HOME | select here your language |
Nogmaals het z.g. Engelenwerk
Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P.
Uit: Katholiek Maandblad - 2e JAARGANG - No. 6 - JUNI 1990
In het laatste nummer van het vorig jaar van ons tijdschrift hebben wij enkele bladzijden gewijd (p. 340-346) aan een ook in Nederland verbreide organisatie die zich "Werk der heilige Engelen" noemt, kortweg "Engelenwerk" (EW). Dit "werk" is na de oorlog te Innsbruck ontstaan en had de goedkeuring van de toenmalige bisschop Mgr. Paulus Rusch. Deze is ongetwijfeld niet in alle geheimen van dat werk ingewijd geweest, met name niet in die van het sinds enkele jaren berucht geworden "Handboek". Hij zag in het werk een vrome organisatie waarin de verering van de Engelen bijzonder werd bevorderd. Het heet dat hij in later tijd kritisch tegenover de organisatie is gaan staan. Mgr. Rusch was geboren in 1903 en is nu overleden. Hij is eind 1980 opgevolgd door Mgr. Reinhold Stecher (geb. 22.12.1921) die op zijn beurt weer met het Engelenwerk, dat zijn zetel heeft op een goed bewaakte burcht in zijn diocees (de Petersberg), te maken heeft gekregen. Na het bekend worden van het op p. 343 van de vorige jaargang van ons maandblad genoemde "Handbuch", na de verboden door de bisschop van München en andere bisschoppen uitgevaardigd tegen de activiteiten van het Engelenwerk en de mantelorganisatie daarvan, de "Orde van het H. Kruis", heeft ook hij publiek zijn stem verheven en in maart van dit jaar de volgende verklaring afgegeven, die wij om het belang der zaak in vertaling laten volgen.
De Bisschop van Innsbrück
Innsbrück maart 1990
KOMMENTAAR BIJ DE VERKLARING OVER HET "HANDBOEK" VAN HET ENGELENWERK
Omdat er aanleiding toe bestond heb ik de volgende verklaring uitgegeven: De publicatie van het zo genaamde 'Handboek van het Engelenwerk' heeft begrijpelijker wijze heel wat opzien en bevreemding gebaard. In deze samenhang kan ik slechts opnieuw op het standpunt wijzen dat ik tegenover de Orde van het Heilig Kruis en het Engelenwerk steeds heb ingenomen: Niemand kan iets tegen de verering van de heilige Engelen hebben, zoals deze hun wordt gebracht volgens de op juiste wijze begrepen uitspraken van de Heilige Schrift en de Overlevering van de Kerk. Het 'Handboek' brengt echter uitgebreide fantasterij en deels bijgelovige beweringen over engelen en demonen.
Zolang ik de verantwoordelijkheid draag voor de verkondiging van het geloof in de kerk van Innsbrück, moet ik daarom de verbreiding van deze leeropvattingen in mijn bisdom verbieden en kan slechts hopen dat de voor het Engelenwerk verantwoordelijke personen er zich van zullen distanciëren. Zij zouden daarmee gevolg geven aan het beroep, dat reeds éénmaal door de Congregatie voor de Geloofsleer is gedaan, om in de verering van de engelen op de bodem van Schrift en Overlevering te blijven. Tegelijk zouden zij veel vrome mensen een dienst doen door hen in te lichten.
De oorzaak van deze verklaring is het feit, dat de leerstellingen van het Handboek op brede wijze publiek zijn geworden. Helaas zijn de gepubliceerde bijzonderheden van het Handboek, die in de publiciteit zijn gebracht, in overeenstemming met de feiten, voor zover ik dit heb kunnen nagaan. Het genoemde Handboek bevat op meer dan 300 bladzijden tot in bijzonderheden een zogenaamde kennis van engelen en demonen, waarbij wordt beweerd dat men alle engelen en duivels bij naam kent en nauwkeurig weet welke taken zij hebben ontvangen. Het geheel is een verzameling van onbewezen en onbewijsbare beweringen. De centrale christelijke boodschap raakt daarbij op de achtergrond. Tegenover de op breedste wijze geschilderde activiteiten van de engelen treedt de Verlossing door Christus volledig op de achtergrond (vollig zurück).
