De bisschopswijdingen door Mgr. Lefebvre en het ontstaan van het Petrusbroederschap
P. Engelbert Recktenwald FSSP
Oberstenfeld, 10 augustus 1988
Wat te denken over een bisschopswijding tegen de wil van de paus
Deze vraag kan alleen maar van uit het geloof beantwoord worden, want het is een theologische vraag, en theologie is doordacht geloof. Vroeger zei de Priesterbroederschap Pius X herhaaldelijk dat het Mgr. Lefebvre niet te doen was om zijn eigen opvattingen, maar enkel en alleen om het behoud van het onveranderlijk katholiek geloof
Wij willen daarom de zaak van de bisschopswijdingen die zonder pauselijk mandaat gebeurden, onderzoeken vanuit dit geloof. Om te weten wat het inhoudt moeten wij de H. Schrift ondervragen, de kerkvaders, en de kerkelijk erkende theologen, en vooral het leergezag van de pausen en de concilies.
Het is opvallend dat de Priesterbroederschap Pius X, wanneer zij de bisschopswijdingen van 30 juni 1988 probeert te rechtvaardigen, geen enkele erkende theoloog of kerkvader, en geen enkele uitspraak van een paus of een concilie kan voorleggen, waarin uitdrukkelijk wordt gezegd dat een bisschopswijding rechtmatig kan zijn ook wanneer zij gebeurt tegen de wil van de paus. Dit alleen al, zou tot nadenken moeten stemmen.
Pius XII noemt het wijden van bisschoppen zonder pauselijk mandaat een vergrijp tegen het goddelijk recht. In de encycliek "ad Apostolorum Principis", van 29 juni 1958, zegt hij "dat niemand een bisschopswijding wettig kan toedienen zonder een vooraf gegeven bijzondere pauselijke opdracht. Een dergelijke wijding gaat in tegen het goddelijk en menselijk recht, want zij is een miskenning van de eenheid van de Kerk. Daarom staat hierop de straf van excommunicatie die aan de Apostolische Stoel is voorbehouden. Deze straf treft automatisch zowel degenen die tot bisschop worden gewijd als de wijdende bisschop zelf."
Men kan hierbij opmerken dat Mgr. Lefebvre ook priesterwijdingen heeft toegediend tegen de wil van de paus. Er is echter een wezenlijk onderscheid tussen het wijden, zonder pauselijk mandaat, van priesters en het wijden van bisschoppen. In het eerste geval betreft het een ongehoorzaamheid, en die kan geoorloofd zijn wanneer men voor een noodtoestand komt te staan. Een wet kan opgeheven worden ter willen van een wet van hoger belang. Dit hoger belang kan, wat het wijden van priesters betreft, het heil van de zielen zijn, en dat heil is "de hoogste wet".
Het wijden van bisschoppen zonder pauselijk mandaat is echter een vergrijp tegen een goddelijk recht, de eenheid namelijk van de Kerk.
Deze eenheid is één van de vier kenmerken van de Kerk, die wij belijden in het Credo: "Ik geloof in de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk". De bisschopswijdingen zonder pauselijk mandaat miskennen deze eenheid van de Kerk, en daarom zijn ze schismatiek. En wat van wezen uit schismatiek is, kan niet geoorloofd zijn, zelfs niet in zwaarwichtige omstandigheden.
Toen op 30 juni 1988, tijdens de bisschopswijding, aan aartsbisschop Lefebvre, zoals de ritus voorschrijft, de vraag werd gesteld: "Habetis mandatum apostolicum?" "Hebt U de apostolische volmacht?", kon hij hierop niet antwoorden: "Habemus", "Wij hebben ze". Daarom is deze bisschopswijding niet in overeenstemming te brengen met de leer van het concilie van Trente, die luidt: "Hij die zegt dat bisschoppen die niet volgens de kerkelijke en wettelijke volmacht gewijd en aangesteld zijn, maar hun bevoegdheid van elders halen, toch rechtmatige bedienaars zijn van het woord en de sacramenten, hij weze vervloekt."
Deze leer van het concilie van Trente is dogmatisch en onfeilbaar. Bisschopswijdingen zonder mandaat mogen dus niet lichtzinnig beoordeeld worden. Het gaat hier niet over een of andere theologische theorie: de hele katholieke kerkleer staat op het spel.
Van de kant van de Priesterbroederschap Pius X werpt men op dat wij ons in een apocalyptische noodtoestand bevinden: Rome, zegt zij, heeft het geloof verloren en vernietigt zelfs dit geloof. Onze Priesterbroederschap is het enige bolwerk dat het integrale geloof behoedt en in stand houdt. Het wijden van bisschoppen was daarom absoluut noodzakelijk om het behoud van het geloof en van de Kerk te verzekeren.
Het antwoord hierop is: in de veronderstelling dat het juist zou zijn wat de Priesterbroederschap Pius X zegt, dan blijft nog het woord van de Heer zijn volle gewicht behouden; "Gij zijt Petrus, de steenrots, en op deze steenrots zal ik mijn Kerk bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen."
Dit Petrus-fundament is de waarborg dat de Kerk niet ten onder gaat. Dat is altijd de uitdrukkelijke leer van de Kerk geweest. Men leze hierover de prachtige encycliek "Satis cognitum" (1896) van Leo XIII en de Constitutie "Super soliditatae petrae" (1786) van Pius VI.
