Priesterbroederschap St. Petrus
Een interview met Pater Engelbert Recktenwald
door Felicita Kueble
[Overgenomen uit Katholieke Stemmen, Mei en Juni/Juli 1990, jaargang 19 nr. 5 & 6]
Een attente lezer zond ons de brochure Das Abenteuer des Glaubens, (uitgave van KOMM-MIT-Verlag, Postfach 7680, 4400 Muenster, Duitsland, november 1989), welke vrijwel geheel gewijd is aan een interview, van een medewerkster van de uitgever, Felicitas Kueble, met een vertegenwoordiger van de Priesterbroederschap Sint Petrus, Pater Engelbert Recktenwald. Wij menen er goed aan te doen, dit gesprek voor onze lezers te vertalen.
Redactie K.St.
Waarom heeft uw Priesterbroederschap de naam 'Sint Petrus' aangenomen?
Wij hebben deze naam gekozen om uitdrukking te geven aan onze trouw aan het Petrusambt en aan de Paus - en opdat deze naam een programma zou zijn. Onze taak is het, de autoriteit van de Paus te ondersteunen, met het oog op het feit dat de crisis van de Kerk vandaag voor het grootste deel een gezagscrisis is.
Wat is volgens U de bijzondere betekenis van het Pausschap?
Christus zelf heeft gezegd: “Gij zijt Petrus, de Rots, en op deze rots wil Ik Mijn Kerk bouwen”. Hierin ligt de blijvende betekenis van het Pausschap uitgedrukt. Het Pausschap is het fundament, dat heel het gebouw der kerk bijeenhoudt. Daardoor is de Paus de waarborg voor de zichtbare eenheid van de Kerk, en tevens de waarborg, dat de Kerk nooit definitief haar zending zal verraden.
U spreekt over de gezagscrisis van onze tijd. Men hoort steeds weer, dat het erom moet gaan tot 'mondige Christenen' op te voeden. Gezag en mondigheid, is dat een tegenstelling?
Neen, mondigheid is voor mij het tegengestelde van onmondigheid. Deze laatste bestaat daarin, dat men onbekwaam is de toegang tot de waarheid en de werkelijkheid te vinden en daaraan in het dagelijks leven recht te doen, zich daarin op zijn plaats te vinden. De laatste Werkelijkheid is echter God zelf, en Deze heeft zich door de Goddelijke Openbaring aan ons bekend gemaakt. De Openbaring is een licht, waardoor wij deelhebben aan de kennis die God zelf heeft, zij is een verheffing van onze eigen inzichten. Door de Kerk stroomt dit licht over de wereld uit.
Daarom bestaat er niet het minste gevaar, dat het gezag van God of het gezag van de kerk, dat daarvan is afgeleid, de mondigheid van de mens zou kunnen bedreigend. Eerder is het zo, dat God minachten tot onmondigheid voert. Juist nu kan men waarnemen, dat naarmate men het geloof verliest en het gezag van de Kerk afwijst, tegelijk de aantrekkelijkheid van sekten of ongeacht welke ideologieën, zoals bijv. de New-Age- beweging, toeneemt.
De Priesterbroederscahp St. Petrus is traditioneel ingesteld. Wat verstaat U onder 'traditie', en hoe kan men het begrip voor de traditie in de tegenwoordige tijd duidelijk maken?
De Kerk heeft haar missie, haar zending van Christus ontvangen. Aan deze zending is zij voor altijd gebonden. Door de traditie wordt de werderkerige binding aan de Heer verzekerd. Dit verhindert dat de Kerk zich ooit eens in zekere mate zelfstandig maakt, zich verwijdert van de authentieke opdracht van de Heer, en eigen wegen gaat die niet de wegen des Heren zijn.
Men kan in de traditie twee elementen onderscheiden: een statisch en een dynamisch. Het statische, of misschien beter uitgedrukt: het tijdloze element garandeert de continuïteit, dat is: de getrouwe doorgave van het geloof. En het geloof als zodanig is onveranderlijk. De theologie spreekt van het depositum fidei, het geloofsgoed, dat aan de kerk is toevertrouwd en aan willekeurige ingrepen van de mensen, ook van de theologen, onttrokken is. Dit erfgoed moet bewaard en trouw overgeleverd worden, zoals de H. Paulus schrijft aan Timotheüs: “Bewaar het goed, dat U is toevertrouwd”.
