Pinksterbedevaart
van Notre-Dame van Parijs naar Notre-Dame van Chartres
Na de eerste twee korte meditaties van zaterdagochtend en lopend door de straten van Parijs, volgt thans de derde meditatie aan het eind van de ochtend ter inleiding van de H.Mis in het bos van Verrières nabij Bièvres.
Presentatie van de Sacraliteit van de H.Mis
De H. Eucharistie is het grootste en meest eerbiedwaardige sacrament, omdat het, onder de gedaanten van brood en wijn, Christus zelf bevat, de Gever van alle genaden. Het sacrament wordt met verschillende namen aangeduid, waarvan Eucharistie (=dankzegging, liturgische lofprijzing) door de Kerk in haar officiële uitspraken het meest wordt gebruikt. Men spreekt ook van het Sacrament des Altaars, het Allerheiligste, de H. Communie e.d. Men zegt God dank door Hem te prijzen, daarom is de viering van de H. Eucharistie allereerst een daad van lofprijzing. In het boek der Apocalyps beschrijft Johannes de hemelse liturgie naar het voorbeeld van de aardse. Zij is één daad van aanbidding van God en van het Lam dat geslacht werd. Daaruit volgt omgekeerd dat de liturgie op aarde een afspiegeling moet zijn van die in de hemel, dus een hoogheilig karakter moet dragen, allereerst van de verheerlijking van de Majesteit en van het Lam, dat zich voor ons als offer aan deze Majesteit heeft opgedragen. De hele viering van de H. Eucharistie moet deze gedachte, dit geloof, weerspiegelen.
De H. Eucharistie is door Christus zelf ingesteld tijdens het laatste Avondmaal. “Vurig heb Ik verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten” (Luc. XXII 15). Vooreerst nuttigt Hij met hen het liturgische maal, het paaslam, dat de joden elk jaar als herinnering moesten slachten en eten. Aan het eind van deze rituele maaltijd, wast de Heer de zijnen de voeten, neemt vervolgens brood, dankt en breekt het brood en geeft het aan zijn leerlingen met de woorden "Neemt en eet, dit is mijn Lichaam”. Hij neemt de kelk, dankt, reikt hun de kelk toe met de woorden: “Drinkt allen hieruit; want dit is mijn Bloed van het Nieuwe Verbond, dat wordt vergoten voor velen tot vergiffenis van de zonden” (Matt XXVI 26-28), “Doet dit tot mijn gedachtenis” (Luc. XXII 19).
Daarop begint Hij Zijn lijden, hetwelk Hij de volgende dag voleindigt met Zijn kruisdood, waarmee Hij Zijn Lichaam in de dood ten offer heeft gebracht en Zijn Bloed is vergoten: “Hij offert zijn Leven als losprijs voor velen” (Matt. XX 28
De instelling van de H. Eucharistie mag dan binnen een maaltijd hebben plaatsgevonden, echter dit was bovenal een joods liturgisch maal met vastgestelde rituelen, gebeden, handelingen en intentie, waarin het Paaslam werd genuttigd en door middel van lofprijzingen tot de Heer de herinnering aan de uittocht uit Egypte, het land van slavernij, in leven gehouden. Dit paaslam, dat volgens joods rituele wijze is geslacht en geofferd, is de Oudtestamentische voorafbeelding van de offerdood van Christus. “Ons Paaslam is geslacht: en dat is Christus!” (I Cor. V 7)
Hier zien we de instelling van de H. Eucharistie voortkomend uit het joodse Pascha, niet als een omzetting ervan, maar als iets nieuws waar het oude als voorafbeelding naar verwees: Christus, het Paaslam, die zichzelf geofferd heeft voor de uittocht van zijn Volk uit het land van de slavernij der zonde. Christus is niet gekomen om af te schaffen, Hij is gekomen om te vervolmaken. De aanbidding en verheerlijking van Christus, het Paaslam, dat Hij steeds weer door de priester op wonderbaarlijke wijze op het altaar des Heren tegenwoordig stelt: “Doet dit tot mijn gedachtenis” en tenslotte door van het Paaslam te nuttigen. De “maaltijd” als zodanig is in deze context een ondergeschikt middel. Christus heeft, het Pascha, de gedachtenis van de uittocht uit het land der slavernij volmaakt in de H. Eucharistie.
Christus is niet gekomen om af te schaffen, maar om te vervolmaken. Christus, het Paaslam, heeft de Joodse tempeldienst vervolmaakt,en gemaakt tot een volmaakte Offerdienst.
Doet dit tot mijn gedachtenis”, het tegenwoordig stellen van het H. Misoffer, Christus het Paaslam, is de opdracht van de Heer aan de Apostelen en hun opvolgers, die dit weer verder hebben overdragen aan hun priesters: de Liturgie van de H. Mis waarmee de H. Geheimen gevierd worden is het openbaar gebed van de Kerk. Zij is gestoeld op de H. Overlevering en vanaf de Apostolische tijd op organische wijze gegroeid, in het Oosten op de ene wijze, in het Westen op een andere wijze. Echter in alle gevallen met respect tot de overgeleverde ‘Lex Orandi, Lex Credendi’.
Genoodzaakt door optredende ketterijen is deze organische groei gericht op Sacraliteit (de “Orandi”) en het gebruik van juiste, niet mis te vatten formuleringen ( de “Credendi”) om zodoende het Geloof van de Kerk in de H. Liturgie te verzekeren.
Omdat in het H. Misoffer Onze Lieve Heer zoveel genade uitdeelt, is, vanwege de eenheid tussen het Geloof en het Gebed, de Sacraliteit van de Liturgie van uitermate groot belang. Haar sacrale uitstraling is een uiterlijke maatstaf voor de toestand van het Geloof. Als het Geloof verzwakt, zal ook de sacraliteit van de Liturgie afnemen. Daarom ook: hoe groter de sacraliteit is, waarmee de Liturgie wordt gecelebreerd en hoe eenduidiger haar gebeden het Geloof verwoordt, des te sterker zal het Geloofsleven worden geïnspireerd en des te talrijker zullen de vruchten zijn.