Wie beweert dat de Kerk de door Mgr. Lefebvre gewijde bisschoppen absoluut nodig heeft, zegt meteen dat het Petrus-fundament alleen, niet meer volstaat. Dan is de Kerk niet meer op Petrus gebouwd, maar op Ecône. Dat is de onvermijdelijke logica, die overigens sindsdien met beangstigende openhartigheid door de Priesterbroederschap wordt uitgesproken en toegegeven. Een voorbeeld hiervan is een artikel van P. Frans Jozef Maessen in het Informatieblad van 1988: hierin noemt hij de nieuw gewijde bisschoppen een garantie voor de waarachtigheid van het woord des Heren: dat "de poorten der hel haar niet zullen overweldigen." (Mt. 16:18)
In de encycliek "Satis cognitum" van 29 juni 1896 schrijft paus Leo XIII: "De poorten der hel zullen noch de steenrots, waarop Christus de Kerk heeft gegrondvest, noch de Kerk zelf overweldigen. Dit is de betekenis van dit goddelijk woord: welke ook de machtsmiddelen of de kunstgrepen zijn die zichtbare en onzichtbare vijanden aanwenden, het zal hen niet lukken de op Petrus gevestigde Kerk ten val te brengen of te gronde te richten. De Kerk die Christus op de rots heeft gebouwd is ongrijpbaar voor de machten der hel. Wel hebben zij greep op al wie terzijde van de rots en van de Kerk staat. Tegen de Kerk zelf vermogen zij niets (Origines). God heeft zijn Kerk aan Petrus toevertrouwd opdat hij ze, als onoverwinnelijke beschermer, altijd zou behoeden. Daartoe heeft Hij hem de nodige macht gegeven: wie de taak heeft om een gemeenschap van mensen doeltreffend te beschermen, moet ook het recht hebben om te bevelen
Bij de toendertijd onwettige bisschopswijdingen in China werd gezegd dat zij onontbeerlijk waren om ten gepasten tijde voor het zieleheil van de gelovigen te kunnen zorgen. Pius XII heeft deze argumentatie nadrukkelijk afgewezen en gezegd dat door deze bisschopswijdingen tegen een kerkelijke regel gezondigd werd "die als onaanraakbaar was vastgelegd".
Wat moet men denken over de bisschopswijdingen in Ecône op 30 juni 1988
Om de bisschopswijdingen van 30 juni 1988 te rechtvaardigen, heeft men ook nog een volgend argument gebruikt. In een brief van 30 mei 1988 schreef kardinaal Ratzinger dat Mgr. Lefebvre op 15 augustus van datzelfde jaar een bisschop zou mogen wijden. Hieruit blijkt, zo zegt de Priesterbroederschap, dat de H. Stoel niet tegen de bisschopswijdingen zelf gekant was, maar alleen tegen enkele concrete omstandigheden ervan, zoals de datum van 30 juni, of het aantal tot bisschop te wijden priesters. De H. Stoel heeft hierop zelf geantwoord, in een mededeling van 16 juni 1988, waarin gereageerd wordt op de brief van Mgr. Lefebvre van 2 juni 1988 aan de Heilige Vader: "het is noodzakelijk de volledige ongegrondheid aan te tonen van de argumentatie van Mgr. Lefebvre. In tegenstelling tot alles wat in het Protocol van 5 mei werd aangenomen, hervat hij zijn radiale polemiek tegen het tweede Vatikaans concilie, en beweert hij dat de bisschopswijdingen niet tegen de wil van de paus zouden zijn gebeurd. Wat dit laatste punt betreft is het Protocol duidelijk: de geplande bisschopswijding zou pas gebeuren na een formele daad van verzoening en in het kader van de ruime canonische oplossing; verder zou de keuze van de te wijden kandidaten en hun benoeming, de vrije beslissing van de paus zijn. Op deze voorwaarden werd 15 augustus (1988) als datum voor de bisschopswijding vooropgesteld. Daar nu de brief van mgr. Lefebvre uitdrukkelijk het verzoeningsproces onderbreekt, is het evident dat de door hem voltrokken bisschopswijdingen tegen de wil van de H. Stoel zijn gebeurd."
Tenslotte was de paus zelf, in zijn brief van 9 juni 1988 aan Mgr. Lefebvre, overduidelijk: "Met vaderlijk hart, maar ook met de grootste ernst die de huidige omstandigheden vergen, vermaan ik u, eerwaarde Broeder, om afstand te doen van uw voornemen: het kan, als het wordt uitgevoerd, niets anders dan een schismatieke daad zijn waarvan de onvermijdelijke theologische en kerkrechtelijke gevolgen u bekend zijn. Ik vraag u daarom dringend, in deemoed terug te keren tot de algehele gehoorzaamheid aan de plaatsvervanger van Christus. Ik vraag het u niet alleen, ik smeek er u om, bij de wonden van onze Verlosser Jezus Christus, in de naam van Jezus Christus, die op de avond voor Zijn lijden voor Zijn leerlingen bad: 'Mogen allen één zijn' (Jo. 17:21)."
Het lijdt geen twijfel dat de bisschopswijdingen van 30 juni 1988 tegen de uitdrukkelijke wil van de paus hebben plaatsgevonden.
Het benoemen van bisschoppen is in oorsprong en in wezen een recht van de paus, en van de paus alleen. Wanneer een bisschop zich dit recht aanmatigt, is dit het feitelijk loochenen der jurisdictie van het pauselijk primaatschap. Daarom kan men niet de paus als paus erkennen en tegelijk zijn gezag op dit punt, niet aanvaarden, zoals de paus ook geen paus kan zijn zonder het primaatschap van de jurisdictie, want dit primaatschap der jurisdictie is krachtens het goddelijk recht met het pausschap onverbrekelijk verbonden. Daarom is de aangevoerde bewijsgrond van de Priesterbroederschap Pius X waardeloos, waar zij beweert dat een bisschopswijding tegen de wil van de paus alleen maar schismatiek is als de paus katholiek is, maar zij dit niet is, als de paus het geloof heeft verloren of een bedreiging is voor het geloof.
Zolang de paus paus is, moet men zijn primaatschap der jurisdictie erkennen, en onafscheidelijk is daarmee verbonden zijn uitsluitend recht op de vrije benoeming van bisschoppen. Er is geen andere uitweg: of men verzaakt aan een dergelijke bisschopswijding, of men bekent zich tot het sedevacantisme. Dit laatste is de stelling van een aantal radikale traditionalisten, die beweren dat er geen paus meer is, en dat dus de Apostolische Stoel (sedes) "vakant" is.
Hiertegen kan men inbrengen dat er alleen maar van een schisma sprake kan zijn, als het primaatschap van jurisdictie dat aan de paus toekomt niet erkend wordt. Maar Mgr. Lefebvre - zo zegt men - erkent dit primaatschap van jurisdictie uitdrukkelijk. Bovendien heeft hij herhaaldelijk beklemtoond dat hij geen tegen-hierarchie en geen tegenkerk wenst op te richten, en dat een schisma hoegenaamd niet zijn bedoeling was.
