De Aantrekkingskracht van de Tridentijnse H. Mis
Alfons kardinaal Stickler
"De theologische aantrekkelijkheid van de Tridentijnse H. Mis correspondeert met de theologische onjuistheid van de Mis van na Vaticanum II"
Alfons kardinaal Sticklel: emeritus prefect van de Vaticaanse Archieven en de Vaticaanse Bibliotheek is gewoonlijk een zwijgzaam man. Dit was bepaald niet het geval bij zijn bezoek aan New York in mei van dit jaar. De kardinaal hield een rede op een congres, dat werd gesponsord door ChristiFideles van pater John Perricone en Keep the Faith van Howard Walsh, waarin hij afrekende met katholieken die de Kerk ondermijnen, terwijl zij zich in de schoot van de Kerk bevinden. In het derde en laatste deel van zijn toespraak maakte kardinaal Stickler duidelijk, dat de "Mis van de naconciliaire liturgische commissie " verraad aan de concilievaders betekende. Tijdens de daarop volgende vraag-en-antwoord sessie maakte hij een en ander bekend van de gevechten die teweeggebracht zijn door de kwestie van de Tridentijnse Mis. De robuuste, 84-jarige Oostenrijkse geleerde, een Salesiaan van Don Bosco die zijn sporen verdiend heeft als peritus (= deskundige) bij vier commissies van het Tweede Vaticaans Concilie (o.a. liturgie), hoopt in 1997 zijn zestigjarig priesterjubileum te vieren. Hij schreef een boek over het priestercelibaat, getiteld The Case for Clerical Celibacy (uitgeverij Ignatius, US$10.95), waarin hij aantoont, dat het celibataire priesterschap een mandaat is, dat dateert uit de allervroegste tijd van de Kerk. Kardinaal StickIer woont in het Vaticaan; daar kunt u hem ook schriftelijk bereiken (Alfons kardinaal Stickler, I-00120 Citta del Vaticano, Italië).
Kardinaal Stickler's toespraak en interview zijn verkrijgbaar op audiocassette als onderdeel van een geheel, dat ook andere toespraken bevat, zoals conferenties van graaf Neri Capponi voor Keep the Faith/ChristiFide1es en de eerwaarde heer Brian Harrison. De complete set van vier cassettes is voor US$ 25.=, inclusief porto, te bestellen bij: Keep the Faith, Box 1069, CLIFTON, NJ 07014, U.S.A. De twee hieronder afgedrukte artikelen verschenen in het Engels in het zomernummer 1995 van The Latin Mass.
De "Tridentijnse Mis" betekent de ritus van de H. Mis, die is vastgesteld door de heilige paus Pius V op verzoek van het Concilie van Trente en die werd gepromulgeerd op 5 december 1570 (zie verderop in dit nummer de Bul Quo Primum). Dit missaal bevat de oude Romeinse ritus, waaruit verscheidene toevoegingen en veranderingen werden verwijderd. Toen dit missaal werd gepromulgeerd werden alle ritussen behouden, die op dat tijdstip meer dan tweehonderd jaar bestonden. Daarom is het passender dit missaal de liturgie van de heilige paus Pius V te noemen.
GELOOF EN LITURGIE
Vanaf het allereerste begin van de Kerk zijn geloof en liturgie nauw met elkaar verbonden. Een duidelijk bewijs hiervan kan worden gevonden in het Concilie van Trente zelf. Het concilie verklaarde plechtig, dat het H. Offer van de Mis zich bevindt in het centrum van de katholieke liturgie, in tegenstelling tot de ketterij van Maarten Luilier, die ontkende dat de H. Mis een offer was.
Uit de ontwikkelingsgeschiedenis van het geloof weten wij dat deze doctrine op gezaghebbende wijze is vastgelegd door het magisterium (= leergezag van de Kerk) in de leerstukken van pausen en concilies. Wij weten ook, dat in de hele Kerk, en speciaal in de oosterse kerken, het geloof de meest belangrijke factor was in de ontwikkeling en de vormgeving van de liturgie, in het bijzonder inzake de H. Mis.
Hier bestaan overtuigende argumenten voor uit de eerste eeuwen van de Kerk. Paus Celestinus I schreef aan de bisschoppen van Gallië in 422: "legem credendi, lex statuit supplicandi" - de wet van het bidden bepaalt de wet van het geloven. Naderhand werd dit algemeen uitgedrukt door de zegswijze: Lex orandi, lex credendi (de wet van het bidden is de wet van het geloven).
De orthodoxe kerken bewaarden hun geloof door de liturgie. Dit is erg belangrijk, omdat de paus in zijn laatste brief, vorige week, zegt dat de Latijnse kerk moet leren van de oosterse kerken, in het bijzonder wat betreft de liturgie.
CONCILIAIRE VERKLARINGEN
Twee soorten conciliaire verklaringen en besluiten zijn dikwijls veronachtzaamd: doctrinaire (theologische) en disciplinaire.
Bij de meeste concilies treffen we zowel doctrinaire als disciplinaire verklaringen aan. Bij sommige concilies ontbreken disciplinaire verklaringen of besluiten; er zijn ook concilies zonder doctrinaire, maar met uitsluitend disciplinaire verklaringen. Menig oosters concilie na Nicea behandelde uitsluitend geloofskwesties. Het Tweede Concilie van Toulon in 691 was een exclusief oriëntaals concilie -een concilie met slechts disciplinaire verklaringen en besluiten, omdat de oosterse kerken verwaarloosd waren in eerdere concilies. Het bracht de discipline bij de tijd voor de oosterse kerken, speciaal voor de kerk van Constantinopel.