Dat deze kant van het begrip traditie allesbehalve achterhaald is, wordt duidelijk door hetgeen iedere bisschop, ook vandaag nog, bij zijn wijding moet beloven. Hem wordt, zoals ik zelf met eigen oren bij de bisschopswijding va Prof. Kasper gehoord heb, gevraagd: “Bent U bereid het geloofsgoed zuiver en onverkort te behoeden, zoals het door de Apostelen overgeleverd en in de Kerk altijd en overal bewaard is geworden?”
En hoe verklaart U de dynamische kant van traditie, waarover U zojuist gesproken hebt?
Men kan deze wellicht omschrijven als een 'levende ontwikkeling', die daarin bestaat, dat men steeds dieper in de geheimen van het geloof binnendringt, dat het begrip voor de geloofswaarheden groeit. Zo beschrijft ook het Tweede Vaticaans Concilie de levende traditie
Tegen deze achtergrond kan men ook de na-conciliare ontwikkeling grotendeels zien als een dwaalweg, waarvan reeds in 1975 Kardinaal Ratzinger een regelrechte terugkeer heeft geëist. Deze dwaalweg, die onzekerheid, voor velen, en niet een groei in het geloof met zich bracht, betekent juist een vergrijp tegen het levende karakter van de traditie.
Waarin ziet U zulk een verraad aan de dynamische traditie?
Denk bijv. maar aan de H. Mis. In de loop der eeuwen is men het wezen van de H. Mis steeds meer gaan begrijpen. Men is zich steeds dieper ervan bewust geworden dat de H. Mis de vernieuwing is van het Kruisoffer van Jezus Christus. Maar moet men niet zeggen, dat in de huidige tijd het begrip van de H.Mis kleiner is geworden? Vraag maar eens aan katholieke jongeren wat de H. Mis is: de meesten van hen weten niet meer, dat het gaat om de vernieuwing van het Kruisoffer. En moet men niet instemmen met het oordeel van een hele reeks kardinalen, dat dit verdwijnen van het begrip der H. Mis mede veroorzaakt is door de tegenwoordige liturgische praktijken?
Zo gezien moet men zeggen dat hier sprake is van een stap terug: niet slechts terug tot voor het Tweede Vaticaans Concilie, maar zelfs tot voor het hervorming-Concilie van Trente in de 16de eeuw. En dat is het tegendeel van wat door het Tweede Vaticanum als 'levende traditie' beschreven werd.
Hoe zou U willen proberen, deze verkeerde ontwikkeling in te perken en terug te keren tot een levende traditie?
Dit moet naar mijn mening op twee manieren gebeuren. Enerzijds door het authentieke liturgische leven tot voorbeeld te stellen in de praktijk, anderzijds door een liturgische opvoeding, die het begrip van het wezen der H. Mis opnieuw tot leven brengt.
Waar moet deze liturgische opvoeding bijzonder de nadruk op leggen?
Het gaat er niet om, zich in de liturgische vormgeving te richten naar de verwachtingen van de 'moderne' mens, maar daarentegen weer begrip ervoor te wekken, hoe Christus de H. Mis heeft bedoeld: dat liturgie niet een product is van menselijke fantasie en inspanningen, een gemeenschappelijke beleving die men op een of andere manier in elkaar zet; maar dat wij rekening moeten houden met het eigen karakter van de liturgie, dat op God is gericht, een karakter van eredienst. Liturgie is in wezen dienst van God. Daarom moet zij in een sacrale atmosfeer van eerbied plaatsvinden; het is omgaan met het heiligste. Deze omgang mag niet aan de subjectieve willekeur van de enkeling overgeleverd worden.
Het bewustzijn moet groeien, dat de H. Mis de Verlossingsdaad opnieuw tegenwoordig stelt, en dat daarom de deelname aan de H. Mis de betekenis heeft van opnieuw onder het kruis te staan; onder dat kruis, waarop Christus ons verlost heeft.
In zekere zin een passieve deelname aan het Offer van Christus. Kan men het zo noemen?
Ik zou niet zeggen 'passief'. Dit innerlijk zich richten op het Offer dat hier gebracht wordt, is iets hoogst actueels; maar het heeft niets van activisme.
Zijn er, behalve het geringe begrip voor het offerkarakter van de H. Mis nog andere oorzaken aan te wijzen voor de geringe eerbied die men tegenwoordig overal kan aantreffen?