Wij moeten hierop antwoorden dat de wijdingen, door de manier waarop zij gebeurd zijn, in zich een schismatieke daad zijn, ook al was dit niet de bedoeling van Mgr. Lefebvre, vermits hij op grond van een theologische dwaling meende dat de wijdingen in de gegeven omstandigheden niet schismatiek waren.
Als wij de omstandigheden nauwkeurig onderzoeken, bemerken wij dat het niet meer opging te spreken van een noodtoestand waarin Mgr. Lefebvre zich zou bovendien hebben.
Aan de bisschopswijdingen van 30 juni zijn lange onderhandelingen vooraf gegaan, waarin aan Mgr. Lefebvre werd beloofd dat hij een bisschop mocht wijden op 15 augustus 1988, in eenheid met Rome. Waarom heeft Mgr. Lefebvre dit niet aangenomen? Omdat het Vatikaan geweigerd heeft in te gaan op twee van zijn eisen: de eis namelijk, dat niet één, maar meerdere bisschoppen zouden moeten worden gewijd, en de eis dat in de commissie die de traditionele liturgie zou regelen, een meerderheid van leden der Priesterbroederschap Pius X zou zetelen.
Kon de weigering van het Vatikaan om op deze eisen in te gaan, een reden zijn om de noodzaak van een toelating voor de bisschopswijdingen over het hoofd tezien, en eigenmachtig tot de wijding voor te gaan?
Wat de eerste eis van de Priesterbroederschap betreft, namelijk het wijden van meerdere bisschoppen, moet men zeggen dat één gewijde bisschop toch hetzelfde werk zou hebben kunnen verrichten als Mgr. Lefebvre zelf die veel ouder was. De hoeveelheid werk is met het groeien van de priesterbroederschap natuurlijk toegenomen, maar toch blijft de vraag of het hier over onoverkomelijk moeilijkheden ging, dan wel of men deze moeilijkheden niet had kunnen overwinnen door een reorganisatie van het werk, zoals bijvoorbeeld het gezamenlijk wijden van priesterkandidaten uit verschillende seminaries? Overigens zijn dit soort bedenkingen hier niet doorslaggevend. Doorslaggevend veeleer is het feit dat, wat deze eerste eis betreft, er geen sprake kan zijn van geloofsmotieven die Mgr. Lefebvre kon inroepen voor zijn beslissing om eigenmachtig bisschoppen te wijden. Niet het geloof stond hier op het spel, maar het technisch probleem van werkorganisatie. Kan dit een reden zijn om tot een schisma over te gaan?
Wat de tweede eis betreft, namelijk dat de Commissie een meerderheid van leden uit de Priesterbroederschap zou tellen om de belangen van deze Broederschap te waarborgen; daarover schreef kardinaal Ratzinger in zijn brief van 30 mei 1988 dat de beslissingen van de Commissie per slot van rekening door de Heilige Vader genomen worden.
Wat zou de bevoegdheid van deze commissie zijn geweest? Zij zou geen zeggingschap hebben gehad over de interne aangelegenheden van de Priesterbroederschap, maar wel bijvoorbeeld over meningsverschillen tussen de Priesterbroederschap en plaatselijke bisschoppen. Onder meer wanneer de Priesterbroederschap en plaatselijke bisschoppen. Onder meer wanneer de Priesterbroederschap een priorij in een diocees zou willen vestigen en de bisschop zich daartegen zou verzetten, kon zij beroep aantekenen bij de Commissie. (Terloops gezegd: de Priesterbroederschap mocht alle huizen die zij bezat behouden. Er was dus geen sprake van, bestaande priorijen of centra waar de H. Mis werd opgedragen, te sluiten.) De Commissie zou dan de zaak hebben onderzocht om een oplossing voor te stellen. Dan zou niet alleen de Priesterbroederschap, maar ook de plaatselijke bisschop door de beslissing van de commissie gebonden zijn geweest. Meteen zou de Commissie beslissingsbevoegdheid hebben gehad en kon zij bevelen geven aan de bisschoppen. Maar dat kan een commissie alleen maar als zij een orgaan is van de Heilige Stoel. Als nu de Commissie uit een meerderheid van leden der Priesterbroederschap zou hebben bestaan, zou zij in feite een orgaan van deze Broederschap zijn, met een door het Vatikaan geschonken bevoegdheid over alle bisschoppen ter wereld. Dat is, kerkrechtelijk gezien, niet mogelijk. Wat dit betreft was deze eis van Mgr. Lefebvre niet alleen overbodig, maar ook onrechtmatig.
Als een bezwarende omstandigheid komt hier nog bij, dat deze beide aangelegenheden door het Protocol van 5 mei 1988 werden opgelost: er was daarin sprake van het wijden van één bisschop, en verder was de samenstelling van de Commissie zo geregeld dat van de negen leden er twee uit de Priesterbroederschap zouden zijn. Door het Protocol te ondertekenen had Mrg. Lefebvre zich hiermee akkoord verklaard, maar op 24 mei schoof hij beide nieuwe eisen naar voor.
Op een derde, reeds vroeger gestelde eis van Mrg. Lefebvre, namelijk zo spoedig mogelijk een datum vast te leggen voor een bisschopswijding, ging het Vatikaan op 24 mei 1988 in, en stelde 15 augustus als datum voor.
