44. Christus heeft het afleggen van de eed uitdrukkelijk verboden, toen Hij zei: “Maar Ik zeg u in het geheel niet te zweren;… Uw woord zij: ja, ja, neen, neen; wat daarbij komt, is uit den boze” (Mt. 5, 34-37). Hoe is het dan mogelijk, dat door katholieken en zelfs door geestelijken toch bij verschillende gelegenheden de eed wordt afgelegd?
Het zijn niet slechts de katholieken, die de eed geoorloofd
achten; ook de grote meerderheid van de protestanten ziet er geen
bezwaar in, en het zijn slechts kleine groepen onder hen, o.a. de
doopsgezinden, die op grond van de aangehaalde tekst gewetensbezwaren
hebben tegen het zweren.
Indien we in de H. schrift over de eed
niets anders vonden dan de aangehaalde woorden van Christus, zouden
we kunnen denken, dat Hij werkelijk er de bedoeling mee had die te
verbieden als iets slechts. Maar als wij er daarnaast ook rekening
mee houden, dat de H. Schrift zelf ons laat zien, hoe de Apostel
Paulus meermalen God als getuige aanroept, b.v.: “God is mijn
getuige, hoe ik met de hartelijke liefde van Christus naar u allen
verlang” (Phil. 1, 8), dan blijkt wel duidelijk, dat Christus
in ieder geval die bedoeling niet gehad kan hebben. Wat is dan wel de
betekenis van de aangehaalde woorden? Christus geeft hier allereerst
te kennen, dat het beter zou zijn, als men God nooit tot getuige van
de waarheid van zijn woorden behoefde te maken; dat het zweren “uit
den boze” is, omdat het nl. komt van de zwakheid van de mensen,
die daarom niet zonder meer op hun eigen woorden geloofd kunnen
worden. Als de mensen maar beter waren, zou de eed niet nodig zijn.
Christus geeft dus aan, wat eigenlijk als het ideaal moet worden
beschouwd.
Dientengevolge ligt in deze woorden ook een vermaning
opgesloten om niet lichtzinnig een eed af te leggen en het zweren te
beperken tot de gevallen, waarin het nodig is.
En ten slotte
bevatten deze woorden een verwijt aan de Farizeeërs, die
allerlei spitsvondigheden hadden bedacht om Gods naam niet te
behoeven gebruiken en toch te kunnen zweren; daarom zworen zij bij de
hemel of bij het offer.
Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.