SACROSANCTUM CONSILIUM
De Constitutie over
de Heilige Liturgie nader beschouwd
INLEIDING
Bij gelegenheid van de tiende verjaardag van het motu Proprio "ECCLESIA DEI" in 1998 sprak Joseph Kardinaal Ratzinger tot een menigte van ruim 3000 pelgrims onder andere de volgende woorden:
"/...../
Het is goed om hier in herinnering te brengen wat Kardinaal Newman
waarnam, dat de Kerk in haar gehele geschiedenis nimmer orthodoxe
liturgische vormen, die van de Geest van de Kerk vervreemd zouden
zijn, heeft afgeschaft, noch verboden. Een orthodoxe liturgie, om zo
te zeggen, een die het ware geloof uitdrukt, is nooit een
samenvoeging, gemaakt volgens pragmatische criteria van verschillende
ceremonies, die men op een positivistische en willekeurige manier
toepast, vandaag op de ene manier en morgen op een andere wijze.
De
orthodoxe vormen van een ritus zijn levende werkelijkheden, die
voortkomen uit een dialoog van liefde tussen de Kerk en haar Heer.
Zij zijn uitdrukkingen van het leven van de Kerk, waarin het geloof,
het gebed en het leven zelf van hele generaties samengebracht worden,
en die in speciale vormen, zowel het handelen van God als het
antwoord van de mens doen samengaan.
Zulke
ritussen kunnen uitsterven als degenen die ze gedurende een bepaalde
periode hebben gebruikt zouden verdwijnen, of als de
levensomstandigheden van diezelfde mensen zouden veranderen. De
autoriteit van de Kerk heeft de macht om het gebruik van zulke
ritussen te bepalen en te beperken, los van historische
omstandigheden, maar ze zal ze niet eenvoudigweg verbieden.
Aldus
gaf het Concilie opdracht de liturgische boeken te herzien, maar het
verbood niet de vroegere boeken. Het criterium dat het Concilie
vaststelde is zowel veel breder als veeleisend en het nodigt ons
allen uit tot zelfkritiek! We zullen op dit punt terugkomen.
/...../"
respectievelijk
"/...../
Toen,
enige jaren geleden, iemand "een nieuwe liturgische beweging"
voorstelde om zo te vermijden dat de twee vormen van de liturgie
teveel van elkaar zouden gaan verschillen, en met de bedoeling hun
nauwe overeenkomst naar voren te brengen, gaven op dat moment enige
vrienden van de oude liturgie hun vrees te kennen dat dit alleen een
listige strategie zou zijn met de bedoeling om de oude liturgie
uiteindelijk totaal te elimineren. Zulk een bezorgdheid en angst
moeten afgelopen zijn! Wanneer de eenheid van geloof en eenheid van
het mysterie duidelijk blijken binnen de twee vormen van celebreren,
kan dat voor iedereen slechts een reden tot vreugde zijn en om de
goede God te danken.
/...../"
Deze
woorden van Josef Kardinaal Ratzinger, prefect van de congregatie
voor Geloofsleer bevestigen niet alleen datgene dat door de Una Voce
beweging over de wereld vanaf haar oprichting is nagestreefd: het
vrij gebruik van de Misale Romanum (uitgave 1962). Zij houden tevens
een soort uitdaging in.
Enerzijds
dient van uit de soms felle welles-nietes discussies, die van beide
zijden vaak op veel onbegrip en/of onwil waren gebaseerd, en de
maatregelen waarmee het streven van de Una Voce bewegingen wereldwijd
door de vele bisschoppen, clerici en gelovigen tegemoet werden
getreden, begrip te worden opgebracht voor de afwijzende houding van
de "enige vrienden van de oude liturgie" ten aanzien van
het voorstel om via "een nieuwe liturgische beweging" te
komen tot een overbrugging van de verschillen tussen de twee vormen
van de liturgie.
Anderzijds
ligt deze uitdaging, geopperd door de prefect van de congregatie voor
de Geloofsleer, hierin dat hier niet zonder meer uit angst mag worden
gereageerd om op grond daarvan dit voorstel af te wijzen. Terecht zal
een dergelijke uitdaging met de grootste voorzichtigheid en
zorgvuldigheid moeten worden aangegaan.
Uitgaande
van de huidige situatie lijkt het zinvol allereerst na te gaan hoe
het tot zulk een confrontatie kon komen. Een confrontatie tussen een
Liturgie, die meer dan drie eeuwen geleden in opdracht van het
Concilie van Trente plechig is bekrachtigd en waarvan de eigenlijke
vorm zeker teruggaat tot voor de tijd van Paus Gregorius de Grote, en
een Liturgie, die uitgaande van de voorgenoemde Liturgie, volgens de
door het 2e Vaticaanse Concilie genoemde regels
(Sacrosanctum Consilium) vernieuwd diende te worden.
Bij zo'n
studie dienen zowel de Liturgie, die door Paus Pius V in opdracht van
het Concilie van Trente is bekrachtigd en laatstelijk nog bevestigd
door het Kerkelijk Magisterium in de uitgave van 1962 als het
nauwelijks een jaar later door het 2e Vaticaans Concilie
uitgevaardigde document Sacrosanctum Consilium dat als zodanig
eveneens door het Kerkelijk Magisterium is bevestigd als
uitgangspunten te worden genomen.