Twee dingen maken de zaak bijzonder bedenkelijk: AI in de eerste woorden van de inleiding (Handbuch 3, regel5vv.) wordt erop gewezen dat het gaat om de grondslag van het hele werken van de heilige Engelen, dus het fundament waarop het berust.
En ten tweede wordt het geheel voor goddelijke openbaring (privé-openbaring) uitgegeven. Men eist dus voor deze uitspraken (die in omvang de vier evangeliën zeker overtreffen) het hoogste gezag op.
Onder deze zogenaamde "goddelijke" openbaring staat, bij vele andere beweringen (p. 182vv.), over het onderwerp "stralingen" onder anderen het volgende (als in het Engelenwerk op Tschernobyl wordt gewezen, is het duidelijk dat het hier over heel iets anders dan over radioactiviteit gaat):
In het volgende zullen enkele dingen in de schepping worden vermeld, die door de bestraling van demonen veranderd kunnen worden:
Helder water dat aan de oppervlakte de aarde stroomt neemt geen demonische stralingen op, onder de aarde doorsijpelend water neemt onderaardse stralingen op. Stilstaand water neemt demonische stralingen op en hetzelfde geldt voor verkleurd water.
IJzer, kiezel en kalkhoudende aarde neemt geen demonische stralingen op.
Zwavelhoudende, veenhoudende en moerassige aarde neemt demonische stralingen op.
Ontvankelijk voor demonische stralingen zijn: Beinkraut, brandnetels (hier volgen een aantal groepen planten). Niet ontvankelijk zijn: arnica, valeriaan, berk, campanula, spar, enz. enz.
Bij dieren zijn voor demonische stralen ontvankelijk:
Het meest de grijze, gevlekte en zwarte katten; de gevlekte en zwarte kippen; varkens en gladharige honden; bromvliegen, ratten, slangen.
Ontvankelijk (beïnvloedbaar) zijn: alle roofdieren, nachtdieren, moerasdieren, jakhalzen, hyenas en alle aasdieren, geiten, apen en pauwen, mieren, termieten, pissebedden, eksters, koekoeken en kraaien, rupsen, woelmuizen, wespen, spinnen en scorpioenen en alle steekvliegen.
Niet ontvankelijk voor demonische stralingen zijn:
onder de huisdieren: het schaap, jong vee, de ezel;
onder de bosdieren: hert, ree, gems, haas, leeuwerik, kwartel en gevleugeld wild (wilde eenden);
onder de vogels: mus, duif, zwaluw, meeuwen alle zangvogels;
alle vissen en walvissen behalve roofvissen en de paling; bijen en lieveheerbeestjes.
terk en schadelijk stralend werken door zwarte magie (wij drukken vet, v.d.Pl.): pas geplukte veren van levende zwarte kippen, haren van dieren, vooral van koeien, katten, zwijnen, veren van de haan, van pauwen, van kraaien; tanden en klauwen van dieren, verse ingewanden.
De mensen die Satan toebehoren is bovendien de tijd waarin demonische bestralingen bijzonder sterk zijn (b.v. volle maan, nieuwe maan, bepaalde dagen en nachten en andere tijden) goed bekend door wat hun over demonen is geleerd, en (deze kennis) wordt aangewend om er kwaad mee te doen.
Eind van de letterlijke aanhaling.
Hierop volgen lijsten van demonen, die bijzonder verantwoordelijk zijn voor allerlei soorten van menselijk lijden, van vallende ziekte tot rode loop. Voor alles is er een afzonderlijke duivel, met name bekend aan de zienares.
Op deze manier is het hele Handboek geschreven, dat naar eigen mededeling goddelijke openbaring en fundament van het Werk der heilige Engelen moet zijn. De inhoud van het boek spreekt een oordeel uit over de "echtheid" van deze privé openbaring. Men voelt zich waarlijk verplaatst in de diepste afgronden van het bijgeloof Hier is niet eens theologische vorming nodig, maar alleen een eenvoudig huis- en tuininzicht om de onzinnigheid van zulke beweringen te doorzien. Maar men komt er niet mee klaar deze demonisering eenvoudig van de hand te wijzen als iets zonderlings. In toenemende mate worden vrome mensen beïnvloed door deze demoniseringideologie. De wereld wordt voorgesteld als een groot net van demonische "stralingen" en duivels-magische beïnvloedingen, waartegen alleen redding is te vinden in het Engelenwerk, dat doorzijn geheime kennis de tegengestelde krachten kent en weet te gebruiken. In godsdienstige kringen heerst een groeiende en doelbewust veroorzaakte angst voor demonen, die niets meer weet van de bevrijding door Christus. (Men vergelijke slechts de stemming van het zonnelied van Franciscus met de bovenstaande duistere leerstellingen van een, volgens soort en uiterlijk, gedemoniseerde natuur!). De angsten voor demonen nemen deels ziekelijke vormen aan. Psychotherapeuten en de psychiatrische kliniek kunnen daarvan een lied zingen. En zulke verschijnselen doen zich steeds meer voor aan elke zielzorger.
