www.ecclesiadei.nl
Introibo ad Altare Dei
Hoofdpagina | Tridentijnse Liturgie | Documenten | Bedevaarten | Links | Contact 
 www.ecclesiadei.nl / documenten / DOSSIER: Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P. / Staat op, Uw lenden omgord met de waarheid!

Staat op, Uw lenden omgord met de waarheid!

Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P.
Preek in de Parochiekerk van de H. Jozef, "Den Heuvel", Tilburg, 14 juni 1970

"Staat op, Uw lendenen omgord met de waarheid, en neemt het schild van het geloof ter hand." (Ef. 6, 16)

Deze tekst, beminde christenen, kwam mij in de geest toen ik in de "Osservatore Romano", het pauselijk blad, van 19 en 21 mei, de tekst las van twee toespraken die onze h. Vader heeft gehouden: één voor het college van kardinalen, dat hem geluk kwam wensen op de vijftigste verjaardag van zijn priesterwijding, één, twee dagen later, bij de algemene audiëntie,d ie hij op woensdag geeft. De eerste heet: "Het uur der duidelijkheid voor het geloof van de Kerk", en het tweede: "De moed der waarheid in dit uur van crisis". Ik wil U daaruit enkele stukken laten horen omdat zij zo geheel zijn aangepast aan de geest der actie van het opdragen van heilige Missen voor het Behoud van het Geloof, waarvan deze er één is.

"Een golf van kritiek - zo zegt de Paus -, van ontkenning en van geweld, stroomt tegenwoordig over dijken waarachter men zich vroeger veilig voelde. Hoe zou dan de christen niet van streek kunnen zijn door die storm, die zelfs op de Kerk is losgebroken? In de wereld worden dezelfde afgoden telkens weer opnieuw geboren. Maar wat zou het christendom zijn als men het zou willen terugbrengen tot een puur menselijke gedachte, tot een natuurlijke gemeenschapsleer? Meer dan ooit is het duidelijk dat de christenen de moed, de Waarheid te verkondigen, dwz. haar luide te doen horen, moeten opbrengen als zij trouw willen zijn aan hun roeping, óók om aan deze wereld een ziel te geven. De moed om de Waarheid te verkondigen is de eerste, en niet te vervangen liefdedienst - aldus de Paus tot de kardinalen -, die de herders deze zielen aan de hun toevertrouwde gelovigen moeten bewijzen. Wij zullen het nooit aanvaarden - zo zei hij -, dat de bedienaar van het Evangelie alleen maar zuiver menselijke woorden spreekt, al is het misschien onder voorwendsel van naastenliefde. Ook is het niet mogelijk, niét de nadruk te leggen op het eeuwig heil van de mensen, waarom het in de christelijke prediking juist gaat."

In de tweede toespraak gaat de H. Vader in op wat hij tevoren had gezegd: "Het historische uur heeft geslagen, waarop van alle leden der Kerk grote moed wordt gevraagd. Heel in het bijzonder de moed der Waarheid, die de Heer zelf aan zijn leerlingen beval toen Hij sprak: "Uw ja moet ja en Uw neen moet neen zijn." Die plicht, om moedig de waarheid te belijden is zó belangrijk dat de Heer dit het doel van zijn komst in de wereld heeft genoemd. Vóór Pilatus staande sprak Jezus deze woorden: "Daartoe ben ik gekomen, en daartoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid". Pilatus antwoordde hierop met zijn misschien wat ironisch bedoelde vraag: "Wat ís waarheid?" De landvoogd beantwoordde deze vraag niet zelf, maar voor ons blijft zij gesteld: "Wat ís waarheid?" Allereerst is zij voor ons de Waarheid van het Geloof. Immers, op deze waarheid rust heel het gebouw der Kerk en daarom ook van ons eeuwig heil. Maar wat zien wij? Bij velen bangheid en angst, onzekerheid, dubbelzinnigheid en compromissen, dwz. het op een akkoord gooien met de waarheid. Er is een tijd geweest, dat het menselijk opzicht christenen ertoe bracht, niet volgens hun geloof te leven; maar nu moet men zich afvragen of men niet bang is geworden, zelfs maar te gelóven. En dat is een veel groter kwaad, omdat het de wortel aantast van het geloof zelf, en daarom hebben Wij Ons verplicht gevoeld, in 1968, op het feest van de Apostel Petrus, een uitdrukkelijke geloofsbelijdenis af te leggen. (Een geloofsbelijdenis waarvan U allen weet hoe zij o.a. in ons vaderland is ontvangen.) Vandaag - zo gaat hij voort - lijdt de christelijke waarheid geweld. Men trekt zich niets aan van wat het kerkelijk Leergezag voorhoudt. Dat Leergezag, dat door Christus is aangesteld om Zijn leer te bewaren en zuiver te verklaren. En in deze mentaliteit probeert men het volledige en ware geloof gemakkelijker te maken door het weglaten van die waarheden, die voor de moderne mens niet meer aannemelijk lijken. Men kiest er op eigen gezag enkele uit, die men wel aanvaardbaar vindt. Anderen willen een heel nieuw geloof, in het bijzonder met betrekking tot de Kerk, die zij helemaal willen aanpassen aan de eisen der maatschappijleer van het ogenblik. Weer anderen hebben genoeg aan een zuiver natuurlijk, menslievend geloof, een nuttig geloof, dat wel wil steunen op het echte geloofsgegeven van de liefde tot de mensen, maar dat de godsdienst tot dienst aan de mens maakt, met voorbijgaan van wat hij allereerst moet zijn: liefde tot God, dienst van God. Anderen tenslotte willen, onder voorwendsel van pluralisme, dubbelzinnige en onzekere uitdrukkingen in het uiteenzetten van de geloofsleer gebruiken. Zij menen ook, dat het genoeg is het geloof te zoeken, om het niet behoeven te belijden. Zij vragen zelfs aan de gelovigen, wat zij willen geloven en kennen hun daarmee de twijfelachtige gave toe, op dit punt bevoegdheid en ervaring te bezitten, zodat de Waarheid van het Geloof op het spel wordt gezet en afhankelijk gemaakt van vreemdsoortige, wisselvallige, eigenmachtige oordelen. Dit alles gebeurt wanneer men zich niet onderwerpt aan het Leergezag der Kerk, door de Heer aangesteld om de Waarheid van het Geloof te behoeden. Om dit alles, zo besloot de Paus, moeten wij de moed hebben, de waarheid te verdedigen én te verkondigen als uitdrukking van trouw aan Christus en aan Zijn Kerk; als grote dienst ook aan de wereld van vandaag,d ie dit geloofsgetuigenis van alle gelovigen verwacht." Aldus, beminde christenen, in uittreksel en zoveel mogelijk letterlijk, de woorden van de H. Vader.