Omdat
de meest voor de hand liggende oorzaak van deze confrontatie lijkt te
liggen in de interpretatie en uitvoering van de besluiten van het
Concilie volgt hieronder een beknopte beschouwing van de algemene
inleiding van het document Sacrosanctum Consilium. Evenzo is als
voorbeeld aan de hand van een vergelijking tussen de Offertoria van
de Misaals uit resp. 1962 en 1969 geillustreerd tot welke verschillen
de gehanteerde interpratie heeft kunnen leiden. Vervolgens is via een
globale toetsing aan de hand van de in de algemene inleiding van de
Sacrosanctum Consilium gegeven algemene regels een voorstel voor een
verdere aanpak van de door Jozef Kardinaal Ratzinger voorgestelde
'Reform of the reform'.
SACROSANCTUM CONSILIUM
Hieronder de tekst van de algemene inleiding van de 'Sacrosanctum Consilium" (vertaling: 'Constituties & Decreten van het 2e Vaticaans oecumenisch concilie', Katholiek Archief, 1967):
- Het Heilig Concilie stelt zich tot doel het Christelijk leven onder de gelovigen steeds meer te doen toenemen, die instellingen welke voor veranderingen vatbaar zijn beter aan te passen aan de behoeften van onze tijd, te bevorderen, wat kan bijdragen tot de eenheid van allen die in Christus geloven, en te versterken, wat dienstig is om allen tot de schoot van de Kerk te roepen. Daarom is het van oordeel, dat het meer in het bijzonder ook tot zijn taak behoort te zorgen voor de vernieuwing en de bevordering van de liturgie.
- Door de liturgie wordt immers 'het werk van onze verlossing voltrokken', vooral in het heilig offer van de Eucharistie. Zij draagt er in de hoogste mate toe bij, dat het leven van de gelovigen uitdrukking en openbaring wordt van het Christus-mysterie en van de eigenlijke aard van de ware Kerk, aan welke het eigen is tegelijk menselijk en goddelijk te zijn, zichtbaar en vervuld van onzichtbare werkelijkheden, opgaande in het werk en vrij voor de beschouwing, in de wereld aanwezig en toch op pelgrimstocht; en wel zo dat in haar het menselijke in ondergeschiktheid gericht is op het goddelijke, het zichtbare op het onzichtbare, het werken op het beschouwen, het heden op de toekomstige stad waarnaar wij zoeken. Vandaar dat de liturgie de huisgenoten dagelijks opbouwt tot een heilige tempel in de Heer, tot een woonstede van God in de Geest, tot aan de maat die de volheid van de Christus past. Tegelijk versterkt zij op treffende wijze hun krachten voor de verkondiging van Christus en zo toont zij aan hen die buiten staan de Kerk als een teken dat onder de volkeren is opgericht, want onder dit teken moeten de verstrooide kinderen van God worden samengebracht, totdat het wordt: een kudde, een herder.
- Daarom is het heilig concilie van oordeel, dat het nodig is ten aanzien van de bevordering en vernieuwing van de liturgie de volgende beginselen in herinnering te brengen en de volgende richtlijnen voor de praktijk vast te stellen. Onder deze beginselen en richtlijnen zijn er die zowel op de romeinse ritus als op alle andere titussen kunnen en moeten worden toegepast; maar de richtlijnen voor de praktijk die hier volgen, moeten zo volstaan worden, dat zij alleen op de romeinse ritus betrekking hebben, tenzij het gaat om punten die uit de aard der zaak ook de andere ritussen raken.
- In getrouwheid aan de traditie verklaart het heilig concilie tenslotte, dat de heilige moeder de Kerk alle wettig erkende ritussen als gelijkgerechtigd en als even eerbiedwaardig beschouwt en dat zij voor de toekomst wil, dat deze behouden en in alle opzichten bevorderd worden; en het wenst, dat zij, waar dit nodig is, op verantwoorde wijze in heel hun omvang volgens de geest van een gezonde traditie worden herzien en, overeenkomstig de huidige omstandigheden en behoeften, met nieuwe levenskracht worden uitgerust.
In deze algemene inleiding, die samenvattend van aard is, geven de Concilie-vaders aan dat zij buitengewone redenen hebben voor een vernieuwing van de Liturgie van de H.Mis (SC1). Vervolgens duiden zij op de buitengewone plaats van de H.Liturgie in het leven van de H.Kerk (SC2), waaruit volgt dat deze vernieuwing aan bepaalde principes, praktische normen en richtlijnen onderhevig dienen te zijn (SC3). Tot slot worden twee algemene regels voor de voorgenomen vernieuwing gegeven (SC4).
- In getrouwheid aan de traditie verklaarde het Heilig Concilie, dat de Heilige Moeder de Kerk alle wettig erkende ritussen als gelijkgerechtigd en als even eerbiedwaardig beschouwt en dat zij voor de toekomst wil, dat deze behouden en in alle opzichten bevorderd worden
- Dat zij, waar dit nodig is, op verantwoorde wijze in heel hun omvang volgens de geest van een gezonde traditie worden herzien en, overeenkomstig de huidige omstandigheden en behoeften, met nieuwe levenskracht worden uitgerust.
Aldus de door de Concilie-vaders opgestelde algemene regels. Regels, die in de verschillende hoofdstukken van dit concilie-document nader worden geprecisieerd.
VERGELIJKING OFFERTORIA
Zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van de Novus Ordo Missae wordt onderstaand aan de hand van een vergelijking tussen de teksten van het Offertorium van de Missale Romanum 1962 en de Novus Ordo Missae uit 1969 een korte kritische beschouwing gegeven met betrekking tot in hoeverre de bovenstaande algemene regels zijn geëffectueerd.