Ja, ik zou willen zeggen dat het tekort aan gevoel voor het offerkarakter van de H. Mis maar één aspect is van de hele geloofscrissis, die wij tegenwoordig om ons heen zien. Deze heeft bijv. ook geraakt aan het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus onder de gedaanten van brood en wijn. Veel kinderen, zoals ik uit ervaring weet, worden tot de H. Communie toegelaten, zonder te weten dat zij werkelijkhet Lichaam des Heren ontvangen. Er is dikwijls alleen sprake van heilig brood. En de handcommunie draagt het hare ertoe bij, de kinderen het bewustzijn te ontnemen, dat het gaat om iets bijzonders en niet om gewoon voedsel.
Tegenwoordig ziet men, dat weliswaar steeds meer gelovigen te Communie gaan, maar tegelijk de biechtstoelen steeds meer leeg blijven. Hoe denkt U daarover?
Dat hangt samen met het verdwenen bewustzijn van de zonde. Dikwijls verwijt men zelfs de Kerk van vroeger, dat zij 'schuldcomplexen' aankweekte. De werkelijkheid is: men moet de zonde zonde noemen en het kwaad kwaad. Dit is de taak, waarvan de kerk zich nooit kan dispenseren, en , God zij dank, houdt ook onze Paus zich aan deze regel. Hij wordt juist zo hevig aangevallen, omdat hij de traditionele moraalleer van de kerk voorhoudt.
Allen op deze realistische grondslag kan ik de genade als genade en als vergeven liefde van God erkenen. De biecht is daarom een groot geluk: zij is het sacrament van de Goddelijke Barmhartigheid! Zij behoedt ons voor vertwijfeling en vreesachtigheid. Als het schuldbewustzijn verdwijnt, is het ook niet meer mogelijk, de bevrijdende kracht van de Verlossing te ondervinden. Dat is een van de grootste kwaden van deze tijd, te menen dat men God en de Verlossing niet meer nodig heeft; dat men niet meer erkent, behoefte te hebben aan Verlossing. Daarmee verdwijnt ook het gevoel van dankbaarheid.
Juist echter het diepe gevoel van dankbaarheid beschouw ik als wellicht het hart van een eucharistische geest, die voorwaarde is voor het vruchtbaar ontvangen van de H. Communie.
U gelooft dus, dat het er meer op aankomt, de H. Communie goed te ontvangen, dan veelvuldig?
Dat wil ik zeker niet tegen elkaar uitspelen. Maar het komt erop aan dat het ontvangen van de H. Communie een uitdrukking is van een levendige vroomheid. Het sacramentele leven is immers geen automatisme, maar het dient ingebed te zijn in een diepe spiritualiteit. Het heeft daarom geen zin, het aantal communies te vergroten, als tegelijk het spirituele niveau omlaag gaat.
Hoe kan men de moderne mens zijn 'behoefte aan Verlossing' bijbrengen, daar hij zich immers alsmaar meer ervaart als 'autonoom', als onafhankelijk, en hem dat ook van alle kanten wordt aangepraat?
Juist daardoor, dat hij zich dat laat wijsmaken, bewijst hij hoe weinig autonoom en mondig hij is. De afhankelijkheid van Christus en zijn Kerk heeft hij ingeruild voor afhankelijkheid van de publieke mening. De Kerk gelooft hij niet meer, maar des temeer gelooft hij een altijd heidenser wordende pers. En als de Paus zijn zo verantwoordelijk ambt van de geloofsverkondiging uitoefent, en de feiten uitspreekt, dan vallen hem zijn eigen theologen in de rug aan en deze worden dan in de media bejubelt.
Dus U oordeelt waarschijnlijk kritisch over de 'Keulse Verklaring' van de 163 theologie-professoren?
Ja, heel kritisch!
En waarom?
De strijd tegen de bisschopsbenoemingen van de Paus is niet meer dan de uiterlijke aanleiding. In feite gaat het om morele kwesties, dus inhoudelijke standpunten, die de Paus door de benoeming van getrouwe bisschoppen wil doorzetten en waartegen zich een hele reeks van theologen met alle middelen verzet: tot zelfs openlijke beschuldigingen van de Paus als vertegenwoordiger van een 'getto-theologie', zoals ik zelf uit de mond van een der ondertekenaars van de Keulse Verklaring heb gehoord.
