terug

4. Men zegt zo vaak, ook in predikaties, en men leest zo vaak, ook in kerkelijk goedgekeurde devotieboeken, dat God door onze zonden lijdt; of dat Christus door onze zonden wordt bedroefd. Kan God dan lijden?

Dergelijke gezegden zijn slechts menselijk,een figuurlijke, oneigenlijke uitdrukkingen om de grootheid van de zonde aan te geven; en als men ze maar niet letterlijk opneemt, zijn ze zeer mooi en kunnen ze ons tot afkeer van de zonde opwekken.
God en de nu verheerlijkte Godmens Jezus Christus kunnen niet lijden. God kon nooit lijden; Christus kon dat alleen, zolang Hij nog als mens op aarde leefde. Wanneer God lijden kon, was Hij niet volmaakt God, de oneindige volmaaktheid, sluit alle lijden uit. Maar de zonde is een belediging van God. Het diepste, wezen van de zonde bestaat hierin, dat zij een overtreding is van Gods gebod. De kleine, onbeduidende mens weigert aan de oppermachtige God gehoorzaamheid, als hij zondigt. En dat doet hij met volle kennis en vrije wil, want anders is er immers geen zonde. De zonde is dus werkelijk een verachting van Gods oppermajesteit, en inzover is zij ook een belediging van God. Niet, dat God door die belediging lijdt, zoals wij mensen door een belediging gegriefd zouden worden! Maar objectief genomen is het toch een belediging van God, zoals majesteitsschennis tegenover de koningin een zwaar vergrijp is, ook al zou de koningin er misschien niets van bemerken.
Eveneens is de zonde, weer zuiver objectief genomen, een grievende ondankbaarheid tegenover God. Daarom zegt men in dezelfde zin, maar volkomen terecht, dat God daardoor bedroefd wordt, want Gods liefde wordt feitelijk door de zondaars versmaad. En omdat versmade liefde een mens zo bedroeft, kan men op overdrachtelijke manier zeggen, da:t God door de zonde bedroefd wordt.
Men zegt ook, dat de zonde Christus doet lijden en Hem kruisigt. Dat moet men als volgt verstaan. Nu is Christus verheerlijkt en kán dus absoluut niet lijden. Maar volgens Gods raadsbesluit moest Christus lijden en sterven voor de zonden van de mensen, toen Hij op aarde verbleef. En wel voor alle zonden, van alle mensen in alle tijden. De zonden hebben dus door Pilatus het doodvonnis tegen Christus uitgesproken; zij hebben door beulshanden Christus gekruisigd. Bedrijft nu de mens een doodzonde, dan stelt hij de oorzaak van Christus' lijden en dood. En zo is op iedere doodzonde het woord van St. Paulus van toepassing: "dat zij voor zich den Zoon Gods opnieuw kruisigen."
Zo gebruikt men deze menselijke uitdrukkingen in overdrachtelijke zin om de boosheid van de zonde aanschouwelijk voor te stellen.

Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.