terug

46. Het gehele geloof van de katholieken gaat tegen het gezonde verstand in. En dat wordt ook rondweg toegegeven door de christelijke schrijver uit de oudheid Tertullianus, die eerlijk bekend heeft: “Credo quia absurdum; ik geloof het, omdat het ongerijmd is.”

De katholieken geloven niets, maar dan ook niets, wat tegen het verstand ingaat en ongerijmd of onmogelijk is. Maar wel geloven zij vele waarheden, die mysteries zijn en die boven de kracht van het verstand uitgaan; dingen, waarvan het vestand niet kan beoordelen, of ze waar zijn of niet.
Een dergelijk geloof is niet onredelijk. Want ten eerste is het menselijk verstand niet zo volmaakt en machtig, dat het alles zou kunnen beoordelen, en er geen dingen zouden kunnen zijn, die boven zijn bereik liggen. En ten tweede kunnen de katholieken, door de apologetische argumenten, hun geloof zeer goed verantwoorden, ook tegenover het verstand. Daarom zijn de katholieken er zeker van, dat zij alle moeilijkheden, die het verstand tegen het geloof zou maken, en alle pogingen om te bewijzen, dat de geloofsgeheimen tegen het verstand, de wetenschap, de wijsbegeerte ingaan, kunnen ontzenuwen. Maar wel zijn ze bereid toe te geven, dat de geloofswaarheden op het eerste gezicht ongerijmd kunnen schijnen voor iemand, die zich niet precies afvraagt, wat hun betekenis nu eigenlijk is. Als dus Tertullianus met zijn veel geciteerd woord (dat eigenlijk luidt: credo quia ineptum; ik geloof, omdat het dwaas is) werkelijk had willen zeggen: de reden waarom ik geloof, is de ongerijmdheid van de geloofswaarheid, dan zou hij niet als katholiek hebben gesproken. Dat laatste zou overigens niet zo heloemaal onmogelijk zijn, omdat hij later werkelijdk van het geloof afgevallen is.
Maar hij bedoelde heel iets anders.
Tertullianus was iemand, die van paradoxen hield, die graag de dingen op de spits dreef en overdreven sterk uitdrukte; en die bovendien fel en scherp polemiseerde tegen de sceptische en rationalistische filosofen van zijn tijd. En nu werkt hij in zijn boek De Carne Christi (Over het Lichaam van Christus), waaraan het bekende citaat ontleend is, een hele climax van paradoxen uit, waarin hij o.a. ook zegt: “Certum, qiua impossibile, het is zeker, omdat het onmogelijk is”; en die climax besluit hij met de woorden: “Et mortuus est filius Dei: Credo, quia ineptum; Gods zoon is gestorven; dat geloof ik, want het is ongerijmd.” Het aangehaalde woord moet dus inz ijn verband, dat wil zeggen: in een climax van paradoxen, die Tertullianus zijn tegenstanders als het ware naar het hoofd gooit, gelezen worden; en alleen als een super-paradox worden verstaan.
Niemand is verplicht van paradoxen te houden; als men wil, kan men de uitdrukkingswijze van Tertullianus gerust minder mooi vinden. Maar men moet niet doen, alsof hij hier zuiver wetenschappelijk en in theologische termen de reden opgeeft, waarom de katholieken nu eigenlijk geloven.

Uit: de meest gemaakte moeilijkheden, door Prof. Felix Otten O.P. en Dr. C.F. Pauwels O.P.