Het verzet tegen de kerkelijke leer van de zedelijke verwerpelijkheid van kunstmatige anti-conceptie is theologisch door niets te rechtvaardigen, en betekent bovenal ook een afwijzing van het Tweede Vaticaans Concilie, waarop deze theologen zich zo gaarne beroepen. Het Tweede Vaticanum heeft met nadruk gezegd, dat de desbetreffende leer van de Kerk bindend is voor het geweten. deze leer bestaat niet pas sinds de Encycliek Humanae Vitae (1968), maar werd vanaf de eerste eeuwen steeds constant verkondigd en geloofd. En de theologen van de 'Keulse Verklaring' wagen het, als de Paus hen tot rede roept, hem overschijding van zijn competentie als leraar voor de voeten te werpen.
Waarom keert zich de Kerk tegen kunstmatige geboortenbeperking?
Het woord van Christus: “Wat God gebonden heeft, mag de mens niet scheiden”, kan men ook toepassen op de samenhang tussen echtelijke liefde en vruchtbaarheid. Deze samenhang, die God heeft ingesteld, mag de mens niet eigenmachtig uit elkaar scheuren. Als gewichtige redenen ervoor pleiten, niet meer kinderen (of nog geen kinderen) te krijgen, dan mogen de echtparen terugvallen op de 'natuurlijke geboortenregeling', waarin zij gebruik maken van de perioden van onvruchtbaarheid in de cyclus van de vrouw. Dietrich von Hildebrand heeft daarover zeer diepe gedachten geuit in zijn commentaar op Humanae Vitae.
Men moet evenwel in het oog houden, dat het hier niet gaat over een geïsoleerd rand-leerstuk, maar om het topje van een ijsberg. Als de Paus deze leer verdedigt, dan betreft dat de 'verdediging van de menselijkheid in het avondland', zoals Bisschop Kasper reeds voor zijn benoeming geschreven heeft. Voorts schreef hij: “In de grond van deze zaak gaat het de Paus hier, zoals ook in de kwesties van gerechtigheid en vrijheid in de wereld, om de verzekering van de waarde van de menselijke persoon. De Paus ziet deze pas dan veilig gesteld, als de sexualiteit gebonden blijft aan duurzaam aangegane persoonlijke betrekkingen, welke uit zichzelf een wezenlijke tendens tot vruchtbaarheid bezitten. Dit het geheel omvattend gezichtspunt moet beletten, dat de sexualiteit koopwaar en consumptie-artikel wordt.
Kardinaal Ratzinger heeft in zijn rede te Laxenburg de theologische samenhang aan het licht gebracht, waarin het verzet van de hendendaagse theologen moet worden gezien. Hij heeft uiteengerafeld dat zich achter al die woorden een revolutie in het mensbeeld en een verval van de christologie verbergen
Hebt U de indruk, dat deze rebellerende theologen in zekere zin over Vaticanum II heen, vooruitlopen op een zelf bedacht Vaticanum III?
Ik zou eerder zeggen, dat zij achterblijven bij Vaticanum II, en bovendien bij de perspectieven die de goddelijke Openbaring geopend heeft. Een 'ergens op vooruitlopen', in de zin van een legitiem vooruitgaan, betekent altijd een verdieping en ontvouwing van een geloofswaarheid, nooit echter het in twijfel trekken daarvan.
Nu beroepen zich deze progressieve kringen op de zogenaamde 'geest van het Concilie'...
Deze geest van het Concilie bestaat allereerst in de hoofden van deze moderne theologen, voor wie het Tweede Vaticaans Concilie dikwijls slechts een soort springplank is geweest, die gebruikt werd om afstand te nemen van de traditionele leer van de Kerk. Hierover zegt Kardinaal Ratzinger terecht, dat tegenover dit zich toeeigenen van het Concilie de authentieke leer ervan moet worden uiteengezet. Dit verraad aan het Concilie is naar mijn mening veel erger dan bijv. de houding van Aartbisschop Lefebvre.
Kan echter het feit, dat de moderne theologen zich zo graag op het Concilie beroepen, mogelijk daarmee samenhangen, dat het Concilie zich in zijn teksten heeft uitgedrukt op een wijze die voor meer dan een uitleg vatbaar is?
Dat is ook de mening van Bisschop Graber. Hij zegt, dat veel teksten van het Concilie in het oog lopend tweeslachtig zijn, waardoor aan deze theologen een schijnbare rechtvaardiging zou worden verleend.
