terug

31. Christus heeft bij het Laatste Avondmaal tot Zijn Apostelen gezegd: “Drinkt allen hieruit, want dit is Mijn bloed” (Mt. 26, vv. 27 en 28); en te voren had Hij reeds beloofd: “Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem” (Jo. 6, 56). Waarom heeft de Katholieke Kerk dan toch aan de leken verboden om ook uit de kelk te communiceren? Gaat zij op die manier niet in tegen het uitdrukkelijke gebod van Christus?

Vroeger was het vrij algemeen gebruik, dat ook de leken onder beide gedaanten, van brood èn van wijn, de H. Communie ontvingen. Daarnaast werd echter altijd erkend, dat men de H. Communie óók onder één gedaante kon ontvangen, b.v. als het H. Sacrament naar zieken of gevangenen gebracht moest worden. Mensen van onze tijd zouden, zoals bij het protestantse Avondmaal nog wel eens blijkt, tegen het gezamenlijk communiceren uit een en dezelfde kelk  bezwaren maken om hygiënische redenen. Vroeger schonk men daar weinig aandacht aan, maar men lette daarentegen wel op het gevaar voor oneerbiedigheid bij het communiceren onder de gedaante van wijn, vooral als er veel communicanten waren. En daarom raakte vanaf de twaalfde eeuw de “lekenkelk” steeds meer in onbruik, en was het in de veertiende eeuw reeds een vrij algemene gewoonte geworden bij het communiceren alleen de H. Hostie te ontvangen.
Deze gewoonte werd in 1415 op het Concilie van Constanz uitdrukkelijk verdedigd en goedgekeurd, en op het Concilie van Trente werd in 1562 de lekenkelk geheel en al afgeschaft en verboden. Maar toen was er een heel nieuw element in kwestie gekomen.
De hussieten hadden nl. beweerd, dat Christus niet geheel onder de gedaante van brood alleen tegenwoordig zou zijn; en daaruit dan de conclusie getrokken, dat de leken ook de kelk wel moesten ontvangen om volledig te communiceren. Deze dwaling werd natuurlijk veroordeeld: Christus is onder ieder der twee gedaanten, zowel in de H. Hostie als in de geconsacreerde kelk, helemaal tegenwoordig. En daaruit volgt, dat wie de H. Hostie nuttigt, daardoor alleen al voldoet aan de door Christus gestelde voorwaarde: “Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt.” Daarvoor is het dus niet nodig ook de kelk te ontvangen.
Toen Christus sprak: “Drinkt hieruit allen,” bedoelde Hij niet een absoluut gebod te geven,d at allen ook altijd uit de kelk moesten communiceren. Hij had het brood aan allen afzonderlijk uitgereikt en daarom gezegd: “Neemt en eet” (zonder: allen); maar de wijn reikte Hij uiteraard niet aan allen afzonderlijk, omdat allen moesten drinken uit dezelfde kelk; en dus sprak Hij: “Drinkt allen hieruit.” Meer betekenen deze woorden in de samenhang niet.

[Na Vaticanum II wordt de mogelijkheid weer geboden om onder bepaalde omstandigheden de lekenkelk te ontvangen. De ketterij van de hussieten hoefde niet meer bestreden te worden en de volksvroomheid werd zodanig ingeschat dat men ook niet meer voor oneerbiedigheden tijdens het communiceren vreesde. Om deze oneerbiedigheden te voorkomen werd het ontvangen van de lekenkelk nog aan een aantal voorwaarden verbonden, zo mag de leek de H. Hostie niet zelf in de Kelk dopen, maar moet de leek de door de priester in de Kelk gedoopte Hostie op de tong ontvangen (de lekenkelk mag ook direct uit de kelk, door een gouden rietje of ___ worden ontvangen). (DPJO)]

Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.