terug

30. De katholieken nemen naast de bijbel ook nog de overlevering aan. Maar daarmee komen zij in strijd met het Boek der Openbaring, dat zegt: “Zo iemand iets aan dit boek toevoegt, zal God hèm toevoegen de plagen, die in dit boek staan geschreven” (22, v. 18).

De reden, waarom de katholieken naast de H. Schrift ook nog de goddelijke overlevering aannemen, is deze: zij geloven niet, dat alle ons door God geopenbaarde waarheden in de bijbel staan opgetekend. Dan moet er nog wel een ander middel zijn, waardoor wij de openbaringen kunnen kennen, een andere bron, waaruit wij kunnen putten. Dat is dan de mondelinge overlevering.
De H. Schrift heeft helemaal niet het karakter van een boek, dat volledig alle waarheden wil leren. Dat blijkt wel het duidelijkst bij het Nieuwe Testament. De Apostel Paulus schrijft zijn brieven alleen maar naar aanleiding van moeilijkheden, die in de door hem gestichte kerken ontstonden, en geeft nergens een complete verhandeling; de evangelisten schrijven geen van allen een volledig leven van Christus. Natuurlijk erkennen we, dat God het zo had kunnen leiden, dat in die “gelegenheidsgeschriften” alle geopenbaarde waarheden werden opgetekend; maar dat klinkt toch wel wat onwaarschijnlijk.
En de feiten wijzen het tegendeel uit. Van sommige, ook door protestanten aanvaarde geloofswaarheden is in de bijbel geen sprake. Nergens spreekt de H. schrift b.v. over het vieren van de Zondag als de dag des Heren in plaats van de sabbat; nergens wordt iets gezegd over het dopen van kleine kinderen, enz.; sabbatisten en baptisten hebben dat genoeg uitgebuit.
En zo nemen de katholieken aan, dat niet alle geopenbaarde waarheden onder Gods ingeving werden opgeschreven, maar dat sommige mondeling werden meegedeeld en pas later, in de niet-geïnspireerde kerkelijke literatuur, werd opgetekend.
De aangehaalde tekst pleit helemaal niet tegen het bestaan van een overlevering. Joannes streeft de bewuste woorden aan het eind van het Boek der Openbaring om te getuigen, dat deze profetie onveranderd aan de zeven kerken van Azië moest worden meegedeeld. Hij verbiedt er iets aan te toe voegen, alsof dat ook nog tot zijn Apocalyps zou behoren; en in het volgende vers verbiedt hij ook om er iets van weg te laten. Zijn woorden slaan dus alleen maar op zijn eigen boek; daarom dreigt hij ook met de plagen, die in dat boek staan opgetekend. Dat alles staat dus duidelijk buiten de kwestie, of er naast de H. Schrift nog een overlevering is.

Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.