Als de formuleringen van het Concilie somtijds verschillend kunnen worden uitgelegd, dient dan de Kerk niet voor te zorgen dat achteraf klaarheid wordt verschaft?
Ja, en op afzonderlijke gebieden is dat, God zij dank, ook gebeurd. Een voorbeeld: Het is mijns inziens een ernstige zaak, dat het Tweede Vaticanum voor het eerst spreekt van Ecclesiae, van Kerken dus - in het meervoud en met een hoofdletter! -, en daarmee doelt op niet-katholieke christelijke geloofsgemeenschappen. Dit spraakgebruik heeft voordien nooit bestaan in de Kerk; als er sprake was van 'Kerken', dan was dit altijd slechts in de zin van plaatselijke Kerken, binnen de éne katholieke Kerk. - Er is maar één enkele Kerk van Christus, niet meerdere; slechts éne is zijn Bruid, Christus heeft niet meerdere bruiden.
In dezelfde richting wijst ook het beroemde 'subsistit', waarover op het Conclie veel is gediscussieerd: In het oorspronkelijke tekstontwerp stond, dat de katholieke Kerk de Kerk van Jezus Christus “is”. De Kerk van Christus werd dus vereenzelvigd met de katholieke Kerk. Maar daarna heeft men dit afgezwakt en gezegd: de Kerk van Jezus Christus subsistit, dat is: verwezenlijkt zich, in de katholieke Kerk. Dit zou men kunnen verstaan in die zin, dat de katholieke Kerk slechts één van de vele verwezenlijkingen van Christus' Kerk is.
Maar Kardinaal Ratzinger heeft een dergelijke verkeerd begrip afgegrendeld. In verband met de leer van Leonardo Boff heeft de Congregatie voor de Geloofsleer in 1985 op niet mis te verstane wijze vastgesteld: het subsistit kan niet zó worden begrepen, als zou de enigheid van de katholieke Kerk als de alleen ware Kerk van Christus erdoor wordt opgeheven.
De oecumene is vandaag de dag een veelbesproken thema. Hoe zou men,meent U, tot de 'Eenheid van de Christenen' kunnen komen?
In beginsel heel eenvoudig, al is het ook moeilijk te verwezenlijken: door het proces om te keren, dat tot de verdeeldheid heeft geleid. Dat gebeurde door de afscheiding van de katholieke Kerk. Een oecumene, die uit de katholieke Kerk en de andere christelijke belijdenissen een soort hogere of superkerk wil maken kan geen bestaansrecht hebben. De katholieke Kerk zelf is juist 'katholiek', wat zeggen wil: universeel en allesomvattend. Er kan niet nog een andere zijn, die boven haar staat en waar zij deel van uitmaakt. Vanuit dit zelf-verstaan heeft de katholieke Kerk ook altijd geweigerd, lid te worden van de Wereldraad van Kerken.
In tegenstelling hiermee wordt echter dikwijls de mening gehuldigd, dat men samen op zoek moet gaan naar de waarheid; dat men deze niet van het begin af aan bezit...
Christus heeft de Kerk beloofd, dat de Heilige Geest haar leidt in de waarheid. Dat geloven wij, of we geloven het niet. Dit woord van Christus is geen reden tot zelfoverschatting, maar een geschenk waarvoor wij dankbaar moeten zijn, want daardoor wordt ons de garantie gegeven dat ons geloof op een veilig fundament rust. Het is de taak van de Kerk, deze waarheid ook geloofwaardig uit te dragen en te beleven, om daardoor alle andere Christenen het inzicht, en de weg terug, gemakkelijk te maken.
Waar ziet U concrete problemen in de 'oecumenische dialoog'?
De oecumene met de katholieke Kerk is altijd gemakkelijk: hier is een eenvormige leiding, te weten het Pausschap en het leergezag, dat de oecumenische dialoog kan voeren. De individuele Katholiek wordt vanuit zijn katholieke zelfverstaan altijd terugverwezen naar dit leergezag. Een vergelijkbare institutie bestaat bij de Evangelischen [Protestanten] niet. Daar is, om het grof te zeggen, iedereen zijn eigen paus. Dat betekent, dat men met iedereen een extra-oecumene zou moeten beoefenen. Het heeft daarom weinig nut, als men bijvoorbeeld met bepaalde protestantse theologen een overeenkomst heeft bereikt, omdat dit voor de andere evangelische Christenen in het geheel niet verbindend is. Waarop het tenslotte neerkomt is, dat ieder afzonderlijk zich bekeert tot de katholieke Kerk. Dat moet iedere evangelische Christen zelf in geweten uitmaken. Deze beslissing voor zijn geweten kan niemand van hem overnemen, ook niet zijn eigen kerkleiding.
