzen wordt daarom dringend aanbevolen door de H. Schrift en dáárom ook door de Katholieke Kerk. Niet echter, alsof die spijzen in zichzelf verkeerd en onrein zouden zijn! Dat leerden de dwaalleraars, waartegen Paulus waarschuwde, en die hij heeft weerlegd door er op te wijzen, dat al die spijzen door God geschapen zijn voor ons om ze met dankzegging te nuttigen. Maar alleen omdat wij, door ons nu en dan van sommige spijzen te onthouden, gemakkelijker onze lagere driften en hartstochten kunnen bedwingen, en door deze versterving boete kunnen doen voor onze fouten en tekortkomingen. Het vasten heeft dus een hoger doel; daarom wijst de Kerk er herhaaldelijk op, dat de waarde ervan vooral gelegen is in de innerlijke geest, waarmede de gelovigen zich van die spijzen onthouden.
En zo vormt de aangehaalde tekst geen echte moeilijkheid tegen het celibaat of het vasten.

Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.