Dit is belangrijk, want bij het Concilie van Trente treffen we beide expliciet aan: er zijn hoofdstukken en canones die uitsluitend over het geloof gaan en daarnaast treffen we - na de theologische hoofdstukken en canones - in bijna alle zittingen alleen maar disciplinaire zaken aan. Het onderscheid is belangrijk. In alle theologische canones staat de verklaring, dat wie zich tegen de beslissingen van het concilie keert uit de geloofsgemeenschap is buitengesloten - anathema sit. Maar het concilie spreekt nooit een anathema uit over puur disciplinaire zaken: de conciliaire sancties betreffen uitsluitend de doctrinaire verklaringen.
WAT HET CONCILIE VAN TRENTE OVER DE H. MIS ZEGT
Dit is voor onze beschouwingen belangrijk. Ik heb al gewezen op de relatie tussen geloof en gebed -liturgie - en in het bijzonder op de relatie tussen geloof en de hoogste vorm van liturgie, de gemeenschappelijke eredienst.
Deze relatie vindt haar klassieke uitdrukking in het Concilie van Trente, dat dit onderwerp in drie zittingen behandelde: tijdens de dertiende zitting in oktober 1551, de twintigste zitting in juli 1562 - die ging over het sacrament van de H. Euchariste - en speciaal de tweeëntwintigste zitting in september 1562, die de dogmatische hoofdstukken en canones over het Heilig Offer van de Mis het licht deed zien. Dit is een centraal staande en klassieke verklaring van hoe de Kerk over dit onderwerp denkt, gezaghebbend en officieel.
Het decreet beschouwt eerst de aard van de H. Mis. Maarten Luther had openlijk en duidelijk de eigen aard van de H. Mis ontkend door te verklaren dat de H. Mis géén offer is. Het is waar dat -om de eenvoudige gelovigen niet ongerust te maken - de hervormers niet onmiddellijk alle delen van de H. Mis elimineerden die het ware geloof reflecteerden en daarom tegengesteld waren aan hun nieuwe doctrines. Zij handhaafden bijvoorbeeld de opheffing van de Hostie tussen het Sanctus en het Benedictus (onder invloed van de lange polifonische gezangen begon men in de middeleeuwen het Sanctus in twee delen te zingen: een deel voor en een deel na de opheffing. In 1913 werd de oude zangwijze hersteld - opm. v.d. red.).
Voor Luther en zijn volgelingen bestond de eredienst voornamelijk in prediking als een middel tot instructie en stichting, onderbroken door gebeden en hymnes. De ontvangst van de H. Communie was slechts een tweederangs gebeurtenis. Luther handhaafde nog de tegenwoordigheid van Christus in het brood op het moment van de ontvangst van de Hostie, maar hij ontkende heftig het offerkarakter van de H. Mis. Voor hem kon het altaar nooit een offerplaats zijn. Vanuit deze ontkenning kunnen we de consequente breuken in de protestantse liturgie -die totaal verschilt van de liturgie van de katholieke Kerk - begrijpen. We kunnen ook begrijpen waarom het Concilie van Trente dat deel van het katholieke geloof definieerde, dat de aard en de natuur van het H. Eucharistisch Offer betreft: het is een echte reddingsoperatie. In het offer van Jezus Christus is de priester de plaatsvervanger van Christus zelf. Als gevolg van zijn wijding is hij een waarachtige a/ter Christus (een andere Christus). Door de Consecratie wordt het brood veranderd in het Heilig Lichaam van Christus en de wijn in Zijn Heilig Bloed. Deze uitvoering van Zijn Offer is de aanbidding van God. Het concilie geeft in bijzonderheden aan dat dit Offer geen nieuw Offer is, onafhankelijk van het unieke Offer van het Kruis; veeleer is het afhankelijk van dat unieke Offer van Christus en stelt het op onbloedige wijze zodanig tegenwoordig, dat het lichaam en bloed van Christus werkelijk en substantieel tegenwoordig is, terwijl het verblijft onder de verschijningsvorm, de gedaanten van brood en wijn. Bijgevolg is er geen nieuwe sacrificiële verdienste; veeleer is het de continue, constante uitwerking of realisatie in de H. Mis van de oneindige vruchten van Jezus' bloedig Kruisoffer.
Hieruit volgt dat de akt van het Offer bestaat uit de consecratie. Het offertoriurn (waarbij brood en wijn worden voorbereid voor de consecratie) en de communie zijn integrale delen van de H. Mis, maar geen essentiële. Het essentiële deel is de consecratie, waardoor de priester in de persoon van Christus en op dezelfde wijze, de consecrerende woorden van Christus uitspreekt.
Dus: de Heilige Mis is geen simpele communieviering en kan dit niet zijn; de Heilige Mis is niet louter een herinnerings- of gedachtenisviering van het Offer aan het Kruis en kan dit niet zijn, maar de Heilige Mis is een waarachtige, onbloedige tegenwoordigstelling van dit unieke Kruisoffer zelf.
Om dezelfde reden begrijpen we nu ook dat de H. Mis een werkelijke hernieuwing is van het Kruisoffer. Het is volstrekt noodzakelijk en wezenlijk aanbidding van God, opgedragen aan Hem alleen. Deze aanbidding houdt terecht andere elementen in: lofprijzing, dankzegging voor alle ontvangen genade, berouw over begane zonden en beden om de noodzakelijke genaden. Natuurlijk kan de H. Mis voor één of voor al deze verschillende intenties worden opgedragen. Al deze doctrines werden vastgesteld en afgekondigd in de kapittels en canones van de tweeëntwintigste zitting van het Concilie van Trente.
DE ANATHEMATA OF BANVLOEKEN VAN HET CONCILIE VAN TRENTE
Verscheidene consequenties spruiten uit deze fundamentele theologische natuur van de H. Mis voort. Ten eerste de Canon Missae.