Dat de katholieke Kerk aanspraak maakt de enige ware te zijn, wordt dikwijls als arrogant en intolerant ervaren. Moet de Kerk hierin meer 'tolerant' worden?
De Kerk is op dit punt even tolerant of intolerant als Jezus Christus zelf. Als de katholieke kerk de Kerk van Christus wil zijn - en dat moet zij, wil zij zichzelf niet opheffen - dan is zij ook verplicht de aanspraak van Jezus Christus te handhaven.
Welke aanspraak bedoelt U precies?
“Geen andere naam onder de hemel is aan de mensen gegeven, waardoor wij zullen worden gered” (Hand, 4, 12). “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”. Chrisus nu heeft de apostelen gezonden, zoals Hij door de Vader gezonden is. Daarom zegt Hij ook: “Wie U hoort, hoort Mij, wie U versmaadt, versmaadt Mij” (Luc. 10, 16). De Kerk weet dat en van deze aanspraak mag zij nooit afstand doen. De Kerk zou pas dan arrogant zijn, wanneer zij eigenmachtig van haar kant deze aanspraak los zou laten. In werkelijkheid is zij echter een geschenk en een opdracht van de Heer.
U legt de nadruk op herbezinning op de helderheid van het Evangelie. Nu wordt echter juist U, als traditie-getrouwe beweging in de schoenen geschoven dat U aan uiterlijkheden vastzit, dat U zich vastlegt op een eng begrip van de traditie. Waarom bestaan deze vooroordelen in brede publieke kringen?
Dat hangt daarmee samen, dat vele mensen zich geen juist beeld van onze doelstellingen kunnen vormen, op grond van meerdere factoren. Op de eerste plaats speelt hier een zekere rol, het feit dat de beweging van Aartsbisschop Lefebvre zich al sinds 1975 op illegaal terrein bewoog, als men het zuiver formeel kerkrechtelijk beschouwt, zonder op de zaak zelf dieper in te gaan. Dit alleen reeds heeft voor velen de toegang tot ons bemoeilijkt.
Daarbij komt, dat onze wezenlijke belangen helemaal tegen de geest van de tijd indruisen en in de massamedia slechts verdraaid en zonder enig innerlijk begrip worden voorgesteld. Mijns inziens is het eenvoudig ook een organisatorische moeilijkheid, hoe de mensen te bereikend. Wij hebben dikwijls meegemaakt, dat mensen die tot ons gekomen zijn, zich zeer verwonderden. Hun vielen de schellen van de ogen en zij hebben gezegd: “Dat is toch heel iets anders, dan ik mij heb voorgesteld op grond van de krantenberichten”.
Ligt het eventueel ook daaraan, dat dikwijls alleen nog de extreme uitersten worden gezien: aan de ene kant de progressieven, die zichzelf als vooruitstrevend zien, aan de andere kant de traditionalisten, die onder de 'achterblijvers' [conservatieven] gerekend worden?
Ik wijs deze categorieën op voorhand af. Het zijn allemaal etiketten, die aan de politiek ontleend zijn en dan door de massamedia op kerkelijke zaken zijn geplakt. Het gaat niet om 'vooruitstrevend' of 'achterblijvend', maar om de trouw aan Christus en zijn opdracht.
De Priesterbroederschap St. Petrus zet zich in voor de z.g. 'tridentijnse Mis', zoals zij voor het Concilie overal werd opgedragen. Welke mogelijkheden ziet U daarvoor, nu de mensen reeds aan de nieuwe vorm van de H. Mis gewoon zijn geraakt?
Dat is de practische kant van het probleem. Hierover wil ik zeggen, dat onze taak vooreerst heel bescheiden daarin bestaat, het 'liturgisch aanbod' te verrijken. Het is verre van ons iemand, wie dan ook, met geweld deze liturgie op te dringen. het gaat ons erom, dat iedereen die daarin belang stelt, de mogelijkheid krijgt de traditionele liturgie te vieren.
U spreekt over de liturgische pluriformiteit. Komt het niet paradoxaal voor, dat juist U als 'traditionalistische' beweging naar pluriformiteit streeft, terwijl van progresseive zijde de nieuwe vorm der Mis als de enig mogelijke wordt voorgesteld?
