18. De katholieken vragen de heiligen om hun voorspraak. Maar heeft dat eigenlijk wel zin? Die heiligen kunnen immers niet weten, wie hun voorspraak vraagt en waarvoor, want ze zijn van ons gescheiden!
De manier, waarop de heiligen de tot hen gerichte gebeden kennen,
is voor ons niet gemakkelijk te begrijpen en moet altijd een soort
mysterie blijven. Eén ding laat zich daarover wel gemakkelijk
zeggen: op de gewone, natuurlijke manier, waarop de mensen met elkaar
in contact treden hier op aarde, kennen zij onze gebeden niet; want
na hun dood zijn zij van ons gescheiden.
De gangbare opvatting van
de godgeleerden over deze kwestie, (waarover de Kerk zich nooit
officieel heeft uitgesproken) is de volgende:
In en door hun
bovennatuurlijke aanschouwing van Gods wezen, waarin het geluk van de
hemel bestaat, kennen zij de tot hen gerichte gebeden. Daarin
aanschouwen zij niet alles, wat er op aarde gebeurt; maar daarin laat
God hen wel alles zien, wat tot hun geluk en verheerlijking kan
bijdragen, omdat Hij hun ook in bijkomstige, ondergeschikte dingen
een zo volmaakt mogelijk geluk wil geven. En dus zullen zij op deze
bovennatuurlijke manier ook weten, hoe het met hun nagedachtenis op
aarde gesteld is: hoe en door wie zij worden vereerd, en ook, wie er
tot hen bidden en waarom dezen dit doen. Meer kunnen wij er eigenlijk
niet van zeggen.
Eenzelfde soort moeilijkheid als ten opzichte van
de voorspraak der heiligen kan men ook maken aangaande de engelen,
die immers ook, zij het om een andere reden, van ons gescheiden zijn.
En toch blijkt het duidelijk uit de H. Schrift, dat zij van onze
aangelegenheden op de hoogte zijn; zo staat er b.v. bij Lc. 15,10,
dat er bij de engelen vreugde is om de bekering van een zondaar.
Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.