In de Romeinse liturgie is er altijd maar één Canon geweest, die vele, vele eeuwen geleden door de Kerk werd geïntroduceerd. Het Concilie van Trente verklaarde uitdrukkelijk in hoofdstuk vier,dat deze Canon vrij van alle dwaling is: in feite bevat deze Canon niets dat niet volkomen heilig, vroom en vol kinderlijke liefde is en evenmin iets dat de gelovigen niet tot God verheft. De compositie van de woorden van deze Canon is gebaseerd op de woorden van Onze Heer zelf, de apostolische traditie en de bepalingen van vrome en heilige pausen. Canon zes van hoofdstuk vier bedreigt hen met excommunicatie, die beweren dat de Canon van de H. Mis dwalingen bevat en daarom zou moeten worden afgeschaft.
In kapittel vijf verklaart het concilie dat de menselijke natuur uiterlijke tekenen nodig heeft om de geest tot goddelijke dingen te kunnen verheffen. Om die reden heeft de Kerk zekere riten en tekenen ingesteld: stil of vocaal gebed, zegeningen, kaarsen, wierook, liturgische kleding enz. enz. Zeer veel van deze tekenen vinden hun oorsprong in apostolische voorschriften of in de apostolische traditie.
Door deze zichtbare tekenen van geloof en vroomheid wordt de aard, de natuur van het H. Offer onderstreept. Deze tekenen bevestigen en bemoedigen de gelovigenbij hun meditaties en beschouwingen over de goddelijke elementen die het H. Offer van de Mis bevat. Om deze doctrine te waarborgen en te beschermen bedreigt canon zeven eenieder met excommunicatie, die deze uiterlijke tekenen beschouwt als aanleiding tot oneerbiedigheid in plaats van tot vroomheid. Dit is een voorbeeld van wat ik al eerder besprak: dit soort verklaring, met de canon van sancties, heeft een in hoge mate theologische betekenis, niet alleen een disciplinaire betekenis.
In kapittel zes legt het concilie de nadruk op de wens van de Kerk, dat alle gelovigen die de H. Mis bijwonen de H. Communie ontvangen, maar verklaart tevens, dat als slechts de priester die het H. Offer opdraagt de H. Communie ontvangt, deze H. Mis toch niet "privé" mag worden genoemd en aldus bekritiseerd of verboden. In dit geval ontvangen de gelovigen een geestelijke Communie. Voorts verklaart het concilie dat alle HH. Missen, die gecelebreerd worden door een priester als openbare bedienaar van de Kerk, aan God worden opgedragen voor alle leden van het Mystieke Lichaam van Christus, .Aldus bedreigt Canon acht al diegenen met excommunicatie, die zeggen dat dergelijke Missen ongeoorloofd of onwettig zijn en daarom zouden moeten worden verboden -alweer een theologische verklaring. Kapittel acht is gewijd aan de taal die eigen is aan en karakteristiek voor de eredienst in de H. Mis. Het is bekend, dat in de cultus van alle godsdiensten een sacrale (sacraal = heilig. geheiligd, gewijd) taal wordt gebruikt. In de Rooms Katholieke Kerk van de eerste drie eeuwen was dat het Grieks. Dat was in die tijd de algemeen gebruikte spreektaal in de Latijnse wereld. Vanaf de vierde eeuw ontwikkelde het Latijn zich tot de gewone spreektaal in het Romeinse Rijk. Het Latijn bleef vele eeuwen lang de enige taal voor de eredienst in de Rooms Katholieke Kerk. Het is heel natuurlijk, dat het Latijn ook de taal was van de Romeinse ritus in zijn centrale akt van aanbidding, de H. Mis. Dit bleef zo, zelfs nadat het Latijn als levende taal was vervangen door de verscheidene Romaanse talen.
HET CONCILIEVAN TRENTE OVER HET LATIJN EN OVER DE STILTE
We komen nu bij de vraag: waarom niet weer eens veranderen? Wij antwoorden: de Goddelijke Voorzienigheid stelt zelfs dingen van secundair belang vast. Bijvoorbeeld Palestina - Jerusalem - is de plaats van de verlossing door Jezus Christus. Rome is het centrum van de Kerk. Petrus was niet in Rome geboren. Hij kwam naar Rome. Waarom? Het was toen het centrum van het Romeinse Rijk. Dat betekende toen: het centrum van de wereld. Dat is de praktische achtergrond van de verspreiding van het geloof in het Romeinse Rijk; slechts een menselijk gegeven, een historisch iets. Maar het bevindt zich duidelijk binnen de grenzen van de Goddelijke Voorzienigheid. Een overeenkomstig proces kan zelfs bij andere godsdiensten worden gezien. Voor moslims is het oud-Arabisch een dode taal, maar toch blijft het de taal van hun liturgie, van hun cultus. Voor hindoes is dat het Sanskrit. Vanwege de noodzakelijke connectie met het bovennatuurlijke vereist de eredienst een eigen, bijzondere, religieuze taal. Dat mag geen "vulgaire" taal zijn. De concilievaders van Trente wisten donders goed dat de meeste gelovigen die de H. Mis bijwoonden geen Latijn verstonden en ook niet in staat waren tot het lezen van vertalingen. Het waren over het algemeen analfabeten. De concilievaders wisten ook heel goed dat de H. Mis een flink stuk onderricht voor de gelovigen bevat. Niettemin waren ze het totaal niet eens met de protestantse visie, dat het noodzakelijk was de H. Mis uitsluitend in de volkstaal te celebreren. Om te voorzien in onderricht voor de gelovigen verordende het concilie dat het oude gebruik, goedgekeurd door de Heilige Rooms Katholieke Kerk - Moeder en Lerares van alle kerken -overal moest worden gehandhaafd en dat uiterste zorg moest worden gedragen voor de zielen bij het verklaren van het centrale mysterie van de H. Mis. Canon negen bedreigt iedereen met excommunicatie, die bevestigt dat de taal van de H. Mis alleen de volkstaal moet zijn. Het is opmerkelijk, dat het Concilie van Trente zowel in het kapittel als in de canon alleen het exclusieve gebruik van de "vulgaire" taal in de heilige riten verwierp. Aan de andere kant moeten we er -eens te meer -rekening mee houden,dat deze verschillende conciliaire bepalingen geen exclusief disciplinair karakter hebben. Zij zijn gebaseerd op een doctrinaire, theologische fundering waarbij het om het geloof zelf gaat. De redenen voor deze bezorgdheid liggen eerstens in de eerbied die verschuldigd is aan het mysterie van de Ho Mis. Het decreet, dat onmiddellijk volgt betreffende wat in acht moet worden genomen en wat vermeden moet worden bij het opdragen van de H. Mis verklaart: " Oneerbiedigheid kan niet los worden gezien van goddeloosheid". Oneerbiedigheid houdt altijd goddeloosheid in. Daar komt nog bij, dat het concilie de ideeën die in de H. Mis werden uitgedrukt veilig wenste te stellen. En de precisie van de Latijnse taal beschermt en behoedt de inhoud tegen misvattingen en potentiële dwalingen die gebaseerd zijn op taalkundige onnauwkeurigheden.
