2. De Betekenis van de Oriëntering naar het Oosten
Oude kerken werden vaak zo gebouwd dat het altaar naar het oosten gericht stond. Deze gerichtheid naar het oosten noemt men 'oriëntering', want oost is in het Latijn 'oriënt'. Weliswaar zijn helaas veel kerken tegenwoordig niet meer naar het oosten georiënteerd, toch is er in de klassieke Romeinse liturgie iets daarvan bewaard gebleven: nl. de richting van celebreren versus crucem, gericht naar het kruis, dat wil zeggen een gemeenschappelijke gerichtheid van priester en volk naar het kruis. Achter dit oeroude gebruik schuilt een zeer mooie symboliek en een grote spirituele rijkdom van blijvende betekenis.
Christelijk bidden en hopen heeft altijd een zeer concrete richting, nl. ad Dominum, gericht op de Heer. Hoe zich innerlijk het hart van de biddende mens en het verlangen van de hopende mens op Christus richt, zo was het voor het vroege christendom vanzelfsprekend zich tijdens het bidden uiterlijk te richten naar het oosten. Het gericht zijn op het oosten omhelst tegelijkertijd een innerlijk en een uiterlijke richting.
De eerste en fundamenteelste reden voor de oostwaardse richting ligt in het feit dat het oosten de richting is van de wederkomst van Christus.
De Zon
Alleen al het begrip 'oriënt' (uit het Latijn, oriri = opgaan) duidt op het oosten als de richting waar de zon opgaat. De opgaande zon brengt de wereld het licht en leven.
Zij is het symbool voor Christus die zegt: "Ik ben het licht van de wereld, wie Mij volgt, wandelt niet in de duisternis, maar zal het licht van het leven bezitten" (Joh. 8,12). Heel mooi bezongen door Fransciscus van Assisi in zijn beroemd geworden zonnelied:
Wees gegroet, mijn Heer, met al uw schepselen.
Bijzonder met de bijzondere vrouw, onze zuster,
de zon die de dag maakt met haar licht en ons beschijnt.
Hoe mooi zij staat aan de hemel en hoe prachtig
in machtige glans, verwijst zij naar U, Heer.
Messiaans Verlangen
Het gehele Oude Testament wordt gedragen door een groot verlangen naar de beloofde Verlosser. Levendig wordt dit verlangen in de liturgie van de Advent.
In de O antifonen (van 17- 23 dec.) van de 21ste december verschijnt het woord 'oriënt' als Messias titel.
"O Oriens": O Dageraad,
afglans van het eeuwig licht,
Zon der gerechtigheid: kom nu,
en verlicht hen die in duisternis leven,
die gezeten zijn in de schaduw van de dood.
Op gelijke wijze klinken de profetische woorden van Zacharias bij de geboorte van Johannes de Doper.
"Dankzij de innige barmhartigheid van onze God die als een nieuwe dag voor ons zal opgaan (oriens ex alto). Om licht te brengen in het duister en de schaduw van de dood en onze voeten te geleiden op een weg van vrede." (Luc. 1, 78-79)
De Eerste Komst
Toen Jezus in Bethlehem werd geboren verscheen er in het oosten een ster. Zo vroegen de drie wijzen uit het morgenland aan Koning Herodes: "waar is de pasgeboren Koning van de Joden? Wij hebben namelijk zijn ster in het oosten (in oriente) gezien en zijn gekomen om Hem hulde te brengen." (Mat. 2, 2).
Met de ster in het oosten begon stil en onopvallend de verschijning (epifanie) van de vleesgeworden Zoon van God voor het oog van de wereld. Anders zal het bij zijn tweede komst zijn, als Hij komt als een lichtstraal uit het oosten.
De Tweede Komst
De verwachting van de wederkomst van Christus op het einde van de tijd is zeer eng verbonden met zijn Hemelvaart.
Al in het Oude Testament is een profetie te vinden die spreekt over de Hemelvaart gericht naar het oosten. "Zingt God, die opstijgt naar de hemel, gericht naar het oosten." (ad orientem, Ps. 68, 33) Daadwerkelijk is Jezus naar oude traditie 40 dagen na Pasen voor de ogen van zijn leerlingen op de olijfberg ten hemel opgestegen. Toen sprak de engel: "jullie mannen van Galilea, wat staan jullie naar de hemel te staren? Deze Jezus die zonet van jullie is weggenomen, zal evenzo wederkomen, als jullie Hem ten hemel hebben zien opstijgen." (Hand. 1, 11). Sindsdien verwacht de Kerk zijn wederkomst tot voleinding van de wereld op de jongste dagen vanuit het oosten, want: "als een bliksemschicht uit het oosten (ab oriente) opgevaren en tot het westen lichtend, zo zal de aankomst van de Mensenzoon zijn." (Mt. 24, 27).
In veel romaanse kerken bevindt zich in de oostelijke absis de afbeelding van de komende Rechter der wereld.