Offertorium volgens Missale Romanum 1962 (uitgave Gooi en Sticht) | Offertorium volgens Novus Ordo Missae 1969 (uitgave Vereniging voor Latijnse Liturgie) | |||
- | Terwijl de priester de gaven van brood en wijn toebereidt, zingt het koor het OFFERTORIUM. | Toebereiding van de offergave en offerande. | ||
P |
<1> Suscipe, sancte Pater, omnipotens aeterne Deus, hanc immaculatam
hostiam, quam ego indignus famulus tuus offero tibi, Deo meo vivo
et vero, pro innumerabilibus peccatis, et offensionibus, et
negligentiis meis, et pro omnibus circumstantibus, sed et pro
omnibus fidelibus christianis vivis atque defunctis: ut mihi, et
illis proficiat ad salutem in vitam aeternam. Amen. |
<1> Aanvaard, heilige Vader, almachtige eeuwige God, deze smetteloze
offerande, die ik, uw onwaardige dienaar, U opdraag, mijn levende
en waarachtige God, voor alle ontelbare zonden, overtredingen en
nalatigheden, en voor alle omstanders, alsmede voor alle gelovige
christenen, levenden en doden: opdat zij mij en hun strekke tot
heil voor het eeuwige leven. Amen |
<1> Benedictus es, Domine, Deus universi, quia de tua largitate
accepimus panem, quem tibi offerimus, fructum terrae et operis
manuum hominum, ex quo nobis fiet panis vitae. (Benedictus Deus in saecula) |
<1> Gezegend zijt Gij God, Heer van al wat leeft. Uit Uw milde hand
hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van
de aarde, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot brood
van eeuwig leven. (Gezegend zijt Gij, God, in alle eeuwen) |
P |
<2> Deus, qui humanae substantiae dignitatem mirabiliter condidisti,
et mirabilius reformasti: da nobis per hujus aquae et vini
mysterium, ejus divinitatis esse consortes, qui
humanitatis nostrae fieri dignatus est particeps, Jesus Christus
Filius tuus Dominus noster: Qui tecum vivit et regnat in unitate
Spiritus Sancti Deus: per omnia saecula saeculorum. Amen |
<2> God, die de waardigheid der menselijke natuur wonderbaar hebt
geschapen en nog wonderbaarlijker hebt hersteld; geef ons door
dit zinnebeeld van water en wijn deelgenoot te worden aan de
Godheid van Hem, die Zich gewaardigd heeft onze mensheid te
delen, Jesus Christus uw Zoon, onze Heer, die met u leeft en
heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle
eeuwen der eeuwen. Amen |
<2> Per huius aquae et vini mysterium eius efficiamur divinitatis consortes, qui humanitatis nostrae fieri dignatus est particeps | <2> Water en wijn worden een. Gij deelt ons menszijn en neemt ons op in uw goddelijk leven |
P |
<3> Offerimus tibi, Domine, calicem salutaris tuam deprecantes
clementiam: ut in conspectu divinae majestatis tuae, pro nostra
et totius mundi salute cum odore suavitatis ascendat. Amen |
<3> Wij offeren U, o Heer, de kelk des heils, en smeken uw
goedertierenheid: dat hij voor het aanschijn van uw goddelijke
Majesteit, tot heil van ons en van de gehele wereld, in zoete
geur moge opstijgen. Amen |
<3> Benedictus es, Domine, Deus universi, quia de tua largitate
accepimus vinum, quod tibi offerimus, fructum vitis et operis
manuum hominum, ex quo nobis fiet potus spiritalis (Benedictus Deus in saecula) |
<3> Gezegend zijt Gij God, Heer van al wat leeft. Uit uw milde hand
hebben wij de beker ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van
de wijngaard, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot
bron van eeuwig leven (Gezegend zijt Gij, God in alle eeuwen) |
P | <4> In spiritu humilitatis, et in animo contrito suscipiamur a te, Domine, et sic fiat sacrificum nostrum in conspectu tuo hodie, ut placeat tibi, Domine Deus. | <4> Dat wij, Heer, in geest van ootmoed en met een berouwvol hart door U worden aangenomen; en moge ons offer heden voor uw aanschijn zo worden voltrokken, dat het U behage, Heer God. | <4> In spiritu humilitatis et in animo contrito suscipiamur a te Domine; et sic fiat sacrificium nostrum in conspectu tuo hodie, ut placeat tibi, Domine Deus | <4> In het besef van onze onmacht en onze schuld vragen wij dat onze offerande voor U aanvaardbaar wordt en wij genade vinden in uw ogen |
P | <5> Veni, Sanctificator omnipotens aeterne Deus: et bene dic hoc sacrificum tuo sancto nomini praeparatum. | <5> Kom, Heiligmaker, almachtige eeuwige God, en zegen dit offer, dat uw heilige Naam is bereid. | <5>' | <5> |
- | In de missen met assistentie van diaken en subdiaken legt de priester vervolgens wierook in het wierookvat en spreekt er devolgende zegen over uit | Hier vindt eventueel bewieroking plaats van de offergave, altaar, celebrant en gelovigen | ||
P |
<6> Per intercessionem beati Michaelis Archangeli, stantis a dextris
altaris incensi, et omnium electorum suorum, incensum istud
dignetur Dominus benedicere, et in odorem suavitatis accipere.