Ik beschouw het daarom als mijn plicht op te treden tegen een dergelijke leer, die zich omgeeft met een stralenkrans van goddelijke openbaring.
Daarmee is niets gezegd tegen de verering van de engelen, met wie wij ons in elk "Sanctus" van de heilige Mis verenigen om God te prijzen.
Tegelijkertijd zou ik erop willen wijzen dat enkele priesters van het Engelenwerk, die in het diocees werkzaam zijn, deze privé openbaring, bij mijn weten, niet tot inhoud van de verkondiging hebben gemaakt en verdienstelijk hebben gewerkt in de zielzorg.
Maar omdat in verband met het bekend worden van het "Handboek" veIe vragen bij mij zijn binnengekomen en een grote onzekerheid is ontstaan, en omdat de voor het Engelenwerk verantwoordelijken hun "Handboek" alsmaar blijven verdedigen, was een duidelijke verklaring nodig.
Reinhold Stecher
Bisschop van Innsbrück
Inmiddels is bekend geworden dat ook de Oostenrijkse bisschoppen zich gezamenlijk hebben aangesloten bij de verklaring van die van Innsbrück. Het blad Trouw vermeldde het op 9.4.'90, nadat Oostenrijkse bladen er melding van hadden gemaakt. Trouw maakt melding van de "zeer behoudende r.k. devotie van het Engelenwerk"! De uitdrukking "zeer behoudend" voor een door de bisschoppen veroordeeld gevaarlijk bijgeloof is de moeite waard! Zij laat zien welke betekenis de schrijver van Trouw aan "behoudend" geeft.
Inmiddels ontbreekt tot dusver elke verklaring van de zijde der leiding van het EW, dat zij de ideeën van het "Handboek" desavoueert. De "Leiter" Blaskó houdt er halsstarrig aan vast en het is mij al verschillende malen gebleken dat het "Handboek" ook in Nederland invloed heeft, terwijl het bestaan ervan voor de eenvoudige en geen kwaad of geheimen vermoedende leken zorgvuldig wordt geheim gehouden. De leiding heeft geweten wat zij deed toen zij het Handboek niet aan de geschriften toevoegde, die zij jaren geleden aan de Congregatie voor de Geloofsleer overhandigde, om de opvattingen van het EW te onderzoeken. Toen ik eens aan een priester van het EW en van de "Kruisorde" vroeg waarom al die kennis omtrent de wereld van de engelen zo geheim werd gehouden, antwoordde hij: dat is opdat de modernisten ons niet zouden uitlachen! Laat ze lachen!, dacht ik. De reden was een heel andere, zoals nu uit allerlei uitspraken van leidende figuren uit het EW blijkt: de niets vermoedende eenvoudige gelovige die men voor het EW heeft aangeworven moeten geleidelijk, stap voor stap, in de hogere geheimen worden ingewijd, voor zover men ze daarvoor geschikt acht. Buitenstaanders hebben er niets mee te maken! Eerst wanneer men, naar het oordeel van de leidende (priesters) van het EW, kennis heeft gekregen van "eenvoudige" geheimen van de wereld der engelen, kan men in aanmerking komen in de hogere geheimen te worden ingewijd. Geloof aan door engelen en duivelen uitgezonden "stralingen" met hun "golflengten", occultisme en magie, spelen hierbij een belangrijke rol. Zelfs heksengeloof is erbij!
