Pinksterbedevaart
van Notre-Dame van Parijs naar Notre-Dame van Chartres
Sint Pius X
In de wereld heette hij Giuseppe Sarto en werd op 2 juni 1835 geboren in Riese, bisdom Treviso in Italië, als zoon van een postbode. Zijn jeugd was even arm als eenvoudig. Om priester te worden moest hij het gymnasium, dat op een afstand van 14 kilometer was gelegen in Castelfranco, bezoeken. De dagelijkse gang daarheen en weer naar huis legde hij in de regel blootsvoets af om zijn schoenen te sparen.
Na het seminarie in Padua werd hij in 1858 tot priester gewijd, en direct benoemt als kapelaan in Tombolo. “Alle mensen kwamen naar hem toe: een hongerige arme, die om brood vroeg; een makelaar die op dat moment geen cent verdiende; een boer die niet wist hoe hij er zich met zijn familie doorheen moest slaan, omdat hagel of droogte zijn hele oogst vernield had; een arme weduwe die geen eten had voor haar kinderen; een zieke in grote nood, die geen medicijnen had en ook niet in zijn levensonderhoud kon voorzien. Don Giuseppe kon nooit nee zeggen, want hij had altijd het woord op de lippen: ‘De Heer zal voor alles zorgen!’”.
In 1867 werd hij pastoor van Salzano. “Hij kende slechts één zorg: iedere traan te drogen en aan de armoede van de inwoners van Salzano het drukkende vernederende te ontnemen. Al het andere had geen betekenis voor hem”. Ook na zijn benoeming tot kanunnik van Treviso in 1875 veranderde hij niet. “Uit zijn woorden sprak de goedheid van zijn hart; maar als het nodig was kon hij ook met de passende gestrengheid optreden, die aan zijn krachtige, levendige temperament eigen was”.
In 1885 werd hij tot bisschop van Mantua benoemd. Zijn programma bij de aanvaarding van de zetel was: “Voor het welzijn van de zielen zal ik zorgen noch nachtwaken noch moeiten sparen. Niets zal mij meer aan het hart liggen dan uw heil. Ik weet, voor de redding van mijn schaapjes zal ik mij grote inspanningen moeten getroosten, ingaan tegen gevaren, beledigingen verdragen, het hoofd bieden aan stormen en strijden tegen de pest, die de goede zeden bedreigt. Maar de mensen van mijn bisdom zullen mij altijd op mijn post vinden, steeds mild en liefdevol”. In 1893 maakte paus Leo XIII hem kardinaal en patriarch van Venetië. Ook hier was hij de liefdevolle vader van zijn volk. “Alle getuigenissen berichten eenstemmig over de grenzeloze liefdadigheid die de patriarch in Venetië ontplooide. Om de nood van de armen te lenigen, gaf hij alles weg, wat hij kon, zonder aan zich zelf te denken, in de vaste overtuiging dat de Goddelijke Voorzienigheid hem niets tekort zou doen van wat voor de vervulling van zijn plichten onontbeerlijk was”. Hij was altijd nog dezelfde als toen hij kapelaan was. Na de dood van paus Leo XIII in 1903 reisde hij naar de pauskeuze, zonder te vermoeden dat hij zelf gekozen zou worden en niet meer naar zijn geliefde Venetië zou terugkeren. Het motto van zijn pontificaat was: “Instaurare omnia in Christo” – alles vernieuwen in Christus. Speciale speerpunten waren de liturgie, de Eucharistie en de godsdienstige vorming. De kinderen gingen hem daarbij vooral aan het hart. Hij voerde de kindercommunie in en gaf een catechismus-encycliek uit. Echter het zwaartepunt in het pontificaat van Pius X was zijn strijd tegen het modernisme. Het modernisme, dat beweert dat het menselijk verstand niet in staat is iets te kennen, wat niet met de zintuigen waarneembaar is, werd door Pius X op de volgende manier gekarakteriseerd: “Het modernisme is de synthese en het gif van alle ketterijen; het probeert de fundamenten van het geloof te ondergraven en het christendom uit te roeien”. Zijn encycliek “Pascendi Dominici Gregis” uit 1907 is aan deze strijd gewijd. Paus Pius X was een hervormende paus. Hij hervormde de kerkmuziek en het kerkelijk recht en richtte het Bijbelinstituut op. Onvermoeibaar was zijn inzet voor het sociale rijk van Christus. Hij zag daarin de grote uitdaging van de toekomst en het enig juiste antwoord op het oprukkende socialisme. Bij dat alles bleef hij steeds de “milde paus”, zoals hij ook de geschiedenis inging, de paus van grenzeloze goedheid, maar ook van onbuigzame vastberadenheid als het om de leer of de rechten van God en de Kerk ging. Hij voorzag de gruwel van de eerste wereldoorlog in alle duidelijkheid. De ontzetting, de zorg en de pijn om zijn geliefde volkeren grepen hem zo aan, dat hij nog voor het uitbreken van deze vreselijke oorlog, op 20 augustus 1914, stierf aan een gebroken hart. Men noemde hem daarom het eerste slachtoffer van de Eerste Wereldoorlog. Zijn zaligverklaring vond plaats op 3 juni 1951, zijn heiligverklaring op 29 mei 1954 door paus Pius XII.