Het hoeft voor niemand, die thuis is in het katholiek Nederland van vandaag, enig betoog dat deze woorden waarschuwend gericht zijn tot velen, die o.a. in ons land nog officiëel voor katholiek doorgaan. Maar waarom zouden wij ons tot hen beperken? Deze woorden zijn tot ons allen gericht. Zij vragen van ons allen twee dingen: het belijden van het geloof, en de moed om het te belijden. Wat het eerste betreft, wij horen in ons land tegenwoordig vaak één der door de Paus in de aangehaalde woorden veroordeelde dwalingen: het komt er niet op aan, of niet zozeer op aan, wát men nu precies gelooft en of men dit allemaal met duidelijke woorden kan zeggen; het komt er op aan wat U dóet. Orthodoxie of rechtzinnigheid in de leer, kan men lezen, is minder belangrijk. Het komt aan op de zg. orthopraxie, het juist doen, en dit laatste bestaat dan in de uitwerking en toepassing van dit éne woord van het Evangelie: Bemint Uw naaste gelijk Uzelf. Dit is genoeg, meer is niet nodig.
Beminde christenen! Deze woorden, uitgesproken in de geest die men kent, kunnen wij niet onderschrijven. Zeker, in het verleden, en nu nog, hebben velen zich vergist wanneer zijd achten dat het genoeg is voor het geloof, dit regelmatig op te zeggen en de antwoorden op de vragen van de goede oude Catechismus van buiten te kennen, om dan over te gaan tot de orde van de dag: liefdeloosheid, leugen, bedrog, hebzucht, onderdrukking van mensen en volkeren, onkuisheid, echtbreuk en ga zo maar door. Zulk een geloof zonder werken is al volgens het woord van de Apostel Jacobus een dood geloof. Het zal ons slechts dienen tot veroordeling, en nimmer tot redding of kwijtschelding. Het geloof is voor de christen véél meer: het is, als het ware, een grondwet, een beginselverklaring, een erkenning van zijn plaats tegenover God in het werk van schepping en verlossing. En die erkenning heeft alleen maar zin wanneer men ook dienovereenkomstig wil leven, want anders, zoals ik zeide, zal ze ons alleen maar strekken om straks te worden veroordeeld. Het geloof, beminde christenen, is bovendien niet zo verschrikkelijk ingewikkeld want anders zou het niet óók, en misschien zelfs alleréérst, voor de eenvoudigen zijn. Twaalf artikelen van het Geloof is niet te veel en wat daarbij nog is geformuleerd is meestal om de fundamentele artikelen veilig te stellen. Zij zijn er allemaal om leidende beginselen, leidende sterren, te zijn in ons christelijk leven.