Om deze reden heeft de Kerk de sacrale taal altijd verdedigd. Zelfs paus Pius XI verklaarde nog nadrukkelijk dat deze taal non vulgaris (niet alledaags) moest zijn. Om dezelfde redenen stelde Canon negen excommunicatie vast voor hen, die zeggen dat de ritus van de Rooms Katholieke Kerk - waarin een gedeelte van de Canon en de consecratiewoorden in stilte worden gezegd - moet worden veroordeeld. Zelfs stilte heeft een theologische achtergrond! Tenslotte: in de eerste canon van het hervormingsdecreet, in de 22ste zitting van het Concilie van Trente, vinden we nog andere bepalingen, die een meer disciplinair karaktér dragen, maar die eveneens het doctrinaire deel completeren - want niets is geschikter om de aanbiddende mens naar een dieper begrip van het mysterie te leiden dan het leven en het voorbeeld van de bedienaren van de eredienst. Deze bedienaren moeten hun leven en hun gedrag hierop vormen en afstellen. Als zij hierop afgestemd zijn, zal dit tot uitdrukking komen in hun kleding, in hen gedrag en in hun manier van spreken. In al deze dingen moeten zijn waardig zijn, bescheiden en religieus. Zij moeten ook de kleinste foutjes angstvallig proberen te vermijden, want in hun geval zouden ze beschouwd worden als zware tekortkomingen. Aldus zouden de superieuren van de heilige bedienaren van hen moeten eisen te leven vanuit de hele traditie van clericaal gedrag zoals dat aan hen eigen behoort te zijn.
DE MIS VAN PlUS V & DE MIS VAN PAULUS V
Nu kunnen we de theologische achtergrond en fundering van de discussies en de bepalingen van het Concilie van Trente met betrekking tot de Ho Mis als het absolute hoogtepunt van de Heilige Liturgie beter begrijpen en beter waarderen. In antwoord op de ernstige uitdaging van het protestantisme kunnen we nu de theologische attractiviteit van de Tridentijnse H. Mis begrijpen; niet alleen voor die speciale historische periode, maar ook als patroon voor de Kerk en voor de liturgiehervorming van na Vaticanum II.
Op de eerste plaats moeten we de juiste betekenis van deze hervorming nader bepalen. Net als in het geval van de Tridentijnse H. Mis leggen wij de nadruk op het belang van een juist begrip van wat men verstond onder de H. Mis van paus Pius V, die de wensen van concilievaders van Trente vervulde. Welnu, we moeten onderstrepen wat moet worden beschouwd als de juiste naam van de Mis van na het Tweede Vaticaans Concilie: de Mis van de naconciliaire liturgische commissie. Een eenvoudige blik op de Constitutie over de Liturgie van Vaticanum II illustreert onmiddellijk dat de wil van het concilie dikwijls niet samenvalt met de wil van de liturgische commissie en dat de wil van de liturgische commissie zelfs evident is tegengesteld aan de wil van het concilie.
We zullen de voornaamste verschillen tussen de twee liturgiehervormingen even kort toetsen evenals hetgeen wij mogen omschrijven met de term "theologische aantrekkelijkheid".
Ten eerste: in het licht van de protestantse ketterij legde de H. Mis van Pius V de nadruk op de centrale waarheid van de H. Mis als offer, gebaseerd op de theologische discussies en specifieke bepalingen van het concilie. De Mis van Paulus VI (zo genoemd omdat de liturgische commissie voor de hervorming na het Tweede Vaticaans Concilie werkte onder de eindverantwoordelijkheid van de paus) legt de nadruk veeleer op het integrale deel van de H. Mis, de communio, met het resultaat dat het Offer is getransformeerd in wat kan worden omschreven als een maaltijd. Het grote belang dat er wordt toegekend aan de lezingen en de preek in de nieuwe Mis, en zelfs de vrijheid die er aan de priester wordt gegeven om privé-toespraakjes te houden en explicaties te geven, is een andere reflectie van wat een aanpassing kan worden genoemd aan de protestantse opvatting van eredienst...
De Franse filosoof Jean Guitton zegt dat paus Paulus VI hem onthulde dat het zijn bedoeling (de bedoeling van de paus) was zoveel mogelijk van de katholieke liturgie met de protestantse eredienst te assimileren. Het is duidelijk, dat het noodzakelijk is de ware betekenis van deze opmerking te verifiëren, want alle officiële verklaringen van Paulus VI - in het bijzonder zijn uitstekende eucharistische encycliek Mysterium Fidei van 1965, uitgegeven voor het einde van het concilie, evenals het Credo van het Volk Gods - tonen zijn absolute orthodoxie. Hoe kunnen we deze aan elkaar tegengestelde dingen nu verklaren? In de loop van deze regels kunnen we proberen de nieuwe plaatsing van het altaar en de priester te begrijpen. Volgens de goed gefundeerde studies van mgr. dr. Klaus Gamber betreffende de positie van het altaar in de oude basilieken van Rome en elders, was het criterium voor de oude positie van het altaar niet, dat het op de vergaderde gelovigen gericht moest staan, maar dat het naar op het oosten georiënteerd moest staan. Het oosten was het symbool voor de rijzende zon van Christus, die aanbeden moest worden. Met de totaal nieuwe positie van het altaar en de priester, die voorheen verboden was, wordt vandaag de H. Mis als een vergadering van de gemeenschap uitgedrukt.
