Pinksterbedevaart
van Notre-Dame van Parijs naar Notre-Dame van Chartres
Hoe de Kerk heiligt
Op de dag van Pinksteren werd de Kerk door de uitstorting van de H.Geest aan de wereld geopenbaard. De gave van de Geest luidt in de “bediening van het mysterie” een nieuw tijdperk in: het tijdperk van de Kerk, waarin Christus zijn heilswerk bekend maakt, het tegenwoordig stelt en meedeelt door de liturgie van de Kerk, “totdat Hij wederkomt”. Gedurende dit tijdperk van de Kerk leeft en handelt Christus voortaan in en door zijn Kerk, Zijn Mystiek Lichaam, op een nieuwe wijze, eigen aan dit nieuwe tijdperk. Hij handelt door middel van de Sacramenten; dit is wat de gemeenschappelijke traditie van oost en west het “sacramentele heilsbestel” noemt. Dit bestaat in het meedelen van de vruchten van het paasmysterie van Christus door de viering van de “sacramentele” liturgie van de Kerk.
Zoals Christus gezonden is door de Vader, zo heeft ook Hij de apostelen gezonden, vervuld van de H.Geest. Zij moesten het Evangelie prediken aan ieder schepsel en verkondigen dat de Zoon van God door zijn dood en verrijzenis ons bevrijd heeft uit de macht van satan en uit de dood, en ons heeft overgebracht naar het koninkrijk van de Vader. Maar ook moesten zij het heilswerk dat zij verkondigden, voltrekken in het offer en de sacramenten die het middelpunt zijn van heel het liturgisch leven.
Door de H. Geest te schenken aan zijn apostelen, vertrouwt de verrezen Christus hun dus zijn heiligingsmacht toe: zij zijn sacramentele tekenen van Christus geworden. Door de kracht van dezelfde H.Geest vertrouwen zij deze macht toe aan hun opvolgers. Deze “apostolische opvolging” structureert het hele liturgische leven van de Kerk; zij is zelf sacramenteel, doorgegeven door het wijdingssacrament.
Het hele liturgische leven van de Kerk beweegt zich rond het Eucharistisch Offer en de Sacramenten. In de Kerk zijn er zeven sacramenten: het doopsel, het vormsel, de eucharistie, de boete, de ziekenzalving, de priesterwijding en het huwelijk. De woorden en daden van Jezus gedurende zijn verborgen en zijn openbaar leven waren al heilzaam. Zij liepen vooruit op de kracht van zijn paasmysterie. Zij kondigden aan wat Hij aan de Kerk zou schenken, wanneer alles volbracht was, en zij bereidden hierop voor. De mysteries van het leven van Christus zijn de fundamenten van wat Christus voortaan door de bedienaars van zijn Kerk in zijn sacramenten verleent. Want “wat zichtbaar was in onze Verlosser is overgegaan in zijn sacramenten”.
De sacramenten zijn “krachten die uitgaan” van het lichaam van Christus, die altijd leeft en leven schenkt. Het zijn handelingen van de H.Geest, die werkzaam is in het lichaam, dat de Kerk is. Zij zijn “de meesterwerken van God” in het Nieuwe en eeuwige verbond.
De sacramenten hebben tot doel de heiliging van de mensen, opbouw van het Lichaam van Christus en ten slotte de eredienst, die wij God moeten brengen; maar als tekenen dienen zij ook ter onderrichting. Niet alleen veronderstellen zij het geloof, maar zij voeden het, versterken het, brengen het tot uitdrukking door woorden en zaken.
Het geloof van de Kerk gaat vooraf aan geloof van de gelovige, die uitgenodigd wordt ermee in te stemmen. Wanneer de Kerk de sacramenten viert, belijdt zij het geloof dat zij van de apostelen ontvangen heeft. Vandaar het oude gezegde: “Lex orandi, lex credendi”. De wet van het gebed is de wet van het geloof, de Kerk gelooft zoals zij bidt. De liturgie is een constituerend bestanddeel van de heilige en levende Overlevering.
Daarom ook mag geen enkele sacramentele rite naar goeddunken van de bedienaar of de gemeenschap gewijzigd worden of het voorwerp worden van manipulatie. Zelfs het hoogste gezag in de Kerk mag de liturgie niet naar eigen goeddunken veranderen. Zij mag dit slechts doen in geloofsgehoorzaamheid en met religieuze eerbied voor het mysterie van de liturgie.
Als de sacramenten op waardige wijze in geloof worden gevierd, verlenen zij de genade die zij aanduiden. Zij zijn werkzaam, omdat het Christus zelf is die erin aan het werk is; Hij is het die doopt, Hij is het die in zijn sacramenten handelt om de genade, door het sacrament aangeduid, mee te delen. De Vader verhoort steeds het gebed van de Kerk van zijn Zoon, die in de epiklese van elk sacrament haar geloof in de kracht van de H.Geest uitdrukt. Zoals het vuur alles wat het aanraakt, in zichzelf omvormt, zo vormt de H.Geest alles wat aan zijn kracht onderhevig is, om in goddelijk leven.