Per Christum Dominum nostrum Amen. |
<6>Door de voorspraak van den heiligen aartsengel Michaël, die staat
aan de rechterzijde van het reukaltaar, en van al zijn
uitverkorenen, gewaardige de Heer Zich deze wierook te ze(+)genen
en tot een zoete geur aan te nemen. Door Christus onze Heer Amen |
<6> | <6> |
- | Hij bewierookt de offergaven en zegt: | - | ||
P | <7> Incensum istud a te benedictum, ascendat ad te, Domine, et descendat super nos misericordia tua. | <7> Deze wierook, door U gezegend, stijge tot U op, o Heer; en uw ontferming dale over ons neder. | <7> | <7> |
- | terwijl de priester het altaar bewierookt, bidt hij de volgende verzen van psalm 140: | - | ||
P | <8> Dirigatur, Domine, oratio mea sicut incensum in conspectu tuo: elevatio manuum mearum sacrificium vespertinum. Pone, Domine, custodiam ori meo, et ostium circumstantiae labiis meis : ut non declinet cor meum in verba malitiae, ad excusandas excusationes in peccatis. | <8> Stijge, Heer, mijn gebed als wierook voor uw aangezicht; het heffen van mijn handen als een avondoffer. Plaats, Heer, een wacht bij mijn mond, en een poort ter omschansing van mijn lippen; opdat mijn hart niet neige tot woorden van boodheid, om verontschuldiging te zoeken voor mijn zonden. | <8> | <8> |
- | Hij geeft het wierookvat terug aan de diaken | - | ||
P |
<9> Accendat in nobis Dominus ignem sui amoris, et flammam aeternae
caritatis. Amen. |
<9> Ontsteke in ons de Heer het vuur van zijn liefde, en de vlam van
eeuwig beminnen Amen. |
<9> | <9> |
- | De diaken bewierookt de priester, de subdiaken en de aanwezige geestelijkheid. De diaken en het volk worden vervolgens bewierookt door de wierookdrager | - | ||
- | Aan de epistelzijde van het altaar wast de priester de handen en bidt daarbij psalm 25, 6-12: | Daarna wast de priester zijn handen en bid in stilte | ||
P |
<10> Lavabo inter innocentes manus meas: et circumdabo altare tuum,
Domine. Ut audiam vocem laudis: et enarrem universa mirabila tua. Domine, dilexi decorem domus tuae: et locum habitationis gloriae tuae. Ne perdas cum impiis, Deus animam meam: et cum viris sanguinum vitam meam: In quorum manibus iniquitates sunt: dextera eorum repleta est muneribus. Ego autem in innocentia mea ingressus sum: redime me, et miserere mei. Pes meus stetit in directo: in ecclesiis benedicam te, Domine. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc, et semper: et in saecula saeculorum. Amen. |
<10> Met de onschuldigen was ik mijn handen, en ga rond uw altaar,
Heer; Om een stem van lof te doen horen,en al uw wonderen te verkondigen. Heer, ik bemin de luister van uw huis,en de woonplaats van uw heerlijkheid. Verderf niet, o God, mijn ziel met die van de zondaars, en mijn leven met dat van mensen die bloed vergieten; Wier handen vol zijn van misdaad, wier rechterhand gevuld is met geschenken. Maar ik wandel in onschuld; red mij, en wees mij genadig, Mijn voet staat op de effenweg; in de bijeenkomsten, Heer, zal ik U loven. Ere aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
<10> Lava me, Domine, ab iniquitate mea, and ut placeat tibi, | <10> Neem alle schuld van ons af, Heer, maak ons vrij van ongerechtigheid |
- | Gebogen voor het midden van het altaar bidt de priester het volgende gebed | - | ||
P |
<11> Suscipe sancta Trinitas, hanc oblationem, quam tibi offerimus ob
memoriam passionis, resurrectionis, et ascensionis Jesu Christi
Domini nostri: et in honorem beatae Mariae semper Virginis, et
beati Joannis Baptistae, et sanctorum Apostolorum Petri et Pauli,
et istorum, et omnium Sanctorum: ut illis proficiat ad honorem,
nobis autem ad salutem: et illi pro nobis intercedere dignentur
in caelis, quorum memoriam agimus in terris. Per
eumdem Christum Dominum nostrum. Amen |
<11> Aanvaard, Heilige Drievuldigheid, deze offerande, die wij U
opdragen tot herdenking van het lijden, de verrijzenis en de
hemelvaart van onzen Heer Jezus Christus; en ter ere van de
heilige Maria altijd Maagd, den heiligen Joannes den Doper, de
heilige apostelen Petrus en Paulus, van deze en alle heiligen;
opdat zij hun strekke tot eer en ons tot heil moge strekken, en
opdat zij, wier gedachtenis wij vieren op aarde, zich gewaardigen
in de hemel onze voorsprekers te zijn. Door denzelfden Christus
onze Heer. Amen |
<11> | <11> |
- | De priester wendt zich tot de omstanders en nodigt hen uit met hem het laatste gebed van de offerande te bidden | - | ||
P | <12> Orate fratres, et meum ac vestrum sacrificium acceptabile fiat apud Deum Patrem omnipotentem. | <12> Bidt, broeders, dat mijn en uw offer welgevallig zij aan God den Vader almachtig. | <12> Orate fratres, et meum ac vestrum sacrificium acceptabile fiat apud Deum Patrem omnipotentem. | <12> Bidt, broeders en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God, de almachtige Vader. |
S | <13> Suscipiat Dominus sacrificium de manibus tuis ad laudem et gloriam nominis sui, ad utilitatem quoque nostram, totiusque Ecclesiae suae sanctae. | <13> Moge de Heer het offer uit uw handen aannemen tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige Kerk. | <13> Suscipiat Dominus sacrificium de manibus tuis ad laudem et gloriam nominis sui, ad utilitatem quoque nostram, totiusque Ecclesiae suae sanctae. | <13> Moge de Heer het offer uit uw handen aannemen tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige Kerk. |
Buiten het feit dat bij de Novus Ordo Missae aan het begin van de Liturgie de voetgebeden zijn verdwenen, heeft zoals uit bovengestaande vergelijking blijkt ook het offertorium een totale gedaante verandering gekregen. Zo blijken de gebeden <5>, <6>, <7>, <8>, <9> en <11> te zijn vervallen, terwijl de gebeden <1>, <2>, <3> en <10> drastisch zijn gewijzigd. Alleen de gebeden <4>, <12> en <13> zijn onveranderd gebleven, althans in het latijn. Gebed <4>, die in het latijn onveranderd is gebleven is, heeft als vertaling echter een geheel andere, lees dubbelzinnige inhoud gekregen.
