6. Hoe is de erfzonde in overeenstemming te brengen met Gods rechtvaardigheid? Krachtens die erfzonde worden wij immers schuldig geacht en gestraft voor iets, wat niet wijzelf, maar Adam lang voor ons gedaan heeft!
We weten uit de bijbel, dat God de eerste mensen schiep in een
staat van geluk. Hij schonk hun grote voorrechten naar ziel en
lichaam, maar vooral bestemde Hij de mensen tot een bovennatuurlijk
doel, nl. tot de eeuwige zaligheid, die bestaat in de zalige
aanschouwing van God. Als middel om tot dat bovennatuurlijke doel te
komen, kreeg de mens van God de heiligmakende genade, waardoor hij
aangenomen kind van God werd met het recht op de hemel als erfenis.
Deze en andere voorrechten, zowel in de natuurlijke als in de
bovennatuurlijke orde, werden aan den mens geschonken als een gave,
die geheel onverdiend en absoluut niet verschuldigd was. Maar
nu werd dit alles niet slechts aan de eerste mensen persoonlijk
geschonken, maar in en door hen aan al hun nakomelingen, d.w.z. aan
allen, die door geboorte van hen zouden afstammen. Maar de eerste
mensen moesten zich die grote voorrechten waardig maken door trouwe
opvolging van Gods geboden, nl. van de natuurwet en vooral van het
afzonderlijk beproevingsgebod: niet eten van de verboden vrucht.
Adam
was immers niet alleen de natuurlijke stamvader van de mensen, maar
hij was ook door Gods vrije beschikking aangesteld tot zedelijk
hoofd, d.w.z. als vertegenwoordiger van het gehele mensdom, met
betrekking tot de heiligmakende genade en de eeuwige zaligheid in de
hemel. Dus droeg hij niet alleen het fysieke en natuurlijke, maar ook
het bovennatuurlijke leven van de mensheid. Bleef hij trouw aan Gods
gebod gehoorzamen, dan zouden zijn nakomelingen gelukkig zijn; werd
hij aan Gods gebod ontrouw, dan zou de mensheid in en door hem als
haar vertegenwoordiger ongelukkig worden. We weten, wat er gebeurd
is. Zo werd het bovennatuurlijk zieleleven der mensheid verwoest door
den vertegenwoordiger van de mensheid. En dat de mensen op het
ogenblik zonder de genade geboren worden, is dus geen zuiver
gemis, maar een beroving: het gemis van een goed, dat de
mens eigenlijk had moeten hebben. En het is een gemis krachtens een
schuld. Dat geboren worden in de beroving is nu de erfzonde.
Het is geen persoonlijke zonde, die we bedreven hebben, maar een
natuurzonde: de geestelijke ontreddering van de menselijke
natuur.
Deze erfzonde is niet in strijd met Gods rechtvaardigheid.
Een vorst kan immers ook iemand tot de adelstand verheffen met geheel
zijn geslacht, maar op voorwaarde, dat zo iemand hem dan ook trouw
dient. Doet hij dat niet, dan verliest hij de adeldom niet slechts
voor zichzelf, maar ook voor al zijn nakomelingen. Zouden die
nakomelingen die vorst van onrechtvaardigheid kunnen beschuldigen,
omdat zij zonder adeldom geboren worden? Natuurlijk niet! Hier moeten
we dus wel op letten: door de zonde van Adam gingen alleen die
goederen verloren, waarop de mensen geen recht hadden; de
natuur zelf met haar natuurlijke gaven overleefde de verwoesting van
de zonde.
We moeten liever zien naar de grenzeloze liefde van God,
Die ons na en om de zonde van Adam den Verlosser schonk en zo de
Adamszonde volgens het woord van St. Augustinus maakte tot een "felix
culpa", een gelukkige schuld, omdat zij ons zulk een Verlosser
schonk.
Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.