Pinksterbedevaart
van Notre-Dame van Parijs naar Notre-Dame van Chartres
“Hij die U hoort, hoort Mij” (Lucas 10, 16)
Zend Uw Geest uit en alles zal herschapen worden.
En Gij zult het aanschijn van de aarde vernieuwen.
Laat ons bidden.
God, Gij hebt de harten van de gelovigen door de verlichting van de Heilige Geest onderwezen;
geef dat wij door die Heilige Geest de ware wijsheid mogen bezitten en ons altijd over Zijn vertroosting verblijden.
Door Christus, onze Heer.
Amen.
“Wie u hoort, hoort Mij, en wie u versmaadt, versmaadt Mij; maar wie Mij versmaadt, versmaadt Hem, die Mij heeft gezonden.” Deze woorden sprak Christus bij de uitzending van zijn leerlingen…Zij moesten verkondigen dat “het Koninkrijk Gods nabij is”.
Nadat met zijn Kruisdood het Koninkrijk Gods onder ons is gekomen in het Mystiek Lichaam van Christus heeft Hij in de strijdende Kerk deze opdracht vervolmaakt: “Gaat dus heen; onderwijst alle volken, doopt ze in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en leert ze onderhouden al wat ik u heb geboden.” Immers “zo iemand niet opnieuw geboren wordt, kan Hij het Koninkrijk Gods niet aanschouwen.”
Dit is de prediking van Christus en deze prediking heeft Hij aan zijn apostelen doorgegeven. Dit is ook de prediking van de Kerk. En “Wie u hoort, hoort Mij, ..”: de verkondiging door de Kerk komt van Christus. Het is Christus die als het Hoofd van Zijn Mystiek Lichaam, dat de Kerk is, tot ons spreekt. Het Woord van de Kerk, door Petrus, door de Bisschoppen en door de priesters wordt gesproken op gezag van Christus. Zo is het Christus die door het woord van Petrus, de Bisschop en de priester tot ons spreekt. Evenzo is het Christus die door Petrus, de Bisschop en de priester de sacramenten uitdeelt. De priester is in zijn heilig ambt Persona Christi: “Wie u hoort, hoort Mij, ..”.
Echter, uit het volk verzamelde Christus zijn leerlingen en uit deze leerlingen verkoos Hij zijn discipelen en slechts één van hen stelde hij aan tot de rots. Zo structureerde Hij ook zijn Mystiek Lichaam. Slechts één kreeg te horen “Gij zijt Simon, zoon van Jona, gij zult Kephas (=rots) heten” en “Gij zijt Petrus en op deze Petra zal ik mijn Kerk bouwen”, slechts één kreeg te horen “En u zal Ik de sleutels geven van het rijk der hemelen”. Hetzelfde geldt voor “Weid mijn lammeren, Weid mijn schaapjes, Weid mijn schapen” .
Ook verzekerde Hij de verkondiging door Petrus met de mededeling dat “.. de krachten der hel zullen haar niet overweldigen” en “Simon, Simon, zie de satan heeft u allen willen ziften als tarwe. Maar ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken; en gij, wanneer ge u bekeerd hebt, bevestig uw broeders”. Het mag duidelijk zijn dat Christus hier duidt op moeilijke tijden voor de apostelen en de Kerk, waarin het Geloof op de proef zal worden gesteld. Opvallend is dat Christus vooral bidt voor Petrus, om door hem de anderen te versterken. Petrus is de steun en het fundament van de Kerk.
Met genoemde citaten is het duidelijk dat het gezag van de Kerk van Christus komt en dan alleen in eenheid met onze H.Vader. Dit gezag is een dienend gezag van verkondiging, en is er op gericht de mensheid de weg te wijzen tot het eeuwig leven en de leiding te geven aan de gelovigen, die in de strijdende Kerk deelhebben aan de pelgrimstocht. Het is een gezag uitgeoefend in gehoorzaamheid aan Christus, het Hoofd. Het is deze gehoorzaamheid aan Christus, waarop het gezag van de Bisschop en de priester, in personna Christi, is gestoeld en waarom zij het respect en gehoorzaamheid van de gelovigen verdienen.