ad <1>
In vergelijking tot de Missale Romanum 1962 is dit gebed in de Novus Ordo Missae van 1969 geheel veranderd:
Aanvaard, heilige Vader, almachtige eeuwige God, deze smetteloze offerande, die ik, uw onwaardige dienaar, U opdraag, mijn levende en waarachtige God, voor alle ontelbare zonden, overtredingen en nalatigheden, en voor alle omstanders, alsmede voor alle gelovige christenen, levenden en doden: opdat zij mij en hun strekke tot heil voor het eeuwige leven. | Gezegend zijt Gij God, Heer van al wat leeft. Uit Uw milde hand hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot brood van eeuwig leven. |
Terwijl in de tekst van de Missale Romanum op nederige wijze aan God de Vader
gevraagd wordt of Hij deze smetteloze offerande wil aanvaarden voor
onze zonden en tot ons heil, wordt in de Novus Ordo Missae gesproken
over het opdragen van 'de vrucht van de aarde en het werk van onze
handen'. Hier kan worden afgevraagd of met 'de vrucht van de aarde en
het werk van onze handen' hetzelfde moet worden verstaan als met
'deze smetteloze offerande' uit de Misale Romanum.
Gezien
het ontbreken van een expliciete uitdrukking van deze identiteit kan
de tekst volgens de Novus Ordo Missae op meerdere wijze worden
uitgelegd. Daarbij vormt met name de dubbelzinnige uitdrukking 'de
vrucht van de aarde en het werk van onze handen' een gevaar voor een
verkeerd verstaan. Wat is bijvoorbeeld 'het werk van onze handen'?
Wie zijn wij dat wij ons daarop roemen? Als wij ergens op hebben te
roemen, dan zou dit de genade Gods moeten zijn die wij om niets
hebben mogen ontvangen en waarvan 'de werken van onze handen' slechts
de vruchten zijn. Binnen een juiste context zal deze frase weliswaar
op zijn juiste meritus worden beoordeeld, doch zij sluit helaas niet
uit dat zij ook op een andere, hoogmoedige wijze kan worden verstaan.
Dit ligt in het Misale Romanum geheel anders. Hier wordt concreet
verwezen naar het Eucharistisch Offer dat straks tijdens de
Consecratie plaats vindt, en dat op generlei wijze 'een vrucht is van
de aarde en werk van onze handen' is.
Dit
gebed heeft hierdoor in de Novus Ordo Missae een totaal andere
strekking gekregen dan het heeft in de Missale Romanum van 1962.
ad <2>
Dit gebed is in de Novus Ordo Missae van 1969 zodanig ingeperkt ten opzichte van de Missale Romanum van 1962, dat gevaar bestaat voor een verkeerde strekking van dit gebed. Iets dat bovendien nog eens wordt benadrukt door de vertaling van het gedeelte van het gebed dat nagenoeg gelijk is gebleven:
God, die de waardigheid der menselijke natuur wonderbaar hebt geschapen en nog wonderbaarlijker hebt hersteld; geef ons door dit zinnebeeld van water en wijn deelgenoot te worden aan de Godheid van Hem, die Zich gewaardigd heeft onze mensheid te delen, Jesus Christus uw Zoon, onze Heer, die met u leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. | Water en wijn worden een. Gij deelt ons menszijn en neemt ons op in uw goddelijk leven |
Dit gebed geeft in de Missale Romanum een beknopt overzicht van de heilsleer: het mysterie van schepping van de mens, de verlossing en het eeuwig leven. Deze context is in de Novus Ordo Missae achterwege gelaten.In de oorspronkelijke latijnse tekst van beide missaals wordt gesproken over 'het mysterie van water en wijn'(Per huius aquae et vini mysterium). Dit wordt in de Novus Ordo Missae vertaald door 'water en wijn worden een'. Niet dat 'de eenwording van water en wijn' geen mysterie zou inhouden, integendeel. Doch, door deze frase als zodanig te vertalen wordt 'het mysterie van water en wijn', hier tot een enkele interpretatie beperkt en het werkelijke mysterie verengd.
ad <3>
Dit gebed heeft in de Novus Ordo Missae van 1969 een andere strekking verkregen dan het heeft in de Missale Romanum van 1962:
Wij offeren U, o Heer, de kelk des heils, en smeken uw goedertierenheid: dat hij voor het aanschijn van uw goddelijke Majesteit, tot heil van ons en van de gehele wereld, in zoete geur moge opstijgen. | Gezegend zijt Gij God, Heer van al wat leeft. Uit uw milde hand hebben wij de beker ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de wijngaard, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot bron van eeuwig leven |
Voor dit gebed geldt voor de uitdrukking 'het werk van onze handen' hetzelfde commentaar als reeds bij ad <1> is gegeven.
