terug

3. Kan God berouw hebben over iets, wat Hij gedaan heeft? We lezen immers, dat God zegt: "Het spijt Mij de mens geschapen te hebben."

Deze woorden lezen we in het Boek der Schepping: 6, 6; en zij werden door God gesproken naar aanleiding van de vele en grote zonden der mensen vóór de zondvloed. En als zij maar goed worden verstaan, zijn ze helemaal niet in strijd met Gods voorzienigheid, noch met Gods onveranderlijkheid. God is alwetend: verleden, heden en toekomst liggen voor Hem open. Hij overziet alles in één, enige en oneindige daad van Zijn goddelijk verstand, God is ook absoluut onveranderlijk in Zijn besluiten, omdat Hij oneindig volmaakt is. "Spijt" kan God dus nooit hebben over iets; want dat sluit een onvolmaaktheid in zich in, nl. beperktheid van voorkennis: iets valt anders uit dan het berekend werd. Van eeuwigheid wist God dus, dat de mensen zouden zondigen; en ook had Hij van eeuwigheid besloten die zonden te straffen door de zondvloed.
Maar de schrijvers van de bijbelboeken waren mensen, die voor andere mensen schreven; en dus drukten zij zich uit op menselijke manier. Zo spreken ze b.v. ook wel over de ogen en handen van God, ofschoon God als een geest noch ogen, noch handen heeft. En als nu in de bijbel gezegd wordt, dat het God speet de mens te hebben geschapen, dan gebruikt de schrijver een menselijke zegswijze, niet om daarmee Gods veranderlijkheid uit te drukken, maar om de boosheid van de zonden duidelijk aan de mensen voor ogen te stellen.
Het gaat dus om een beeldspraak waarmee wij mensen, met ons beperkt verstand en onze daaraan beantwoordende uitdrukkingen, spreken over God op menselijke en onvolmaakte wijze.

Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.