De dieper liggende reden waarom de onderhandelingen met het Vatikaan werden afgebroken, was echter van psychologische aard. In een persconferentie van 15 juni 1988 had Mgr. Lefebvre gezegd: "J'ai perdu confiance totalement" ("Ik heb alle vertrouwen verloren"). Dit wantrouwen tegenover het Vatikaan is voor zijn handelwijze beslissend geweest. Hij was overtuigd dat het voorstel van het Vatikaan een valstrik was, waardoor de Priesterbroederschap onder de controle van Rome zou komen, en geleidelijk op de conciliare en post-conciliaire toer zou worden gebracht. Dit wantrouwen werd o.a. gevoed door de weigering van het Vatikaan om op de gestelde eisen in te gaan. Zodat uiteindelijk Mgr. Lefebvre geen akkoord meer wilde. Duidelijk komt dit tot uitdrukking in de eerste zin van zijn brief van 2 juni 1988 aan de Heilige Vader: "De besprekingen en onderhandelingen met kardinaal Ratzinger en zijn medewerkers hebben, hoewel zij in een klimaat van hoffelijkheid en genegenheid plaats vonden, ons overtuigd dat de tijd nog niet gekomen is voor een open en nuttige samenwerking." Verder schrijft Mgr. Lefebvre: daar het doel van deze verzoening helemaal niet hetzelfde is "voor de Heilige Stoel als voor ons, lijkt het ons geraadzaam een gunstigere tijd af te wachten voor de terugkeer van Rome tot de Traditie. Daarom zullen wij ons zelf de middelen verschaffen om het werk verder te zetten dat de Voorzienigheid ons heeft toevertrouwd."
dergelijke zinnen betekenen niets anders dan het afbreken van de onderhandelingen en het verklaren van de bedoeling om aan een eigenmachtige bisschopswijding de voorkeur te geven op een minnelijke schikking met Rome.
De vraag dringt zich op: was dit wantrouwen tegenover Rome terecht? Was de bedoeling van Rome eerlijk, of was alles een valstrik, zoals Mgr. Lefebvre het voorstelde op de persconferentie van 15 juni 1988?
De gezindheid van het Vatikaan
Men moet vooreerst zeggen dat in het verleden Rome daadwerkelijk en op onbegrijpelijk wijze de traditie, vooral wat de liturgie betreft, onderdrukt heeft en inhoudelijk zeker niet de opvattingen van Mgr. Lefebvre deelde. Hieruit mag men echter niet besluiten dat wanneer Rome desondanks toegevingen doet, dit niet eerlijk zou gemeend zijn. Op het verwijt van Mgr. Lefebvre dat de paus andere bedoelingen had, antwoorde Johannes-Paulus II zelf in zijn brief van 9 juni 1988, dat de op 5 mei bereikte oplossingen "de Priesterbroederschap Pius X toelieten in de Kerk, en in gemeenschap met de Opperherder - de behouder van de eenheid in de waarheid -, te staan en te werken. Van zijn kant had de H. Stoel in deze gesprekken met u maar één doel: deze eenheid in de gehoorzaamheid aan de goddelijke Openbaring te bevorderen en te behartigen."
Het is in de Priesterbroederschap Pius X jammer genoeg de gewoonte geworden, geen geloof te hechten aan zulke woorden, en te denken dat er een andere bedoeling achter zit. Dit wantrouwen blijkt ook uit de manier waarop het initiatief wrd beoordeeld toen wij besloten om het aanbod van rome, van 5 mei 1988, aan te nemen en op grond daarvan de Priesterbroederschap Sint-Petrus te stichten. Wij werden door leidende vertegenwoordigers van de Priesterbroederschap Pius X als nuttige idioten beschouwd in dienst van Rome, die dan, wanneer zij de beschuttende groep van de oude Priesterbroederschap zouden verlaten hebben om zich an Rome over te leveren, murw zouden worden gemaakt en in de pas gebracht.
Hierop wil ik het volgende antwoorden: zolang de paus nog paus is, en Rome nog Rome, en de kerk nog de Kerk, is het schenken van een minimum aan vertrouwen zonder meer een katholieke houding. Het totale wantrouwen echter tegenover Rome, zoals dat het geval is met de Priesterbroederschap Pius X, is alleen maar te verklaren doordat al de signalen die wijzen op een nieuwe houding van het Vatikaan tegenover de traditie worden genegeerd: de decreten, wetten en gedragingen, die hier niet alle kunnen worden vermeld. In de publikaties van de Priesterbroederschap Pius X wordt daarover zelden iets gezegd; bij de modernisten echter verwekken zij ontevredenheid of heftig verzet, zoals het o.m. het geval is met de bisschopsbenoemingen in Oostenrijk en elders.
De weigering om deze duidelijke signalen als een poging te zien om het geloof te redden en te behouden, wijst op een verharding die een onbevangen oordeel onmogelijk maakt. In de laatste jaren had de Priesterbroederschap Pius X de bedoeling om de seminaristen een "Feindbild", een vijandige blik op het Vatikaan mee te geven. Dat werd uitdrukkelijk zo gezegd.
Is dit geen teken dat in de Priesterbroederschap Pius X een mentaliteit groeide die elke theologische discussie uitsloot? Het is dan ook niet verwonderlijk dat men met zulke ideologische verharding niet meer in staat was de theologische onhoudbaarheid te zien van bisschopswijdingen die tegen de wil van de paus werden verricht.
Hierbij komt nog de stijl van deze Broederschap in de onderhandelingen met Rome, die het voor het Vatikaan onmogelijk maakte om aan de voorstellen van Mgr. Lefebvre tegemoet te komen. Ik denk hier op de eerste plaats aan de mededeling op 21 mei 1988, de vooravond van Pinksteren, om op 30 muni de bisschopswijdingen toch te doen, ook zonder toestemming van het Vatikaan. Na deze mededeling van Mgr. Lefebvre kon Rome hierop niet meer ingaan: dat zou een toegeven aan chantage zijn, en een prijsgeven van het gezag, op een ogenblik waarop dit gezag onbesproken moest zijn om bepaalde bisschopsbenoemingen, tegen het verzet in van de modernisten, door te voeren. Het zou een precedent zijn geweest met verwoestende gevolgen voor het aanzien van de paus in de gehele Kerk.
De toegevingen van de Heilige Stoel aan Mgr. Lefebvre (opheffing van de suspensie en van alle onregelmatigheden zonder enige tegemoetkoming van mgr. Lefebvre zelf, erkenning en zelfs revaluatie van de Priesterbroederschap Pius X in de gehele wereld) gingen in de ogen van vele bisschoppen reeds te ver. Het feit dat Rome zich hierover heenzette, spijts de heftige tegenstand van de kant der modernisten, moest het toch voor alwie van goede wil was, duidelijk maken dat Rome het ernstig meende met de poging om een schisma te voorkomen en om een korrekte, voor de Priesterbroederschap aanvaardbare oplossing te vinden.