ad <4>
Dit gebed dat in het Latijn voor beide missaals hetzelfde is verkrijgt door de vertaling in de volkstaal in de Novus Ordo Missae een geheel andere strekking. De vertaling bij de Novus Ordo Missae wijkt af van de oorspronkelijke tekst in het Latijn:
Dat wij, Heer, in geest van ootmoed en met een berouwvol hart door U worden aangenomen; en moge ons offer heden voor uw aanschijn zo worden voltrokken, dat het U behage, Heer God. | In het besef van onze onmacht en onze schuld vragen wij dat onze offerande voor U aanvaardbaar wordt en wij genade vinden in uw ogen. |
Terwijl vertaling van de Novus Ordo Missae van 1969 spreekt van 'het besef van onze onmacht en van onze schuld', spreekt zowel de Latijnse tekst als de vertaling volgens de Missale Romanum 1962 over respectievelijk over 'in geest van ootmoedigheid en met een berouwvol hart'. Terwijl voor dit laatste een besef van onmacht en van onze schuld een vereiste is, zijn beiden uitdrukkingen echter niet identiek. Het besef van onmacht kan zowel uitmonden in een geest van ootmoedigheid, zoals in het Missale Romanum is weergegeven, doch ook in een geest van haat en woede. Evenzo kan het besef van schuld zowel uitmonden in een berouwvol hart, doch het men kan zich ook in zo'n situatie volharden en geen enkele vorm van berouw tonen. Met andere woorden de originele Latijnse tekst is omvattender en meer diepgaand dan de Nederlandse vertaling van de Novus Ordo Missae, die het een en ander open laat of voorondersteld.
ad <5>
Dit gebed ontbreekt in de Novus Ordo Missae:
Kom, Heiligmaker, almachtige eeuwige God, en zegen dit offer, dat uw heilige Naam is bereid. | - |
Waarom? Wat is de meerwaarde om deze aanroeping tot de Heiligmaker weg te laten?
ad <6>, <7>, <8>, <9> en <11>
Ten aanzien van het verdwijnen van de gebeden <6> t/m <9> tijdens de bewieroking kan worden afgevraagd waar de meerwaarde ligt van het weglaten van de gebeden tijdens de bewieroking. Is het niet eerder zo dat door het achterwege laten van de gebeden, de intentie, waartoe de bewieroking plaatsvindt, feitelijk niet wordt uitgesproken, waardoor een toehoorder deze voor zichzelf moet invullen en de juiste intentie, zoals die in het Missale Romanum 1962 beschreven staat, dient te vooronderstellen. Een bron voor misverstanden.
ad <12> en <13>
Deze gebeden, die in de Missale Romanum met luide stem door de priester wordt gebeden en door het volk beantwoord zijn ook in de Novus Ordo Missae duidelijk herkenbaar behouden gebleven
CONCLUSIE
Uit bovenstaande beschouwing kan worden geconstateerd dat van de dertien
gebeden van het Offertorium er slechts drie gelijk zijn gebleven,
waarbij een van deze drie gebeden in de volkstaal zelfs op meerdere
wijzen kan worden uitgelegd. Een zestal gebeden zijn weggelaten,
terwijl de overige vier gebeden niet alleen drastisch zijn ingekort
maar ook zijn gewijzigd. Gezien deze drastische wijzigingen kan met
redenen worden afgevraagd of hier een toetsing aan de twee algemene
regels heroverwogen dient te worden. Is hier inderdaad sprake van een
zorgvuldige en overwogen afweging van noodzaak en behoefte in het
licht van de Traditie. Dit vooral omdat de Liturgie, zoals deze in de
Missale Romanum onder leiding van de Heilige Geest op organische
wijze door alle eeuwen heen in de Traditie van de H. Kerk is
gegroeid, zelfs nog in 1962 door het Magisterium is bevestigd, één jaar voor de uitgave van de Sacrosanctorum
Consilium.
Derhalve
lijkt hier de vraag gerechtvaardigd of de Concilie-vaders met het
document Sacrosanctum Consilium de uitwerking zoals deze in de Novus
Ordo Missae is vastgelegd voor ogen hadden en hebben gewild. Een
vraag die een nadere bestudering van dit concilie document en
toetsing aan de algemene regels en daar waar nodig aan de documenten
van voorgaande Concilies gewenst maakt.
We kunnen dus concluderen: Hoewel de algemene regels voor de vernieuwing vrij helder lijken te zijn, heeft de Novus Ordo Missae als produkt van de uitwerking ervan toch voor de nodige spanningen gezorgd. Spanningen tussen gelovigen, die allen het beste met de Kerk voor hebben. Daarom lijkt een herbezinning van de Sacrosanctorum Concilium, waarbij met name aandacht besteed wordt aan de interpretatie van de teksten die tot misverstanden hebben geleid, gewenst.
VOORSTEL
Ten behoeve van deze herbezinning zijn hieronder als voorbeeld enige punten in de algemene samenvattende inleiding aangegeven die uit zichzelf niet geheel duidelijk zijn en aanleiding hebben gegeven tot de nodige misverstanden en verschillen in interpretatie:
- Hoe dient in het licht van de Traditie 'die instellingen welke voor
veranderingen vatbaar zijn beter aan te passen aan de behoeften van
onze tijd' te worden verstaan en te worden geinterptreteerd?