Juist dat is een fout, die reeds velen hebben toegegeven: het was helemaal verkeerd, de nieuwe liturgie zo rigoreus in te voeren. Ik vemoed, dat daarbij ook de angst voor concurrentie door de oude litrugie een rol heeft gespeeld. Dan had men immers gezien, welke de keuze was van de 'mondige' Christen. Dus heeft men de oude vorm kortweg verboden: aan het individu werd de keuze ontnomen, hij werd onmondig gemaakt. Als men slechts ten koste van zulke maatregelen een hervorming stand kan doen houden, dan spreekt dat eerder tegen de hervomring, dan tegen dat wat men hervormd heeft.
Gelooft U werkelijk, dat de oude liturgie zo'n grote aantrekkingskracht heeft? Is de uittocht uit de Kerk niet reeds begonnen in die tijd?
Natuurlijk zijn er ook vroeger in de liturgische practijk bekrompenheden en doodlopende wegen geweest. Dat zijn die punten, welke men de oude ritus aanwrijft, om de tegenwoordige hervorming te rechtvaardigen. Men zegt bijvoorbeeld, dat de Pastoor vóór in de kerk gewoon zijn Mis aan het lezen was, terwijl het volk achter hem het einde zat af te wachten, of de rozenkrans zat te bidden, en niet meebeleefde wat daarvoor aan het altaar gebeurde.
Het geneesmiddel daartegen had mijns inziens echter daarin moeten bestaan, dat men de mensen daar op de grootheid van de liturgie had gewezen. In plaats daarvan heeft men de liturgie aan het niveau van de mensen aangepast. Men wilde de mensen de kerken binnenlokken, door aan te leunen bij andere gebieden, die niet tot de oer-eigen liturgische opdracht van de Kerk behoren.
Waaraan denkt U dan bijvoorbeeld?
Een voorbeeld is het binnenhalen van wereldse muziek in de eredienst. De tijd van de 'beat'-missen schijnt, God zij dank, voorbij te zijn. Het is toch duidelijk: als de jeugd omwille van de muziek naar de kerk komt, dan zegt zij na korte tijd: 'Eigenlijk kan ik die muziek ergens anders horen, en beter'. Daarom kunnen zulke hulpmiddelen de uittocht uit de kerk slechts tijdelijk tegenhouden. Er steekt, naar het schijnt, een gebrek aan vertrouwen achter, met betrekking tot dat, waarvoor men in moet staan. Ik ben er zeker van: de liturgie overtuigt door wat zij is. Zij moet een afbeelding zijn van de hemelse liturgie en niet een uitdrukkingsvorm van de tijd.
Nu hebben wij tegenwoordig niet slechts een crisis in het 'liturgisch bewustzijn' maar een algemene geloofscrisis. Wat dient de Kerk, en vooral de bisschoppen, met voorang daartegen doen?
Dat er een crisis, daarvan schijnen ook de bisschoppen zich steeds meer bewust te worden, want men heeft er zorgen mee, hoe de 'doorgeving van het geloof' nog veiliggesteld kan worden. - Waaruit bestaat die crisis meer nauwkeurig? Het is allereerst een crisis in de theologie en van de theologen. In mijn godsdienstonderricht maakte ik bijvoorbeeld mee, hoe geleerd werd, steunend op een tekst van Prof. Josef Blank, dat het volkomen buiten de horizon van Jezus lag, een Kerk te stichten.
Het is de taak van de bisschoppen, erop toe te zien dat overal het authentieke geloof wordt doorgegeven. De Paus wordt niet moede, dit in hun geweten te prenten. Zo zei hij op 17 januarie 1988 tegen de Duitse bisschoppen: “Gij moet het als een centraal gegeven van uw bisschoppelijke verantwoordelijkheid zien in deze onze tijd, ervoor te zorgen dat de moraaltheologie werkelijk denkt van uit de zuivere bronnen van het geloof der Kerk”. - Maar dat zulk een theoloog [hier wordt aan Blank gedacht] zijn leeropdracht verliest, dat hoort men meestal pas als hij (als priester) al getrouwd is. Dikwijls laat men het 'vuile karwei' eenvoudig over aan Rome, en als Rome dan iets doet wordt het onmiddellijk op zijn 'centralistische' regeringsstijl aangevallen.