Ten tweede is in de oude liturgie de Canon het centrum van de Mis als Offer. Volgens het getuigenis van het Concilie van Trente gaat de Canon terug tot op de traditie van de apostelen en was substantieel compleet ten tijde van paus Gregorius de Grote, rond het jaar 600. De Rooms Katholieke Kerk heeft nooit andere Canones gehad. Zelfs voor het mysterium fidei in de consecratieformule hebben we expliciet bewijsmateriaal van Innocentius III, ter gelegenheid van de inauguratie van de aartsbisschop van Lyon. Ik weet niet of de meerderheid van de liturgiehervormers van dit feit op de hoogte is. St. Thomas van Aquino rechtvaardigt dit mysterium fidei in een speciaal artikel. En het Concilie van Firenze bevestigde het mysterium fidei in de consecratieformule zeer expliciet.
Welu; dit mysterium fidei werd uit de consecratieformule die de nieuwe liturgie met zich meebracht verwijderd. Waarom? Er is ook toestemming gegeven voor nieuwe Canones. De tweede Canon -die het offerkarakter van de H. Mis niet noemt -waarvan de verdienste is de kortste te zijn, heeft feitelijk overal de oude Romeinse Canon verdrongen. Daarbij is het diepgaande theologische inzicht, dat het Concilie van Trente heeft verschaft, verloren gegaan. Het mysterie van het goddelijk Offer wordt geactualiseerd in iedere ritus, ofschoon op verschillende manieren. De nadruk op het mysterie van het goddelijk Offer werd door het Concilie van Trente in het geval van de Latijnse H. Mis gelegd door de stille lezing van de Canon in het Latijn. Dit werd afgedankt en vervangen door de luide proclamatie van de Canon in de nieuwe Mis.
Ten derde: de hervorming van na Vaticanum II vernietigde of veranderde de betekenis van veel van de rijke symboliek in de liturgie ( ofschoon die in de oosterse riten nog aanwezig is). Het Concilie van Trente vond deze symboliek zo belangrijk dat het er met klem de nadruk op legde... Dit feit werd zelfs door een bekende atheïstische psycho-analyst beklaagd, die het Tweede Vaticaans Concilie omschreef als een "concilie van boekhouders".
DE VULGARISATIE VAN DE H. MIS
Door de liturgiehervorming werd er een theologisch principe volkomen vernietigd, dat zowel door het Concilie van Trente als door het Tweede Vaticaans Concilie werd bekrachtigd na een lange en nuchtere discussie (Ik was er bij en kan bevestigen, dat de duidelijke resoluties van de definitieve tekst van de conciliaire constitutie het opnieuw solide hebben bevestigd). Dat principe is: de Latijnse taal moet in de Latijnse ritus bewaard worden. Evenals bij het Concilie van Trente stonden de concilievaders van Vaticanum II de volkstaal slechts in uitzonderlijke gevallen toe. Maar voor de hervorming van Paulus VI is de uitzondering exclusieve regel geworden. In het licht van het uitsluitende gebruik van de volkstaal, dat door de liturgiehervorming werd geïntroduceerd, kunnen de theologische redenen die door beide concilies voor het vasthouden aan het Latijn in de H. Mis werden opgevoerd, nu gezien worden als gerechtvaardigd. De volkstaal heeft de H. Mis zelfheel dikwijls gevulgariseerd en de vertaling van het Latijnse origineel heeft geleid tot zeer ernstige doctrinaire misverstanden en dwalingen.
Bovendien was de volkstaal vroeger niet toegestaan voor mensen, die niet slechts analfabeet waren, maar ook volkomen van elkaar verschilden. Nu verschillende talen en dialecten in de eredienst kunnen worden gebruikt door katholieken van allerlei stammen en naties, die allemaal dicht op elkaar leven in een steeds kleiner wordende wereld, loopt dit Babel van gemeenschappelijke eredienst uit op het verlies van de uiterlijke eenheid in de wereldwijde Rooms Katholieke Kerk, die ooit verenigd was in één gemeenschappelijke stem. Voorts is het in een aantal gevallen de oorzaak geworden van interne verdeeldheid, zelfs in de Mis zelf, die toch de geest en het centrum moet zijn van uiterlijke en innerlijke harmonie onder katholieken overal ter wereld. Er zijn veel, zeer veel voorbeelden van dit feit van door de volkstaal veroorzaakte onenigheid.
Nog een andere overweging... Vroeger kon iedere priester overal ter wereld de H. Mis opdragen voor alle gemeenschappen; en alle priesters begrepen het Latijn. Ongelukkig genoeg kan vandaag geen enkele priester meer de H. Mis opdragen voor alle mensen, waar ook ter wereld. Wij moeten toegeven dat wij, slechts enkele decennia na de hervorming van de liturgische taal, de mogelijkheid tot het samen bidden en zingen verloren hebben, zelfs bij grote, internationale bijeenkomsten zoals eucharistische congressen of ontmoetingen met de paus, het centrum van de eenheid van de Kerk. Wij kunnen niet langer samen zingen en bidden.
In het licht van het Concilie van Trente moeten we tenslotte het gedrag van de heilige bedienaren ernstig in overweging nemen; het gedrag van de heilige bedienaren wier diepe relatie met hun sacrale ambt het Concilie van Trente zo zeer benadrukte. Correct priesterlijk gedrag, correcte priesterlijke kleding, houding en betrekkingen bemoedigen de mensen na te volgen wat zij zeggen en onderwijzen. Onfortuinlijk genoeg vernietigt het ellendige gedrag van veel priesters het verschil tussen gewijde bedienaar en leek en legt juist de nadruk op het verschil tussen de heilige bedienaar en de a/ter Christus.
