HOME | select here your language |
Boekbespreking: Fragen in die Zeit (Klaus Gamber)
Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P.
Uit: Katholiek Maandblad - 1e JAARGANG - No. 7/8 - JULI/AUGUSTUS 1989
Klaus Gamber, Fragen in die Zeit. Kirche und Liturgie nach dem Vatikanum II. Regensburg 1989, Pustet. 230 b1z. 14 x 21 Y2 cm.
Mgr. Klaus Garnber, de directeur van het Liturgiewissenschaftliches Institut te Regensburg (waar Mgr. Graber bisschop is geweest) is onlangs 70 jaar geworden en heeft bij deze gelegenheid een aantal door hem op liturgisch gebied gepubliceerde artikelen in bijgewerkte vorm in de bundel verenigd, die voor me ligt. Hij heeft die laten volgen door een lijst van gepubliceerde werken en artikelen, die 361 nummers omvat en in 1941 begint. Ongeveer 75 hiervan zijn boeken of afzonderlijk gepubliceerde studies. Een monumentaal levenswerk.
Zo goed als het gehele oeuvre van Mgr. Gamber heeft betrekking op de liturgie, waarbij de Latijnse zijn voorkeur heeft, maar waarin ook die van het christelijk Oosten een belangrijke plaats inneemt. De omvang en kwaliteit van zijn werk maken de auteur tot een der meest vooraanstaande liturgisten van onze tijd. Toch staat hij niet vóóraan in hun rijen, want hij is iemand die zich met de ontwikkeling, die de voormalige Latijnse liturgie sinds het laatste algemeen Concilie heeft ondergaan, niet kan verenigen. Hij had van Vaticanum II gehoopt dat het een z.i. nuttige ontwikkeling van de liturgie in goede banen zou leiden, maar die hoop heeft hij niet in vervulling zien gaan. Om zijn oordeel over wat gebeurd is duidelijk te maken haalt hij een tekst van St. Athanasius (295-373) aan: "De Kerk heeft niet pas nu regels en voorschriften gekregen, want deze zijn haar door de Vaders goed en veilig overgeleverd. Het geloof is niet eerst nu begonnen, maar komt van de Heer en is door zijn leerlingen aan ons overgeleverd. Moge in onze dagen toch niet worden prijsgegeven, wat van het begin af tot nu toe in de kerken bewaard is. Moge wat ons is toevertrouwd, toch niet trouweloos worden weggenomen!" Gamber is van mening dat, wat de grote voorvechter van het geloof Athanasius voor zijn tijd vreesde, in de onze werkelijkheid is geworden. Naar een bekend woord van de Fransman P. Gélineau S.l., is de Romeinse liturgie (hij doelt op die van de Eucharistie) niet slechts "bij de tijd gebracht" (Joannes XXIII), maar "vernietigd"; er is een andere voor in de plaats gekomen. Dit was niet in overeenstemming met de bedoeling noch met de tekst van Vaticanum II, maar is door professionele liturgisten, die in hun bibliotheken en aan hun bureaux werkten, en door Pius XII nog in toom werden gehouden, aan de Kerk opgedrongen. Indien een bloei van de liturgie, van de vroomheid, van het geloof en van de Kerk in het algemeen daarvan het gevolg was geweest, zou men er zich zeker over willen verheugen. Maar het tegendeel is gebeurd en voor iedereen die dit wil zien is het duidelijk dat de liturgie hierbij een grote rol heeft gespeeld. In plaats van dat men zich haar harmonisch heeft laten ontwikkelen, heeft men gedaan wat nog nooit was geschied: men heeft een groot deel van het oude afgebroken en er iets anders voor in de plaats gesteld. Daarbij is gebeurd wat de verantwoordelijken niet hadden verwacht: tallozen hebben zich op uitgebreide schaal niet aan de voorgeschreven veranderingen gehouden, maar de oude liturgie gezien als een hek dat nu van de dam is. Talloze "voorgangers", liturgische parochiecomité's enz. veranderen nu de liturgie naar eigen goeddunken en zelfs willekeur, tot op de meest onwaardige en smakeloze manier toe.
Mgr. Gamber houdt niet op hiertegen zijn stem te verheffen, en doet dit niet alleen in geleerde geschriften, maar ook in talloze voor iedereen begrijpelijke artikelen, opstellen en boeken. Wij bevelen ze ieder, die het officiële gebed van de Kerk lief is, ter lezing aan. Vooral jongeren, die van de liturgie veel meer verlangen dan wat hun vandaag wordt geboden, zullen er veel uit Ieren, want hun is de liturgie van vóór de liturgische revolutie doorgaans onbekend.
Wij moeten ons ervoor hoeden het oude voor beter te houden omdat het nu eenmaal ouder is, uit "de goede oude tijd" is. Gamber doet dit allerminst. Voor hem is de liturgie een levend gegeven dat, zoals al wat leeft en groeit, zich ontwikkelt en op zijn tijd moet besnoeid of bijgewerkt worden. Maar de eerbied vraagt ook dat men het niet afkapt om er iets anders voor in de plaats te stellen. Dat dit laatste is gebeurd wordt door P. Gélineau in zijn "De liturgie van morgen" aldus verwoord: " Allen die nog de hoogmis in het Latijn en met gregoriaanse zang hebben gevierd, mogen zich die herinneren, als zij hiertoe nog in staat zijn. Niet alleen de woorden, de gezangen, de gebaren zijn anders, de héle misliturgie is een andere. Men moet het zonder omhaal uitspreken: de Romeinse ritus, zoals wij die hebben gekend, bestáát niet meer. Hij is vernietigd! De muren van het oorspronkelijke gebouw zijn omgehaald... het ligt nu in puin" (bij Gamber, p. 95). Gélineau stelt dit met voldoening vast, niet met verdriet.
Het boek van Gamber bevat, in vier groepen, niet minder dan 30 bijdragen over tal van actuele onderwerpen, te veel om hier te noemen. Hij stelt regels op voor een verantwoorde verandering, die de traditie van de hele Kerk als richtsnoer moet nemen (wat sinds Vaticanum II niet is gedaan; men heeft zelfs Protestanten bij de veranderingen laten adviseren, niet vertegenwoordigers van het christelijk Oosten).
Mgr. Gamber heeft bijzonder veel kritiek op de veranderde plaats (nergens uitdrukkelijk voorgeschreven) van de priester aan het altaar. Hierover heeft hij zelfs een afzonderlijk werkje uitgegeven: Zum Herrn hin! Fragen um Kirchenbau und Gebet nach Osten, Regensburg 1987, Pustet, 73 blz. Wij bevelen ook deze studie bijzonder aan, zoals overigens alles wat door Mgr. Gamber over liturgie is geschreven. Het is een teken des tijds dat Pustet slechts als "Kommissionsverlag" voor Gamber optreedt, d.w.z. dat hij zijn werken slechts verkoopt maar er niet de verantwoordelijke uitgever van is. Daarom Iaat Gamber veel uitgeven door zijn liturgisch instituut; voor zover de onkosten niet door dit instituut worden gedekt, heeft hij subsidies en giften nodig of grijpt hij in eigen zak. Zijn levenswerk is een zaad, dat zeker ergens op vruchtbare grond zal vallen, want de Kerk is zulk een grond.