48. Voor Christus zijn wij allen, armen en rijken gelijk. Waarom maakt de Katholieke Kerk dan onderscheid tussen armen en rijken, door niet alleen de mensen, die meer betalen, in de kerk vooraan te laten zitten, maar door hen ook grotere plechtigheden toe te staan bij begrafenissen, huwelijken, enz?
We moeten vooropzetten, dat de Kerk en haar bedienaars door de
gelovigen onderhouden moeten worden; en dat iedereen daarin naar
vermogen bij moet dragen. Verder moet de Kerk zelf beoordelen, hoe
zij de mensen er het beste toe brengen zal, dat ook te doen; en zij
moet zich wel aan de omstandigheden aanpassen.
Vervolgens moeten
we naar voeren brengen, dat de armen van de kerk, afgezien van de
aalmoezen, alle geestelijke hulp, die zij maar nodig hebben, kunnen
krijgen zonder iets te betalen. Voor het ontvangen van de sacramenten
wordt niets betaald; er zijn in iedere kerk kosteloze plaatsen voor
de armen; de pastoor is verplicht om voor iedereen, die sterft,
kosteloos een uitvaart te doen, enz. Niemand komt dus in de Katholiek
Kerk iets tekort, omdat hij arm is.
Maar in ons land, waar de
regering zeer weinig bijdraagt voor de katholieke eredienst, waar ook
geen kerkelijke belasting kan worden geheven, en waar de mensen
evenmin als elders zo volmaakt zijn, dat zij allen helemaal uit
zichzelf naar vermogen bijdragen, is de volgende regeling
getroffen:
Zij, die graag iets extra’s hebben, moeten
daarvoor extra betalen. Wie graag op een bijzonder goede plaats wil
zitten, moet meer bijdragen voor het onderhoud van het kerkgebouw.
Wie bij huwelijk of begrafenis extra versiering, verlichting, zang,
enz. wil hebben, moet dan ook bijzonder bijdragen voor het onderhoud
van de geestelijken.
En de Kerk kan dat gerust doen, omdat het
wezen en de waarde van de H. Mis helemaal niet verandert door
meerdere plechtigheden, die er bij komen. De rijken krijgen alleen
meer uiterlijke glans dan de armen.
Deze regeling is misschien
niet ideaal, maar in de omstandigheden wel de beste. En men kan niet
zeggen, dat de Kerk op deze manier tegen Christus’ geest
ingaat.
Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.