Onze beschouwingen samenvattend kunnen we zeggen dat de theologische aantrekkelijkheid van de Tridentijnse H. Mis correspondeert met de theologische onjuistheid van de Mis van na Vaticanum II. Om deze reden moeten de ChristiFideles van de theologische traditie, in een geest van gehoorzaamheid aan hun wettige superieuren, er mee doorgaan om het gerechtvaardigde verlangen en de pastorale voorkeur voor de Tridentijnse H. Mis openbaar te maken.
Kardinaal Stickler zegt waar het op staat
Na zijn conferentie voor Keep the Faith en ChristiFideles in mei van dit jaar in New York beantwoordde Zijne Eminentie Alfons kardinaal Stickler vragen die het publiek aan hem stelde. Er werden sommige behartigenswaardige vragen gesteld, waarop de kardinaal heel directe antwoorden gaf, die werden geregistreerd en gepubliceerd door het Amerikaanse tijdschrift The Latin Mass, in de zomereditie van 1995.
Vraag: Is de Consecratie niet ernstig bedorven, omdat de nieuwe Mis de woorden van Christus verandert - d.w.z. het "pro vobis et pro multis" vertaalt met "voor u en voor allen"?
Kardinaal Stickler: Als een wezenlijk deel, zelfs één woord wordt veranderd, wordt de Consecratie ongeldig. Het probleem van de vertaling van velen in allen is een probleem in bijna iedere taal. Maar wij zien niet in, dat dit een wezenlijke verandering is. Waarom? Omdat ze beide goed zijn, want de verlossing is eigenlijk voor iedereen. Het Offer, de verlossing van Onze Heer, is voor allen. Maar het moet pasklaar gemaakt worden voor iedereen; en niet allen worden gered. Het hangt af van de vrije wil van iedere persoon. We kunnen de verlossing weigeren. Dus eigenlijk, om precies te zijn, is het niet voor allen. Maar de mogelijkheid is er wel voor alle mensen, dus omnes ( allen) kan in de juiste zin worden verstaan.
Natuurlijk moet de vertaling niet worden veranderd, zelfs als de zin wezenlijk onveranderd blijft. Waarom veranderen? Om bij de gelovigen verwarring over de betekenis te laten ontstaan: "Ik ben gered, want iedereen is gered". Zij begrijpen de objectieve mogelijkheid volgens de juiste theologie niet, gered te zijn of niet.
Kunt u de reden verklaren waarom de priester de Canon Missae in stilte moet lezen?
In iedere ritus die het mysterie van het heilig Offer begrijpt en uitdrukt is het absoluut een mysterie. Dus iedere ritus die het mysterie erkent, probeert aan het mysterie uitdrukking te geven. De oosterse riten hebben een wand tussen priester en gelovigen. Het mysterie is veilig.
Wij kennen de afscheiding van gelovigen en priester niet meer; maar de uitdrukking van het mysterie bestaat uit de in stilte gebeden woorden. Als je die hardop gaat uitspreken vulgariseer je de inhoud. Als je de stilte bewaart blijft het in het mysterie verborgen. Daarom was de hele Traditie voor hei in stilte bidden van de Canon. Dat is ook de theologische reden, waarom het Concilie van Trente zei: anathema sit (hij zij in de ban) wie zegt dat de Canon niet in stilte moet worden gereciteerd.
Wat betreft de handcommunie: is dat een disciplinaire zaak of heeft het dogmatische consequenties?
De mensen zeggen dat de pausen niet gedwongen waren de handcommunie toe te staan. Ik kan u een geschiedenis vertellen die dat tegenspreekt.
Toen ik met Benno kardinaal Gut sprak, die in die tijd pre- fect was van de Congregatie voor de Riten, was ik ernstig teleurgesteld door de manier waarop het decreet van het concilie was veranderd door de makers van de hervorming. Ik was peritus (=deskundige) van het concilie voor de liturgische commissie zelf, dus ik wist heel goed wat de bedoeling van de concilievaders was en kende de inhoud van het decreet.
Toen ik de tegenstelling zag tussen het decreet en de hervorming - geen hervorming, maar eigenlijk een verwoesting - gaf ik lucht aan mijn teleurstelling tegenover kardinaal Gut. Na een halfuur zei hij tegen mij: "Pater, ik ben het helemaal met u eens. Maar wij hadden geen bevoegdheid bij het maken van de hervorming, omdat de commissie direct onder de paus stond. De Congregatie voor de Riten werd niet geconsulteerd ".
En kijk eens naar de grove dwaling die uitdrukkelijk door twee kardinalen (Bacci en Ottaviani) onder de aandacht van de paus werd gebracht (zie: Una Voce Brochure nr. 1). Zij identificeerden een volkomen foutieve definitie, een ketterse definitie in de eerste editie van het missaal. De paus veranderde dat, ook omdat het Offer daarin werd gereduceerd tot een vergadering onder voorzitterschap van een priester. De paus wijzigde deze definitie echt compleet. Maar dit is een bewijs, dat de Congregatie voor het Geloof nooit is geconsulteerd.
Kardinaal Gut vertelde me ook: "Op een dag ging ik naar de paus (Paulus VI), en, terwijl ik voor hem neerknielde zei ik tegen hem: "Heilige Vader, sta de handcommunie niet toe, want het zal een gelegenheid zijn, ja zelfs de oorzaak, van vele vergrijpen tegen de heiligheid van het Allerheiligst Sacrament". En de paus zei: "Wees gerust, wees gerust, ik zal het nooit toestaan" ".
Drie maanden later stond hij het toe. Waarom? Omdat de vertegenwoordigers van de bisschoppenconferenties er op stonden, omdat ze de handcommunie al hadden ingevoerd. Om het nu weer af te schaffen, zou tegen hun initiatief zijn. En zo dwongen zij de paus. En de paus legde de verantwoordelijkheid bij de bisschoppen...