In het licht van deze historische feiten moet men zich afvragen hoe het mogelijk is, en verenigbaar met de liefde voor de waarheid, dat in een recent mededelingsblad van de Priesterbroederschap de zaak wordt omgekeerd, en zonder verpinken wordt beweerd "dat het voor Rome gemakkelijk zou zijn geweest vrede te sluiten met Mgr. Lefebvre als Rome dit had gewenst. Maar Rome wilde het anders, het wilde opzien baren."
Ook vond de Priesterbroederschap het onaanvaardbaar dat aan Mgr. Lefebvre gevraagd werd een brief aan de H. Vader te ondertekenen, waarin hij zijn spijt betuigde voor water er in het verleden was gebeurd, en zou toegeven dat de door hem gekozen weg een vergissing was.
Het is juist dat de aartsbisschop een brief moest ondertekenen, en dat deze brief het signaal zou moeten zijn om het werk van de verzoening in gang te zetten. Of de Priesterbroederschap gelijk heeft, kan elkeen beoordelen op grond van de tekst. De beslissende zinsnede luidt als volgt: "Très Saint-Père: c'est du reste ce bien de l'Eglise que, dans les années passées et au milieu de bien des souffrances, j'ai voulu rechercher en toute conscience devant Dieu. Je sais cependant que, même en toute bonne foi, on peut commettre des erreurs. Aussi je vous prie humblement de pardonner tout ce qui, dans mon comportement ou celui de la Fraternité, a pu blesser le Vicaire du Christ et l'Eglise, de même que pour ma part, je pardonne du fond du coeur ce dont j'ai eu parfois à souffrir". ("Het is overigens, Heilige Vader, het welzijn van de Kerk dat ik, in de voorbije jaren en te midden van heel wat leed, in geweten voor God heb nagestreefd. Toch weet ik dat men, zelfs helemaal te goeder trouw, vergissingen kan begaan . Daarom vraag ik u nederig mij te willen vergeven wat in mijn gedragingen of in dei van de Broederschap, de Plaatsvervanger van Christus of de kerk mocht hebben gekwetst, zoals ik van mijn kant met heel mijn hart de pijn vergeef die men mij soms heeft aangedaan.")
Om nog een terug te komen op het wantrouwen tegenover Rome: ongetwijfeld werd er in de jaren zeventig Mgr. Lefebvre groot onrecht aangedaan, en het is moeilijk, zoniet onmogelijk in het gemoed van een mens in enkele jaren tijd weer te herstellen wat jarenlang werd ontwricht. Maar het totale wantrouwen tegenover Rome, en vooral de poging om dat wantrouwen theologisch te rechtvaardigen, tonen aan dat de bisschopswijdingen van 30 juni niet een louter theologisch slippertje waren, maar veeleer het culminatiepunt van een strekking in de theologische oriëntering van de Priesterbroederschap Pius X, die alleen maar schismatiek kan worden genoemd. M.a.w.: het schismatieke handelen is de vrucht van een schismatieke denkwijze.
De geest van onafhankelijkheid tegenover Rome nam toe met de jaren, omdat men er gewoon aan geraakte, de paus en de leden van de Curie te zien, niet als de leiding van de Kerk, maar ls de vijand. Een hoogtepunt daarvan was de bewering van Mgr. Lefebvre dat de Stoel van de H. Petrus, met de bestuursorganen, door de antichrist was bezet, dat de paus buiten de Kerk stond, dat de Kerk zichzelf geëxcommuniceerd had, dat de paus helemaal geen gezag meer had, en daarom ook de bisschopswijdingen niet verbieden kon. Zulke uitspraken zijn niet alleen theologisch onhoudbaar, maar tonen hoe groot de innerlijke vervreemding t.o.v. Rome was geworden. Dan is men inderdaad niet meer in staat de ondubbelzinnige katholieke uitspraken van Rome aan te nemen. Die uitspraken stellen immers de leugenachtigheid van de leiding der Priesterbroederschap aan de kaak. Zo heeft zij bijvoorbeeld, ook na het bekende interview met kardinaal Ratzinger, dat verschenen is onder de titel "Zur Lage des Glaubens", aan Ratzinger een relativistis ch ch standpunt betreffende de geloofsleer verweten, hoewel uit het boek ondubbelzinnig blijkt dat zijn opvattingen juist zijn. Overigens heeft kardinaal Ratzinger zich juist daarom de woede op de hals gehaald van alle echte modernisten.
Nu de bisschopswijdingen een feit zijn, krijgt de hierdoor ontstane schismatieke situatie een eigen en hardere dynamiek: de Priesterbroederschap Pius X stelt de bisschopswijdingen voor als ingegeven door een noodtoestand, en hangt tegelijk een zodanig zwart beeld op van Rome, dat de breuk met dit Rome niet als een schisma, maar als iets positiefs en waardevols wordt voorgesteld.
Deze strekking bleek al in de "open brief" van het generaal-kapittel der Priesterbroederschap Pius X aan kardinaal Gantin, van 6 Juli 1988, waarin wordt gezegd dat ze geen deel wil uitmaken van de conciliaire Kerk, en daarom de excommunicatie beschouwt als een eervolle onderscheiding en een teken van rechtgelovigheid.
Maar als dat zo is, waarom heeft men dan eerst met Rome willen onderhandelen? Als men eenheid met Rome wenste omdat Rome het centrum is van de katholieke Kerk, en ook eenheid verlangde met het zichtbare hoofd van Christus' Kerk, hoe kon men dan, na het mislukken van deze poging, het schisma loochenen dat een breuk is met het zichtbare hoofd van de Kerk, en hoe kon men dan de mislukking plots een "eervolle onderscheiding" heten?
De uitdrukking "conciliaire Kerk" werd in omloop gebracht door kardinaal Benelli. De Priesterbroederschap Pius X gebruikte ze als het tegendeel van de "katholieke Kerk". terecht stelde kardinaal Ratzinger dat er maar één Kerk is. En wanneer de Priesterbroederschap in de hoger geciteerde "open brief" zo ver gaat, haar gemeenschap met alle pausen en alle bisschoppen van vóór het tweede Vaticaanse Concilie te laten contrasteren met haar afwijzen van de huidige "conciliaire Kerk", dan sluit zij zich aan bij een leer die door de pausen werd veroordeeld.