Ik kies er één voorbeeld uit. Dat is de waarheid, het geloof dus, omtrent de heilige Eucharistie. De Kerk, de Katholieke Kerk, heeft altijd geleerd, dat wanneer een priester het H. Misoffer opdraagt, op zijn woorden brood en wijn werkelijk, geheel en al, veranderd worden in het Lichaam en bloed van Christus, dat wil zeggen: in de hele, verheerlijkte Christus, bij wie deze beide delen één geheel zijn. Wanneer men dit ontkent, vermindert of loochent mende betekenis van de Eucharistie en daarmee ook van het Misoffer, en de gevolgen laten dan niet meer op zich wachten. Veel priesters lezen weinig Missen meer. Het dagelijks Misbezoek, in mijn jeugd zo druk, is in vele kerken bijna geheel of volkomen verdwenen. Van publieke aanbidding van het Heilig Sacrament is in de meeste kerken niets meer te merken. Veel gelovigen, die tegen het einde van een H. Mis nog een Hostie komen halen, doen dit niet zelfden, of tegenwoordig bijna altijd, terwijl zij lange tijd, soms jaren, niet meer hebben gebiecht. Alsof het niet vreeswekkend is, Jezus Christus zelf, de Heilige der heiligen, te ontvangen in een hart, dat met vele zonden is besmeurd en door de aanhankelijkheid daaraan besmet! Maar men kan het gemakkelijker doen wanneer men niet meer gelooft, dat het Jezus Christus werkelijk zèlf is. Ik weid er nog niet eens over uit dat velen de kuisheids- en huwelijksleer der Kerk niet meer aanvaarden in hun levenspraktijk en er toch geen bezwaar in zien in deze toestand Hem te ontvangen, die de bron i s van alle reinheid en die de zondaars, die berouw hebben en zich willen bekeren, wil helpen met zijn genade. Enerzijds ziet men dus sterk verminderde verering en eerbied voor de Eucharistie, anderzijds communiceren nog velen zonder veel moeite te doen, hun leven in overeenstemming te brengen met de goddelijke heiligheid van Christus zelf, waarmee ze in contact komen door het Lichaam van Christus op hun tong te ontvangen. De leer, en ook de dwaling, gaat aan het leven vooruit en beïnvloedt dit diep, zoals steeds. Voor ons is deze leer het geloof: het Geloof der Kerk, aanvaard op gezag van god, die het heeft geopenbaard; gekend door de Kerk, die het ons voorhoudt;p door ons beleden; in ons leven in praktijk gebracht. En zo ziet U, dat het niet juist is, te zeggen: ach, het komt er niet precies op aan, wat men nu gelooft, als men maar goed doet. - Het doen zal geheel veranderd worden wanneer het geloof niet meer zuiver is.

Waar het velen onder ons heden niet in ernstige mate ontbreekt aan geloof, ontbreekt het toch wel aan ál te velen aan de moed waar de Paus van sprak, om het te belijden. acht, beminde christenen! De gemiddelde Nederlandse burger, ook de "goede katholieke", wil niet graag worden verstoord in een kalm en rustig bestaan. Hij tracht gevecht- en conflictsituaties te mijden. Wanneer men hem het vuur niet ál te na aan de schenen legt, zoals in de latere tijd, maar nog niet eens in het begin, van de Duitse bezetting, doet hij liever morrend en, zoals men het een echt Hollands woord zegt: kankerend, wat van hem wordt gevraagd, liever dan dat hij opstraat en voor waarheid en gerechtigheid de strijd aanbindt. In deze situatie hebben minderheden die dit wèl doen - en die zijn er - en pressiegroepen, dikwijls ál te gemakkelijk spel (niet alleen in de Kerk maar ook in de politiek: dat gaat overal op): zij slagen er in, hun stem alléén te doen horen, vooral wanneer zij in het bezit zin van radio, televisie en pers. Ook dit is bij ons het geval en het is mede mogelijk geworden omdat het aan de vele goeden aan moed heeft ontbroken om op te staan en hun stem te alten horen, waar het geloof werd en wordt bedreigd, velen van ons die niet tevreden zijn, of zelfs met angst vervuld bij wat in de Nederlandse kerkprovincie gebeurt, zijn zelf in moed tekort geschoten. Zij zijn achter het schild van het geloof gaan zitten, om daar veilig te zijn, in plaats van dat zij het hebben genomen, het schild in de ene hand, het zwaard in de andere, en moedig ten strijd zijn getrokken. Maar onze mogelijkheden zijn toch zo beperkt, zult U zeggen. Mede door ons gebrek aan moed dreigen zij steeds beperkter te wórden!! Maar toch - en hiermee wil ik besluiten - kan men zich op allerlei bedreigde plaatsen aaneensluiten; kan men personen en tijdschriften die het geloof verdedigen, steunen; kan men op gepaste wijze - maar op de gepaste wijze protesteren wanneer daar reden voor is, en zoveel meer. En samen doen en samen sterk zijn, samen het Geloof verdedigen, samen-zijn in de Kerk, samen-zijn in de Kerk van Christus. Met een variant op een woord uit de eerste brief van de H. Petrus zegt de Kerk ons op de feesten der Apostelen: "Weest sterk in het Geloof en vecht tegen de oude slang". De slang, de demon, die in steeds weer nieuwe vormen onder ons wordt geboren, maar die tegen ons, verenigd in de Kerk van Christus niets vermag. De poorten der hel zullen haar niet overweldigen.

AMEN.

triniti