Dus eigenlijk werd de paus in dit geval onder druk gezet om deze concessie te doen, omdat de handcommunie al ingeburgerd was door voortijdige ongehoorzaamheid.
Ik constateer in de landen waar de H. Communie op de hand wordt gegeven bijna uitsluitend, zelfs bij kinderen, dat zij onmiddellijk hun totale onbewust zijn manifesteren van wat zij in hun handen houden. Zij maken zelfs grapjes. Het is uitermate storend. Wij moeten bidden dat er aan dit misbruik een einde komt.
Maar ik denk, dat u allemaal heel goed weet, dat paus Johannes Paulus II tegen de handcommunie was. Hij weigerde de handcommunie aan de echtgenote van Giscard d'Estaing (voormalig president van Frankrijk) in Frankrijk; hij gaf de H. Communie aan iedereen op de tong. Toen de H. Vader in Duitsland was gaf hij de Communie ook uitsluitend op de tong.
Toen zeiden de bisschoppen tegen hem: "Waarom weigert u zelf de Communie op de hand te geven? Uw voorganger, Paulus VI, stond het toe. Waarom weigert u het nu weer?" En zo gaf de H. Vader zijn weerstand op. Maar wij moeten er voor bidden, dat Onze Heer onze bisschoppen verlicht - en ook alle anderen -opdat dit misbruik, dat zeker in vele gevallen een oorzaak van ongemanierdheid is en de mensen van de aanbidding wegvoert, wordt afgeschaft.
Zou er een persoonlijke prelatuur voor de Verenigde Staten kunnen worden benoemd om toezicht te houden op de traditionele HH. Missen hier?
Het zou een zeer goede oplossing zijn, maar het zou veel praktische consequenties met zich meebrengen. Weet u, we hebben maar één persoonlijke prelatuur: het Opus Dei. En in de nieuwe codex van het kerkelijk wetboek staat dat de paus de locale bisschoppenconferentie moet consulteren als hij er een wil vestigen -hij is daartoe niet verplicht, maar hij zou het moeten doen -want het is een kwestie van inmenging in de jurisdictie, de locale jurisdictie van de bisschoppen. Ik denk dat geen enkel voorstel van deze aard zou worden geaccepteerd of als positief zou worden beschouwd.
Zou u zo vriendelijk willen zijn ons te bevestigen, in tegenstelling tot alle speculaties in de wereldse pers, dat de H. Vader een goede gezondheid geniet?
Ik moet zeggen, dat de H. Vader geestelijk in uitstekende gezondheid verkeert. Zowel spiritueel als wat betreft zijn intelligentie en zijn bekwaamheid om zijn ambt als paus uit te oefenen.
Toen ik nog actief was ontmoette ik hem erg vaak, maar sinds ik de tachtig ben gepasseerd nog maar eenmaal per jaar, over het algemeen op zijn naamdag, Sint Karol - in november. Hij geeft dan een etentje voor tien of twaalf kardinalen van over de tachtig. Ik was daar al vier keer bij! Afgelopen november was hij ziek, in die zin, dat hij grote moeite had met lopen omdat het nog zo kort na zijn operatie was. En ik denk dat hij niet goed naar zijn dokter luistert. Hij was zeer vastbesloten weer beter te worden. Van zijn laatste ziekte draagt hij nog steeds de zichtbare consequenties.
Maar die zijn niet van invloed op zijn werk. Hij gaat overal naar toe. Bij mijn laatste ontmoeting met hem merkte ik, dat zijn gezicht, zijn manier van spreken en zijn gedrag precies het zelfde waren als tevoren. Alleen als hij loopt zie je... Maar wat de vervulling van zijn ambt als paus betreft kan hij zeker worden beoordeeld als gezond.
Heeft de paus de H. Mis in de oude ritus opgedragen?
Nee. Hij heeft nooit in het openbaar de Mis in de oude ritus opgedragen. Iemand zei me, dat hij privé de Mis volgens de ritus van Trente opdraagt. Dat kan zijn. Maar publiek heeft hij dit nooit gedaan, omdat hij zich goed bewust is van de moeilijkheden die de oude Mis en de nieuwe Mis van zijn voorganger, Paulus VI, veroorzaken. Om deze reden is hij zeer respectvol.
Heeft Paulus VI de oude Mis in feite verboden?
Paus Johannes Paulus II stelde in 1986 twee vragen aan een cornrnissie van negen kardinalen. Ten eerste: verbood paus Paulus VI of enige andere bevoegde autoriteit de huidige wijdverbreide celebratie van de Tridentijnse Mis op wettige wijze? Neen. Hij vroeg uitdrukkelijk aan kardinaal Benelli: " Verbood Paulus VI de oude Mis? " Kardinaal Benelli heeft die vraag nooit beantwoord - geen Ja en geen nee.
Waarom niet? Hij kon niet zeggen: "Ja, die verbood hij". Hij (Paulus VI, red.) kon geen Mis verbieden die geldig was van in den beginne, die de Mis was van duizenden heiligen en gelovigen. Zijn moeilijkheid was, dat hij deze Mis niet kon verbieden, maar tegelijk wilde hij de nieuwe Mis gecelebreerd en geaccepteerd zien. En dus kon hij alleen maar zeggen: "Ik wil dat de nieuwe Mis wordt gecelebreerd". Dit was het antwoord dat alle prinsen op de gestelde vraag gaven. Zij zeiden: de Heilige Vader wenst dat allen de nieuwe Mis volgen.