In zijn brief "Epistola Tua" van 17 juni 1885 schrijft Leo XIII. "Het is een teken van een niet eerlijke onderwerping, om een tegenstelling aan te voeren tussen wat de ene paus bepaalt en wat de andere voorschrijft. Zij die menen tussen twee richtingen te kunnen kiezen, en de huidige tijd te verwerpen, om zich aan het verleden te houden, leveren daarmee geen bewijs van hun gehoorzaamheid tegenover het gezag dat het recht en de plicht heeft hen te leiden. Zi gelijken enigszins op hen die beroep willen doen op een toekomstig concilie of op een beter ingelichte paus: dat is een opvatting die werd veroordeeld."
Als men tot de eenheid van de katholieke Kerk wil behoren, kan men er niet omheen: men moet één zijn met de huidige paus. Want de wortel van de eenheid der katholieke Kerk is de paus. In 1865 schreef het Heilig Officie (nu: Congregatie voor de Geloofsleer) uitdrukkelijk: "De katholieke Kerk vertoont een duidelijke en volkomen eenheid over de ganse aarde en onder alle volkeren. De grond, de wortel en de onoverwinnelijke oorsprong van deze eenheid is het hoogste gezag en de voorrang van de prins der apostelen, Petrus en zijn opvolgers op de Stoel van Rome. Er is geen andere katholieke Kerk dan die op Petrus is gebouwd, en in eenheid van geloof en liefde groeit tot 'een samengevoegd en samengehouden lichaam' (Ef. 4:16)."
Jammer genoeg heeft de Priesterbroederschap zich niet beperkt tot dit wantrouwen tegenover Rome: zij heeft ook voor haar gelovigen een vijandig beeld van Rome opgehangen, dat niet overeenstemt met de werkelijkheid. Dat dit lukt blijkt uit het feit, dat de grote meerderheid van de gelovigen die zich met Mgr. Lefebvre en zijn beweging verbonden voelen, mee de stap naar het schisma hebben gezet. Zij vereenzelvigen zich met de bisschopswijdingen en gaan akkoord met de beslissing die Mgr. Lefebvre genomen heeft. Het bewijst hoe gevaarlijk het is, zich over te geven aan de invloed van de Priesterbroederschap Pius X. Zo komen "het meeleven met de Kerk" en de innerlijke verbondenheid met Rome, die de kentekens zijn van een waarachtige katholieke gezindheid, in gevaar.
De Sint-Petrus-Priesterbroederschap
Op grond van deze ondubbelzinnige stand van zaken voelden zich een aantal leden van de Priesterbroederschap Pius X op 30 juni 1988 gedwongen consequent te zijn en de Priesterbroederschap te verlaten. Zij deden dat, geleid door het geloof. Niet een persoonlijke ontevredenheid of de hoop op een regeling met Rome deden hen daartoe besluiten, maar uitsluitend het geloof: het besef namelijk van de onverenigbaarheid van de bisschopswijdingen met het katholiek geloof, en de wil om katholiek te blijven.
Wij zouden de Priesterbroederschap ook hebben verlaten als er geen alternatief was geweest. Overigens was er op 30 juni 1988 geen alternatief.
Op 1 en 2 juli kwamen wij - drie priesters en negen seminaristen- in Oostenrijk bijeen om ons te beraden over wat er ons te doen stond. De gedachte groeide om het werk van de Priesterbroederschap verder te zetten in de Kerk.
Wij wensten allen de belofte die wij op de statuten van de Priesterbroederschap hadden afgelegd, trouw te blijven, maar dan - wat voor iedere katholiek vanzelfsprekend is - in gehoorzaamheid aan de H. Stoel. In de geest van deze gehoorzaamheid hadden wij destijds onze belofte gedaan, en wij wilden daar ook nu trouw aan blijven. Terzelfdertijd wilden wij ook de belofte en de verplichtingen gestand doen, die Mgr. Lefebvre had aangegaan door de ondertekening van het Protocol van 5 mei, niet alleen in zijn eigen naam, maar ook uitdrukkelijk in die van de leden der Priesterbroederschap, en dus ook in onze naam. Bij deze ondertekening wilden wij ons aansluiten, in de hoop dat ook rome op zijn beut de belofte van 5 mei getrouw zou blijven. Op 2 juli ondertekenden wij een verklaring, waarin wij onze bedoelingen uiteenzetten. Deze verklaring wensten wij voor te leggen aan het Vatikaan.
Wij konden in de eerste dagen van juli absoluut niet vermoeden, hoe Rome zoju reageren op ons voornemen om, op grond van het Protocol van 5 mei, het werk van Mgr. Lefebvre voort te zetten. Maar het antwoord kwam vlugger dan wij verwachtten: op 2 juli 's avonds bracht Radio Vaticana het bericht dat paus Johannes Paulus II diezelfde dag het Motu Proprio "Ecclesia Dei" had uitgevaardigd: daarin bevestigde hij de belofte van 5 mei 1988 aan de priesters en seminaristen die niet mee in het schisma wilden gaan.
De belangrijkste passus luidt: "In de tegenwoordige omstandigheden wens ik bovendien een dringende oproep te doen, die tegelijkertijd plechtig en bewogen is, vaderlijk en broederlijk, aan allen die tot nu toe op verschillende manieren verboden zijn geweest met de beweging van aartsbisschop Lefebvre, opdat zij het als een zware plicht rekenen, om verenigd te blijven met de Plaatsvervanger Christi in de eenheid van de katholieke Kerk, en opdat zij niet verder deze beweging steunen op welke manier dan ook. Niemand mag ontkennen, dat het formele aanhangen van het schisma een zware belediging is voor God, en een excommunicatie meebrengt zoals vastgesteld is door het recht van de Kerk.
Aan al de katholiek gelovigen die zich verbonden voelen met bepaalde vroegere liturgische en disciplinaire vormen van de Latijnse traditie, wil ik ook mijn beslistheid zeggen om voor hen die kerkelijke saamhorigheid te vergemakkelijken met maatregelen die de eerbiediging van deze gehechtheid waarborgen, en ik vraag aan de bisschoppen en aan allen die in de Kerk een pastorale dienst uitoefenen, zich bij deze mijn beslistheid aan te sluiten.