Enerzijds in licht van de meer dan 1500 jaar oude Liturgie, die onder leiding van de H. Geest gedurende de eeuwen heen binnen de Latijnse Kerk op natuurlijke wijze is gegroeid tot het product dat laatstelijk in het Missale Romana van 1962 is vastgelegd. Anderzijds wordt met de stelling dat er 'instellingen, welke voor veranderingen vatbaar zijn beter aan te passen aan de behoeften van onze tijd' zijn, tevens aangegeven dat er ook instellingen bestaan die, onafhankelijk van de tijdgebonden behoeften, onveranderlijk zijn. Waar ligt het onderscheid tussen de veranderlijke en onveranderlijke instituties? - Hoe dient de vernieuwing van de Liturgie in het licht van de Traditie te worden geinterpreteerd, mede in relatie tot 'te bevorderen, wat kan bijdragen tot de eenheid van allen die in Christus geloven, en te versterken, wat dienstig is om allen tot de schoot van de Kerk te roepen'. De H.Mis is de Liturgie van de H. Kerk, gericht op de H. Eucharistie het Sacrament van de eenheid. Zij is de uitdrukking van de Eenheid in het Geloof in Christus, het uiteindelijke Doel bij uitstek en niet een middel.
- Hoe dient in het licht van de Traditie de uitdrukkingen 'waar dit nodig is', 'op verantwoorde wijze in heel hun omvang volgens de geest van een gezonde traditie' en 'de huidige omstandigheden en behoeften, met nieuwe levenskracht' te worden verstaan en te worden geinterpreteerd.
- Het eerste punt van de in SC5 gegeven uitgangspunten is op zichzelf uitermate duidelijk gesteld. Volgens dit criterium kan een onderdrukking van de bestaande eeuwen oude en eerbiedwaardige ritussen, waaronder de Liturgie van Trente, niet worden gerechtvaardigd. En toch in strijd met de aldus geformuleerde Wil van het Concilie is dit in veel gevallen de praktijk.
- Hoe is het mogelijk dat de algemene suggestie is gewekt dat de oude en eerbiedwaardige ritussen, waaronder de Misale Romanum, uitgave 1962, in strijd met de Wil van de Concilievaders zouden zijn verboden.
- Hoe is het mogelijk dat na de uitvaardiging van het Indult door Z.H. Johannes Paulus II in 1984, waarmee - zij het nog in beperkte mate - de door de Concilivaders vastgelegde Wil is erkend, deze oude en eerbiedwaardige Ritussen door de locale ordinari onderdukt bleven?
- Hoe is het mogelijk dat het tot 1986 heeft moeten duren alvorens een door de Paus daartoe ingestelde commissie van 9 kardinalen heeft vastgesteld dat de oude en eerbiedwaardige ritussen, waaronder de Misale Romanum, uitgave 1962, overeenkomstig de Wil van de Concilievaders nimmer zijn verboden.
- Hoe is het mogelijk dat ook nu nog, in 1999, 11 jaar na het Motu
Proprio "Ecclesia Dei" uit 1988 waarin de Heilige Vader
de Wil van de Concilievaders nogmaals bevestigde en daarbij alle
Bisschoppen en de voor het pastoraat verantwoordelijken
uitdrukkelijk opriep zich bij Hem aan te sluiten tot op de dag van
vandaag deze Wil van de Concilievaders door vele locale Ordinari
nog steeds wordt genegeerd.
Een oproep die onlangs, op 26 oktober 1998, ter gelegenheid van de 10e verjaardag van het Motu Proprio 'Ecclesia Dei' door Z.H. Paus Johannes Paulus II is herhaald.
In aansluiting op het door Josef Kardinaal Ratzinger geopperde 'Reform of the Reform' wordt aanbevolen aan de hand van de in deze beschouwing gestelde vragen de verschillende hoofdstukken van het document Sacrosanctum Consilium kritisch te becommentarieren. Daarbij dienen allereerst de talrijke begrippen en pasages te worden vastgesteld en geanalyseerd, die hetzij onduidelijk zijn, hetzij voor meervoudige uitleg en interpretatie vatbaar zijn. Vooral als bepaalde gehanteerde begrippen en pasages niet of in onvoldoende mate gedefinieerd zijn kan dit een bron van interpretatie-verschillen zijn. Omdat zij nooit in strijd kunnen zijn met de Traditie dienen de interpretaties van deze pasages vervolgens in het licht van het Kerkelijk Magisterium, de H. Concilies met name ook de Concilies van Trente en Vaticanum I alsmede de Traditie te heroverwegen. Een uitdaging voor allen.
Een uitdaging waartoe Z.H. Paus Johannes Paulus II mogelijk ook op
zinspeelde toen hij tijdens zijn toespraak tot de pelgrims tijdens de
audiëntie ter gelegenheid van voorgenoemde verjaardag op 26
october 1998 sprak over 'de liturgische hervorming, verlangd door het
Tweede Vaticaans Concilie en op gang gebracht door Paus Paulus VI.
Kennelijk wordt de Novus Ordo Missae niet meer perse als het
eindproduct van de door het 2e Vaticaans Cocilie gewenste
liturgie hervorming beschouwd.
In
dezelfde richting wijst ook een aantal uitspraken van Z.H. Johannes
Paulus II in zijn toespraak op 9 october 1998 tot een aantal
Amerikaans bisschoppen die ter gelegenheid van hun Ad Limina bezoek
bij de Paus op audientie waren [VATICAN (CWNews.com) October 9,
1998]:
- dat hervormingen in de Kerk - in het bijzonder de liturgische hervormingen, die door Vaticanum II zijn begonnen - gegrondvest dienen te zijn op de traditie. Hij zei dat de theologische opleiding op dezelfde wijze gegrondvest moet worden op 'voldoende bekendheid met de traditie van de kerkvaders'.