Dit is dus de eigenlijke en diepe zin van het oriëntering naar het oosten in het gebed en de viering gericht naar het kruis (versus crucem). Zij wil een teken zijn van verlangen naar de komende Heer en tegelijk een uitdrukking van onze heldere bereidheid Hem te ontvangen.
Daarbij moeten wij denken aan de vermaning van de Heer: "dat onze lendenen omgord zijn en onze lampen brandend. Jullie moeten mensen zijn die de komst van de Heer verwachten." (Luc. 12, 35). In het gebed van de vroege Kerk klinkt dit wachten in de roep: "Maranatha, kom Heer Jezus" (1 Kor. 16, 22). En dit zijn de laatste woorden van de Heilige Schrift: "Die hiervan getuigenis aflegt: Ja ik kom spoedig. De genade van onze Heer Jezus Christus zij met al zijn heiligen. Amen." (Op. 22, 20)
Met betrekking tot de hemelse voltooiing zegt de heilige Apostel Paulus: "Nu al ligt voor mij bereid de krans der gerechtigheid, die aan mij wordt uitgereikt door de Heer, op de dag als de gerechte Rechter, niet alleen mij, maar allen die Hem in liefde toegeneigd zijn, zal verschijnen." (Qui diligunt eius, 2 Tim 4, 8)
De derde komst
Tussen de eerste en de laatste komst van de Heer, gebeurt zijn komen in genade. Zoals de Goede Herder in de parabel [vgl. Luc. 15, 4] zoekt Hij de dolende zielen en wacht opdat zij zich voor Hem openen: "zie Ik sta voor de deur en ik klop; als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden, en hij met Mij" (Opb. 3, 20). In ieder sacrament en in het bijzonder in de heilige Mis komt Hij zelf om ons door het dienstwerk van de Kerk de vruchten van de verlossing aan te bieden. Als de priester bij de consecratie het Lichaam van de Heer toont om Hem de gelovigen ter aanbidding te laten zien, gelijkt de witte schijf van de Hostie dan niet de in het oosten opgaande zon?
Andere beweegredenen
Naast de centrale eschatologische duiding zijn er nog twee andere goede gronden voor een gemeenschappelijke richting van gebed naar het oosten voor de celebrerende priester en het volk.
- De traditionele gebedsrichting is een uitdrukking van een zekere hoffelijkheid tegenover God. Ook bij mensen past het dat men diegene aankijkt die men aanspreekt. Het is vanzelfsprekend dat de priester bij de preek, die aan de gelovigen gericht is, zich naar het volk wendt. Het gebed richt zich niet naar het volk, maar is de verheffing van de ziel tot God. Daarom is het ook vanzelfsprekend zich tijdens het gebed ter voltrekking van het eucharistisch offer uiterlijk naar God te wenden.
- De gemeenschappelijke gebedsrichting van de priester en het volk is een mooi en sterk teken van eenheid. Het is een misverstand om aan te nemen dat eenheid alleen daar te vinden is, waar men elkaar aankijkt. Een veel sterkere eenheid ontstaat, als men een gemeenschappelijk doel voor ogen heeft en in één richting kijkt. Het gaat in de heilige Mis niet daarom, de priester toe te kijken en nog minder om hem aan te kijken, maar de priester lijkt op de herder die de kudde voorop gaat de Heer tegemoet.
- St. Thomas van Aquino is van mening dat het gebed richting het oosten het verlangen uitdrukt om te komen tot het verloren gegane paradijs, welke naar het getuigenis van Gen. 2, 8 ook in het oosten lag. [S.T. II-II, 84, 3 ad 3].
- Het is van betekenis om op het moment van de consecratie het gezicht van de priester niet te zien. Zo wordt het objectieve karakter van de liturgie beklemtoond, want de priester aan het altaar handelt in persona Christi (in de persoon van Christus). Hij is alleen maar plaatsvervanger van de enige en eigenlijke Priester van het nieuwe verbond, Christus zelf. Voor de gelovigen is het zo veel gemakkelijker om niet te letten op de celebrerende priester, maar om naar de eeuwige Hogepriesters op te zien.
- Groot voordeel tenslotte heeft de traditionele celebratierichting ook voor de celebrant, de priester zelf. Moet hij het niet als bevrijdend ervaren, op het allerheiligste moment van de Mis niet aangekeken te worden, maar in een zo trouw mogelijke imitatie, met God 'alleen' te zijn? Zo lijkt hij op Mozes op de berg Sinaï: "Mozes echter moet alleen voor de Heer aantreden, de anderen mogen dat niet, en het volk moet niet met hem opstijgen." (Ex. 21, 2). Zonder twijfel zal de celebrant veel gemakkelijker tot een innerlijke deelname aan het offer van Christus komen, als hem bij het voltrekken niet in het gezicht wordt gekeken.