Gezien het belang en de complexiteit van de hier gestelde problemen, en krachtens mijn apostolisch gezag beslis ik het volgende:
a) Er wordt een Commissie ingesteld die als taak krijgt samen te werken met de bisschoppen, met de congregaties van de Romeinse curie en met de betrokken groepen: het doel daarvan is de kerkelijke gemeenschap te vergemakkelijken van priesters, seminaristen, communiteiten of individuele religieuzen die tot nu toe op een of andere manier verbodnen waren met de Priesterbroederschap, gesticht door Mgr. Lefebvre, en die verenigd wensen te blijven met de opvolger van Petrus in de katholieke Kerk, en tegelijk hun geestelijke en liturgische tradities willen bewaren in de geest van het Protocol, op 5 mei jl. ondertekend door kardinaal Ratzinger en Mgr. Lefebvre.
b) Deze Commissie wordt samengesteld uit een kardinaal voorzitter en andere leden van de Romeinse Curie.
c) Bovendien zal overal de geest moeten worden geëerbiedigd van allen die zich met de liturgische Latijnse traditie verbonden voelen, door een ruimere en edelmoedige toepassing van de richtlijnen die de Apostolische Stoel heeft voorgeschreven voor het gebruik van het Romeins missaal volgens de editie van 1962."
Op zondag 3 juli werden wij in audiëntie ontvangen door kardinaal Groer van Wenen, die ons verzoek inwilligde en nog diezelfde avond met kardinaal Ratzinger telefoneerde om onze zaak aan te bevelen.
De volgende dag vertrokken vier priesters naar Rome: P. Josef Bisig, P. Gabriël Baumann, P. Patrick du Faÿ de Choisinet en ikzelf. In Rome troffen wij vier Franse medebroeders aan, waaronder ook een vroeger lid van de Priesterbroederschap Pius X, p. Denis Coiffet.
In Rome hadden wij, behalve een korte ontmoeting met de Heilige Vader, een gesprek met de kardinalen Ratzinger en Mayer, en de drie volgende dagen, van 5 tot 7 juli, uitvoerige besprekingen met Mgr. Camille Perl. Wij overhandigden onze tekst, waarin wij de wens uitdrukten om in en voor de Kerk te mogen werken met een door de H. Stoel erkende priestergemeenschap.
Waarover werd er toen onderhandeld? Of wij de oude Mis mochten opdragen? Of wij zouden erkend worden als een gemeenschap van pauselijk recht? Of wij een seminarie zouden mogen openen? Neen, daarover ging het niet, omdat dat alles ons reeds vanaf het begin was toegezegd. Vanaf de aanvang was de wil van Rome duidelijk om ons datgene te geven wat was beloofd.
Was dit een handige bedriegerij van de kant van Rome, zoals de priesterbroederschap Pius X meent? Zo kunnen alleen maar diegenen redeneren voor wie Rome een naamloze, verre macht is. Wij weten echter met wie wij te doen hebben, en voor ons staat de oprechtheid der duidelijke en schriftelijke toezeggingen van Rome buiten kijf. Het is niet zonder belang in dit verband te onderstrepen, dat de voorzitter van de Commissie die het Motu Proprio "Ecclesia Dei" had aangekondigd, kardinaal Paul Augustin Mayer was, en de secretaris Mgr. Perl.
Kardinaal Mayer is een diepgelovige priester die een einde wil maken aan de misbruiken in de liturgie, en de traditie wil herstellen.
Mgr. Perl van zijn kant was de begeleider van kardinaal Gagnon tijdens diens visitatie aan de Priesterbroederschap Pius X. P. Schmidberger zelf heeft in het verleden vaak beklemtoond hoezeer Mgr. Perl onder de indruk was gekomen van het werk der Priesterbroederschap
Er is geen enkele reden om aan de eerlijkheid van kardinaal Mayer en Mgr. Perl te twijfelen, of aan hun beslistheid om de katholieke krachten van de Priesterbroederschap voor de Kerk vruchtbaar te maken.
Vanzelfsprekend beseften wij anderzijds wel, dat onze weg niet gemakkelijk zou zijn en dat wij met tegenwerking rekening zouden moeten houden. Maar vermits Rome ons de oude liturgie heeft toegestaan, ben ik er zeker van dat de meerderheid van de bisschoppen onze onverbreekbare trouw aan de oude liturgie zal aanvaarden. En eens en voorgoed moet hier afgerekend worden met wat men soms hoort vertellen, dat wij namelijk bereid zouden zijn om de nieuwe ritus over te nemen. Wie zulke beweringen verspreidt, maakt zich schuldig aan laster.
Wij hernemen nu de draad van de gebeurtenissen in juli 1988. Elk van de acht in Rome aanwezige priesters kreeg een celebret voor de oude ritus, ondertekend door de kardinalen Ratzinger en Mayer.
Op 6 juli stichtten vijf voormalige leden van de Priesterbroederschap Pius X in Rome de Priestergemeenschap van de H. Petrus. De statuten zouden worden opgesteld naar het voorbeeld van die der Priesterbroederschap Pius X, behoudens de wijzigingen die de nieuwe situatie zou vergen.
Op 18 en 19 juli vergaderde, in het Zwitserse hauterive, bij Fribourg, het eerste generaal-kapittel van de nieuwe broederschap. Twaalf priesters en derdien seminaristen namen er aan deel. Als algemeen overste werd P. Josef Bisig aangeduid, als eerste assistent P. Denis Coiffet, als tweede assistent P. Gabriël Baumann.
Wat nu te denken van het verwijt, dat de nieuwe Priesterbroederschap het resultaat is van een geheime samenzwering, waarop Gods zegen niet kan rusten? Want - zo werd gezegd - indien wij al twe dagen na de bisschopswijdingen in de openbaarheid konden treden, bewees dit immers dat wij ons daarop in het geheim al lang hadden voorbereid.