- dat misverstanden met betrekking tot 'de werkelijke natuur van de liturgie' aanleiding hebben gegeven tot 'afwijkingen, die leiden tot misbruiken, polarisatie en soms zelfs tot ernstige schandalen'
- Het antwoord op die uitdaging, vervolgde hij, kan worden gevonden in ' een vergaande terugkeer naar de dimensie van de contemplatieve aanbidding.'
- De grondhouding van de gelovigen die aan de liturgie deelnemen, zei hij, moet zijn 'geloof, eerbied en aanbidding'. Terwijl hij de 'actieve en bewuste' deelname van leken aanmoedigde, waarschuwde hij dat hun houding 'stilte, rust en luisteren', diende te bevatten. Er is geen noodzaak voor constant lawaai en actie in de liturgie; noch is er de noodzaak 'expliciet te maken wat impliciet is'.
- De paus benadrukte het belang van liturgische regels en de verantwoordelijkheid van de priester bij zijn vertegenwoordiging van Jezus Christus. De priester die de dienaar van de liturgie is en niet zijn maker of uitvinder, heeft hier een speciale verantwoordelijkheid, benadrukte hij.
- Het Vaticaanse Concilie, vervolgde de Paus, had haar plannen voor de liturgiehervorming gebaseerd op de vooronderstelling dat de hervorming geleid zou worden door de Katholieke traditie.
NAWOORD
Naar aanleiding van de toespraak van Joseph Kardinaal Ratzinger, thans onze H.Vader Benedictus XVI, ter gelegenheid van de 10de verjaardag van het Moto Proprio "Ecclesaia Dei" is voorgaande analyse opgesteld op basis van een vergelijk van de Offertoria van de Missale Romanum, uitgave 1962 en de Novus Ordo Missea uit 1969. Dit heeft gleid leidde tot de rechtvaardiging van de vraag of de Concilie-vaders met het document Sacrosanctum Consilium de uitwerking zoals deze in de Novus Ordo Missae is vastgelegd voor ogen hadden en hebben gewild. De conclusie dat terwijl de algemene regels voor de vernieuwing vrij helder lijken te zijn en de Novus Ordo Missae als produkt van de uitwerking ervan toch voor de nodige spanningen hebben gezorgd, leidde tot de wens tot een herbezinning op het Sacrosanctum Concilium, waarbij met name aandacht besteed zou moeten worden aan de interpretatie van de teksten die tot deze misverstanden hebben geleid.
Naarmate de verdieping inzake de interpretatie van het Sacrosanctum Concilium en de uitwerking ervan in de Novus Ordo Missae groter wordt, worden allengs bepaalde zaken steeds duidelijker, zoals bijvoorbeeld:
- Father Cassian Folsom, O.S.B.(1996); " From One Eucharistic Prayer to Many: How it Happened and Why", On line Adoremus Edition - Vol. II, Nos. 4 - 6 : September - November:
- Vaticanum II: Article 37 of the Schema on the Liturgy (in the final document it would be numbered article 50), treats of the Ordo Missae. In the discussions on this text, only one of the Council Fathers, Bishop Wilhelm Duschak, S.V.D. requested a new Eucharistic Prayer either to replace the Roman Canon or to use as an alternate.
On the other hand, several Fathers in commenting on article 37/50, stressed that the Canon should not be touched. In the voting itself, a number of votes placet iuxta modum expressed the same reservations. The relator responded saying that these concerns were already reflected in the phrase "due care being taken to preserve the substance of the rites" (probe servata eorum substantia), although in fact, the post-conciliar commission would abandon this position. According to Jungmann, it was the relator's mind that a free hand should be given to the post-conciliar work of reform.
In any case, neither the Schema nor the final text of Sacrosanctum Concilium make any mention of new Eucharistic Prayers
In 1965 the Study Group 10 of the Consilium and its work on the Ordo Missae: The Eucharistic Prayer itself was not originally a concern of the Consilium but rather the revision of the Ordo Missae
- Father Robert Matheus (1999); "Facing the people of God or facing God with the people", Christian Orient:
- Vaticanum II does not mention a freestanding altar or celebration facing the people. Article 124 of the Liturgical Constitution states that "When churches are to be built, let great care be taken that they be suitable for the celebration of liturgical services and for the active participation of faithfull". There is no mention of altars or tables.
In 1964 the Instruction on proper Implementation of the Constitution on the Sacred Liturgy, Inter Oecumenici of 16.9.1064, expands that sentence to include adapting old churches, brings up the subject of altars, and states that "it is better" that they should freestanding: "It is better (praestat ut) for the main altar to be constructed away from the wall so that one can move around it without difficulty, and so that it can (peragi possit) be used for celebrating the people"
In 1969 Consilium states in the General Instruction that the main altar should be freestanding and citesas its authority its own 1964 document. which however does not state this". The General Instruction of the Roman Missal recommends it when it speaks about the construction of a new altar (art. 262): "The main altar should be constructed away from the wall so that one can move around it without difficulty, and so that it can be used for a celebration facing the people - Father Uwe Michael Lang (2004); "Turning towards the Lord, orientation in Liturgical Prayer", Ignatius Press, San Francisco ISBN 0-89870-986-5 (met voorwoord van Joseph kardinaal Ratzinger Versus Deum per Iesum Christum (2004)):
- It is also widely assumed by the general public that the celebration of Mass "facing the people" is required even imposed, by the liturgical reform that was inaugurated by Vaticanum II. However, the relevant conciliair and post-conciliair documents present quite a different picture. The Council's Constitution on the Sacred Liturgy, Sacrosanctum Concilium, speaks neither of a celebration "versus populum" nor of the setting up of new altars. In view of this fact it is all the more astonishing how rapidly "versus populum altars" appeared in Catholic churches all over the world.
JPO