20. Hoe komen de katholieken toch aan hun hovaardige pretentie, dat hun Kerk "alleenzaligmakend" is en dat buiten haar niemand tot de zaligheid kan komen?
Om goed over deze pretentie te kunnen oordelen, moet men de
uitdrukking: "buiten de Kerk geen zaligheid," eerst goed
verstaan. In de Katholieke Kerk maakt men onderscheid tussen de ziel
en het lichaam van de Kerk. Tot het lichaam van de kerk, d.w.z. tot
de zichbare organisatie, bhoren degenen, die katholiek zijn gedoopt,
het katholieke geloof belijden en leven volgens de wetten van de
Katholieke Kerk; die er zich dus niet openlijk van hebben
afgescheiden of door de Kerk zelf in de ban zijn gedaan. Tot de ziel
van de Kerk, d.w.z. tot de innerlijke, geestelijke gemeenschap,
behoren allen, die in de liefde Gods leven.
Wie dus te goeder
trouw meent, dat hij in zijn niet-katholiek geloof de waarheid bezit,
en dan in geloof en liefde zijn plichten tegenover God volbrengt,
zoals zijn geweten hem dat voorschrijft; die als hij gezondigd heeft,
in oprecht berouw tot God terugkeert: m.a.w. wie door onschuldige
onwetendheid niet tot het lichaam, maar wel tot de ziel van de Kerk
behoort, kan volgens de katholieke leer wel degelijk zalig worden.
Maar wie noch tot het lichaam, noch tot de ziel van de
Kerk behoor, kan niet zalig worden. En wie alleen maar tot het
lichaam van de Kerk behoort, wordt ook niet zalig. Het behoren tot
het lichaam van de Kerk is nu het normale, door God gewilde en
ingestelde middel om tot de ziel van de Kerk te behoren; dan ontvangt
men het onderricht in het ware geloof en de door Christus ingestelde
genademiddelen. Zo komt men veilig en zekr op de weg tot de
zaligheid; en dat moet men doen, als men het kan. Maar door Gods
oneindige liefde en barmhartigheid kan men ook langs een omweg tot
het doel, de zaligheid in de hemel, komen, als men de normale weg
niet willens en wetens verlaat.
De katholieken noemen hun Kerk dus
de alleenzaligmakende Kerk, omdat geen andere Kerk door God is gewild
en gesticht, en geen andere Kerk dus een goed middel is om tot de
liefde Gods te komen.
Wie buiten het lichaam staat van de
Katholieke Kerk kan niet tot de ziel daarvan behoren, op grond van
het feit, dat hij lid is van een ander godsdienstig genootschap, maar
alleen om zijn persoonlijke goede trouw en goede bedoeling.
Het
katholieke beginsel: "buiten de Kerk geen zaligheid," is
dus niets anders dan een noodzakelijke en onvermijdelijke
consequentie uit de leer, dat Christus maar één Kerk
heeft gesticht. En... in hunuitleg over de mogelijkheden om zalig te
worden zijn de katholieken heel wat ruimer en royaler dan vele
anderen, die hun stelregel hovaardig en onchristelijk noemen!
Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.