Daar wij niets hebben gedaan dat ontoelaatbaar is, hebben wij ook niets te verbergen. Dit is het enige antwoord op dit verwijt. Het besluit om in Oostenrijk samen te komen werd pas een week vóór de bisschopswijdingen genomen, op donderdag 23 juni. Dat wil zeggen: pas na de officiële reactie van het Vatikaan op 16 juni en na de plechtige kerkelijke vermaning van 17 juni; en nadat vaststond dat Mgr. Lefebvre ook na deze ondubbelzinnige stellingname van rome zich niet zou laten afbrengen van zijn voornemen om bisschoppen te wijden. Pas na dit alles voelden een aantal priesters en seminaristen, die op grond van het geloof de bisschopswijdingen afwezen, zich gedwongen na te denken over hun toekomst, en derhalve zo snel mogelijk na de bisschopswijdingen bijeen te komen om te beraadslagen over wat er hun te doen stond. Dát, en niets anders was de bedoeling van de bijeenkomst in Oostenrijk. Het plan om samen een Priesterbroederschap op te richten die het werk van Mgr. Lefebvre in de Kerk zou voortzetten, werd pas ter sprake gebracht op de vergadering van 1 juli en door alle deelnemers aanvaard.
Overigens waren onze theologische gezwaren tegen de bisschopswijdingen de oversten van de Priesterbroederschap Pius X al lang bekend. P. Bisg en P. Baumann, bijvoorbeeld, hadden al jaren vroeger een bondige theologische verhandeling geschreven over de vraag of een bisschopswijding tegen de wil van de paus ooit geoorloofd kon zijn. Nooit hebben zij hierop een op theologische gronden steunend antwoord gekregen.
Hadden wij niet de plicht het akkoord van 5 mei aan te nemen, daar Mgr. Lefebvre het toch ook in onze naam had ondertekend? Dit akkoord bevatte niets dat afbreuk zou doen aan de theologische stellingen en aan alles wat de Priesterbroederschap nauw aan het hart ligt. Mgr. Lefebvre had dat nog persoonlijk bekrachtigd op de persconferentie van 15 juni 1988, toen hij betreffende het Protocol verklaarde: "Nous sommes arrivés à une conclusion, sur le papier, acceptable", "Wij hebben een op papier aanvaardbare oplossing bereikt".
De onderhandelingen zijn mislukt, niet wegens de onmogelijke eisen van de kant van rome, maar wegens het wantrouwen van Mgr. Lefebvre.
Wij hebben dit wantrouwen niet. Ons vertrouwen in Rome is niet blind en naïef, maar redelijk en gesteund op het geloof. Op dit historisch ogenblik, nu wij voor de keuze staan van een schisma of van een weg in vertrouwen, kiezen wij voor dit laatste. Want dit vertrouwen steunt op de belofte van de Heer, dat de poorten der hel de Kerk niet zullen overweldigen, die op Petrus en zijn opvolgers is gebouwd.
Op grond van deze belofte van de Heer zijn wij overtuigd dat het ook vandaag mogelijk is te werken in Zijn Kerk, zonder een jota prijs te geven van wat behoort tot het geloofserfgoed en de bindende kerkelijke leer.
Is de Petrusbroederschap een anti-groep gericht tegen de Priesterbroederschap Pius X? Zeker niet.
Onze bedoeling hebben wij uiteengezet. Dat de oude broederschap ons als concurrenten ervaart, is begrijpelijk, daar hun monopolie-posite doorbroken is. Zij heeft er dus belang bij ons als onbetrouwbaar voor te stellen. Zo kan men in elk geval hun polemische en trieste uitspraken verklaren. Maar duidelijk weze gezegd ons werk is niet gebonden aan het al of niet bestaan van de oude Priesterbroederschap. Wij zouden op dezelfde wijze handelen, ook als zij er niet zou zijn.
Wat ons wel nauw aan het hart ligt, is het toelichten van de theologische leer in verband met de bisschopswijdingen, men mag immers niet duelden dat gelovigen in een schisma worden meegesleurd.
De Priesterbroederschap Pius X laat geen gelegenheid voorbijgaan om de gelovigen te overtuigen van de noodzaak der bisschopswijdingen. En bij vele gelovigen is de innerlijke band met de Kerk zozeer verstoord, dat zij om een excommunicatie of een breuk met Rome niets geven.
Anderen, voor wie de eenheid met Rome nog wel betekenis heeft, worden door de Priesterbroederschap Pius X misleid met de bewering dat er geen schisma zou zijn.
Theologische argumenten kunnen hen helpen om hierover juist te oordelen en er naar te handelen, niet op grond van hun relatie met deze of gene priester, maar op grond van het geloof alleen.
De menselijke kant van het probleem
Wij moeten onze eigen weg in deemoed gaan. Voor ons, priesters van de Priesterbroederschap van Sint-Petrus, geldt, dat wij niet alleen ons priesterschap aan Mgr. Lefebvre danken, maar ook de toezeggingen van Rome. Wij nemen immers alleen maar aan, wat Mgr. Lefebvre zelf heeft bereikt bij zijn onderhandelingen met Rome. Dit besef dat wij uit ons zelf niets hebben gedaan, moet ons deemoedig maken, maar ook een onbegrensd vertrouwen geven in de goddelijke Voorzienigheid. Haar danken wij alles wat het verleden ons gaf, aan Haar vertrouwen wij alles toe wat de toekomst zla brengen. In geloof en in overgave aan de trouw van de Heer hebben wij ons tehuis verlaten, zoals eens Abraham, toen God hem beval: "Trek weg uit uw land, uit uw verwantschap en uit uw vaderhuis, en ga naar het land dat Ik u zal tonen." Ook toen dit land nog niet in izcht was, hebben wij ons huis moeten verlaten in gehoorzaamheid aan dit goddelijk woord. En vermits deze gehoorzaamheid onze beslissing heeft gleid, mogen wij er ook grenzeloos op vertrouwen dat God zelf ons zal leiden en onze zaak in handen zal nemen. Dan mogen wij, die over geen menselijke middelen beschikken en menselijk volkomen machteloos zijn, zeggen: "Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?"
Men is nooit veiliger dan wanneer men zich algeheel overlevert aan Gods Voorzienigheid
P. Engelbert Recktenwald
Oberstenfeld, 10 augustus 1988