Het EW verdedigt zich tegen de ingebrachte beschuldigingen uitermate zwak of niet en beantwoordt herhaaldelijk zakelijke argumenten met persoonlijke aanvallen op hen die ze naar voren brengen. Men heeft het vooral op de sympathieke 69-jarige wijbisschop Von Soden gemunt, die Blaskó voor de wereldlijke rechter wil slepen en die men voor de TV zelfs van "laster" en van het voeren van een "met haat gevulde campagne" heeft beschuldigd.
Men heeft gezegd: hebben de kerkelijke autoriteiten, die zoveel modernistische ketterijen onweersproken laten en weinig of niets van echt belang tegen het modernisme ondernemen, nu niets anders te doen dan juist tegen het EW op te treden? Het EW aanvaardt toch heel de leer van de Kerk (al zet het daar dan een geheime nieuwe verdieping bovenop)? De vraag is zeker niet zonder reden gesteld. Maar men moet bedenken dat het EW in zijn kern (en dat zijn vooral de priesters) in de Kerk een geheel nieuwe en door niets geloofwaardig te maken (men probeert niet eens het te doen, zodat men aan gnosis moet denken) leer over de engelen verkondigt, samengaand met bijgeloof en occultisme en dit alles zo min mogelijk in het openbaar wil doen, maar in besloten kring onder ingewijden. Het modernisme treedt op het ogenblik in de Kerk in het publiek op en wordt van de daken geschreeuwd. Daarom is de slechts voor ingewijden bestemde leer van het EW een gevaar voor de Kerk en doen de bisschoppen er goed aan de gelovigen er voor te waarschuwen.
Gelijk men weet heeft ondergetekende vele jaren lang zijn beste krachten gewijd aan het maandblad Katholieke Stemmen (Tilburg). Hij heeft zich daaruit eind 1986 moeten terugtrekken, toen het redacteurschap hem practisch onmogelijk gemaakt werd door het echtpaar dat de materiële middelen ter publicatie feitelijk in handen had. De directe aanleiding was, dat ik de (natuurlijk niet ondertekende) z.g. rondzendbrieven van het EW niet meer wilde opnemen, om geen, zij het indirecte propaganda voor het EW te maken, toen het in opspraak begon te komen. Het gebeurde toch!
Veel goede gelovigen die alleen maar op eenvoudige wijze van het EW lid zijn en daarvan geestelijke weldaden ondervinden vermoeden niets van wat in de kern daarvan omgaat. Zij worden daarvan onkundig gelaten tot de leiders vinden dat zij persoonlijk dieper in de geheimen van engelen en demonen, van hun stralingen enz. kunnen worden ingewijd. Mij zijn een aantal personen bekend die zich uit het EW hebben teruggetrokken, zodra men hen deze "geheimen" ging bijbrengen.
Wijbisschop Von Soden heeft met het bekend maken van het "Handboek" de Kerk en ook de niets vermoedende leden van het EW, een grote dienst bewezen. Naar ik verneem heeft Blaskó hem bij de burgerlijke rechter in Duitsland daarvoor aangeklaagd (in strijd met can. 1405, 3, 1 van het kerkelijke wetboek) en eist hij een bedrag van zes cijfers in Duitse Marken schadevergoeding!! Het lijkt mij echter de vraag of hij in Duitsland de auteurswet heeft overtreden, omdat het "Handboek" geen naam draagt van een auteur, geen plaats van uitgifte en voor niemand auteursrechten opeist. Bisschop Von Soden heeft ongetwijfeld gehandeld in het algemeen belang van de Kerk, toen hij het "Handboek" liet vermenigvuldigen en aan alle bisschoppen van Duitse taal toestuurde. Het zou een rein schandaal zijn en ook het EW weinig goed doen, als Blaskó zijn aanklacht zou volhouden.
Uit het in 1969 gepubliceerde, maar niet in de handel gebrachte en aan niemand verkocht boek "Tagesengel" stonden al meer dan voldoende dwaasheden en absurditeiten (afgezien van het algemeen karakter ervan) om er een afwijzend oordeel over uit te spreken. Maar de inhoud van het angstvallig geheim gehouden en voor de priesters van het EW bestemde "Handboek" overtreft alles wat tot dusver van de geheimen van het EW bekend was. Een absurd en onder sommige opzichten zelfs gevaarlijk occultisme is bezig de Kerk binnen te dringen via het EW, dat voorgeeft de ware verering van de engelen te willen bevorderen. Dit mag niet gebeuren.