Het antwoord dat acht van de kardinalen in 1986 gaven was: "Neen, de Mis van 5t. Pius V is nooit verboden". Ik kan dit zeggen: ik was één van die kardinalen. Slechts één was er tegen. Alle andere kardinalen waren voor de vrije toestemming, zodat iedereen de oude Mis kon kiezen. De paus accepteerde dat antwoord, denk ik. Maar, nogmaals, toen sommige bisschoppenconferenties zich bewust werden van het gevaar van deze toestemming, gingen ze naar de paus en zeiden: " Dit mag absoluut niet worden toegestaan, omdat het aanleiding zal geven tot, zelfs de oorzaak zal zijn van een controverse onder de gelovigen ". En toen de paus in kennis had genomen van dit argument, zag hij af van ondertekening van de toestemming. Toch, voor zover het de cornmissie betrof - ik kan uit eigen ervaring spreken - was het antwoord van de overgrote meerderheid positief.
Er was nog een andere, heel interessante vraag: "Kan enige bisschop een priester, welke dan ook, met goed recht verbieden de Tridentijnse H. Mis op te dragen?" De negen kardinalen besloten unaniem, dat geen enkele bisschop een katholiek priester mag verbieden de Tridentijnse H. Mis op te dragen. Er bestaat geen officieel verbod en ik denk dat de paus nooit een officieel verbod zal uitvaardigen. Niet vanwege de woorden van Pius V, die zei dat deze H. Mis voor eeuwig was. Die woorden van Pius V waren gewoon bij een belangrijke beslissing van de paus. Hij zei altijd: "Dit is voor eeuwig geldig". Maar het decreet van de paus waarmee hij de Tridentijnse H. Mis promulgeerde was geen theologische verklaring, noch een dogmatische. Daarom zou het door zijn opvolgers ook kunnen worden gewijzigd...
In Italië zegt men wel, dat de ene paus een bul uitvaardigt, die de andere weer intrekt. Dat wil zeggen, dat hij de beschikking van zijn voorganger kan veranderen als het geen dogmatische was. Indien het voortdurend herhaald wordt en het is een kwestie van geloof of zeden, dan is het praktisch onmogelijk te veranderen. De reden dat paus Paulus VI zijn standpunt m.b.t. contraceptie en voorbehoedmiddelen wijzigde was de herhaling. De paus was eerst voor de pil... Hij was voor het gebruik van voorbehoedmiddelen. En toen wijzigde hij zijn standpunt, omdat de minderheid haarfijn bewees, dat concilies en pausen zich daar expliciet en bij herhaling tegen hadden uitgesproken. En zo zei hij: " Dit is praktisch " - niet dogmatisch - "onhervormbaar". Al deze belangrijke dingen zouden kunnen worden veranderd, maar zullen en kunnen in de praktijk niet worden veranderd. Alleen als het een duidelijk dogmatische verklaring betreft kan de paus geen veranderingen aanbrengen. Dus wat moeten we nu denken van een bisschop die de Mis verbiedt aan één priester of aan een heel diocees? Men moet zich realiseren, dat een bisschop de enige is, die verantwoordelijk is voor zijn bisdom. Bisschoppen hebben geen jurisdictie over hun collega's. Een bisschop kan in zijn diocees, voor zijn bisdom en zijn ondergeschikten, argumenten zoeken om het te verbieden. Hij kan zeggen: "Dit verstoort de vrede in mijn bisdom". Het is noodzakelijk op te merken, dat het privilege [om de oude Mis te lezen onder het pauselijk indult van 1984] is gegeven aan de bisschoppen, niet aan de gelovigen. Een bisschop kan dus al of geen gebruik maken van dit privilege. Het is zijn eigen verantwoording voor God als hij het voorrecht niet gebruikt, want de paus wenst dat het gebruikt wordt. Maar anderen kunnen zich niet op de plicht van de bisschop beroepen, omdat de bisschop de enige verantwoordelijke is voor de paus en voor God.
Natuurlijk moet een goede bisschop -hij is dat zelfs verplicht -zich onderwerpen als de paus als zijn duidelijke wens te kennen heeft gegeven dat het privilege wordt gebruikt. Toch staat het een bisschop vrij dit niet te doen...
Er is ook nog een overweging van algemene aard, die ik aan u wil overbrengen. Iedere paus heeft zijn eigen karakter. En iedere bisschop heeft zijn eigen karakter. Niemand kan, als hij bisschop wordt, of paus, zijn karakter veranderen -alleen Onze Heer, en in het algemeen doet Hij dit niet. Hij respecteert het karakter dat Hij hem zelf, van nature, gegeven heeft. Daarom kunnen we dus niet verwachten dat een bisschop, die tevoren een sterke man was, nu ineens een heel slappe man zal worden. Als hij tevoren een slappe man was, kan hij niet ineens een sterke worden.
Hetzelfde geldt voor de paus. En deze paus huldigt dit principe: zich niet met de bisschoppen te bemoeien, niet tussenbeide te komen, of het moet echt hard nodig zijn. Dat wil zeggen: als hij het nodig oordeelt. Indien hij het niet nodig oordeelt, zal hij afzien van directe bevelen aan de bisschoppen. Hij adviseert, dringt aan, maar alleen wanneer hij het een geestelijke noodzaak oordeelt, waar zijn eigen ambt als paus bij betrokken is. Een voorbeeld van dat laatste was de kwestie van Commissie Ecclesia Dei, toen de gelovigen een bredere permissie vroegen voor de traditionele Mis. Toen heeft de prefect van de commissie aan de paus gevraagd of hij de bisschoppen zou bevelen het privilege te gebruiken. De paus antwoordde dat hij alles zou doen wat hij kon om hen over te halen, ...maar hij zei dat hij hen nooit zou bevelen... Hij wil hen overhalen, maar niet bevelen.
Dit is dus een kwestie, zoals ik al heb gezegd, van het mysterie van de door God aan menselijke schepselen met al hun moeilijkheden gegeven macht; de fouten die ze kunnen maken enz. Wij moeten er rekening mee houden, dat de gezagsdragers in de Kerk, zelfs als bisschop of paus, of andere vertegenwoordiger van Onze Heer, menselijke schepselen blijven.