Zo is bijv. kortgeleden de briefwisseling gepubliceerd tussen Kardinaal Ratzinger en de voormalige Aartsbisschop van Salzburg, Berg, met betrekking tot het geval Nikolasch. Daaruit blijkt dat Kardinaal Ratzinger van Aartbisschop Berg eiste, met Prof. Nikolasch over zijn afwijkingen van de kerkelijke leer te spreken. Na meer dan een jaar moest Kardinaal Ratzinger navragen: Aartsbisschop Berg had simpelweg niet gereageerd, het gesprek had niet plaats gevonden. Nu heeft Nikolasch zelf de brieven van Ratzinger aan Berg gepubliceerd, om Ratzinger aan te vallen en zwart te maken. Hij geeft zichzelf uit voor een verdediger van het Concilie. - Het is toch Rome zo gedwongen wordt, bisschoppen aan te stellen die bereid zijn metterdaad voor de leer van de Kerk op te komen.
Bisschop Dyba noemde kort geleden de 'ontkoppeling van theologie van het geloof' een bijzonder probleem. Men zou tegenwoordig theologie kunnen studeren, zonder te geloven...
Bisschop Dyba heeft helemaal gelijk! Deze scheiding tussen theologie en geloof kan worden overwonnen door terug te keren naar de lessen van het Tweede Vaticaans Concilie, dat in het 'Decreet over de Vorming van de Priesters' [nr. 16] leert:
“De theologische vakken moeten in het licht van het geloof onder leiding van het kerkelijk Leergezag zo onderwezen worden, dat de jonge theologen de katholieke leer zorgvuldig uit de goddelijke Openbaring kunnen putten, er diep in kunnen doordringen, haar voor hun geestelijk leven vruchtbaar weten te maken en in hun toekomstig kerkelijk ambt kunnen verkondigen, uiteenzetten en verdedigen”
Waar ziet U in deze 'crisis in de theologie' de bijzondere taak van de Priesterbroederschap St. Petrus?
Daarin, het bewijs te leveren, dat het ook gaat zonder bij de geest van de tijd aan te leunen. Dat men heel goed de jeugd kan winnen, zonder zich te presenteren op een manier, die het geloof verduistert. Juist het onverkorte geloof, het woord van de Heer, is het overtuigendste middel om mensen te winnen. Dat moet natuurlijk geloofwaardig gebeuren. Dit betekent dat men niet 'water moet preken en wijn drinken', maar in het geloof en de liefde tot de naaste een voorbeeld is.
Over de geest van de tijd gesproken: het celibaat, het ongehuwd-zijn van de priesters is ook zo'n instelling waar de mensen aanstoot aan nemen...
... het is juist een van de voornaamste opgaven, door het celibaat te tonen, dat het ook in onze tijd mogelijk is onverdeeld voor Christus te leven, zonder erop aangewezen te zijn - zoals men tegenwoordig zegt - zichzelf te verwezenlijken door zich uit te leven in de sexualiteit.
Men hoort dikwijls de eis, de strenge regels af te schaffen, om het priesterschap en het kloosterleven te verlichten...
... men ziet echter heden ten dage, dat juist die Orden welke aan de strenge discipline vasthouden, een veel grotere toeloop hebben dan de andere. Maar dat spreekt ook vanzelf, want als een Orde mensen wil aantrekken door hun al het mogelijke te bieden, dan zeggen zij: “Maar daarvoor hoef ik niet in het klooster te treden, dat kan ik toch wel krijgen!”
De Kerk moet dus niet de 'geest van de tijd' te hulp roepen, maar de Heilige Geest. Alles goed en wel maar ziet U ook concrete mogelijkheden, in die richting iets te bereiken?
Kijkt U eens: alle vernieuwingsbewegingen in de Kerk zijn steeds heel klein begonnen. Als het van God komt, zal het stand houden en zich uitbreiden - indien niet, dan zal het vergaan. Daarom maak ik mij in het geheel geen zorgen. Ik ben ervan overtuigd dat onze bijdrage zeer waardevol kan zijn voor de vernieuwing van de Kerk: met de bijstand van God.
Beschouwd U 'St. Petrus' als de motor van een kerkelijke vernieuwing, die zich weer bezint op de bronnen van het geloof? In zekere zin als de brandweer, om de naconciliaire brand te blussen?
Inplaats van 'motor' gebruik ik liever een bescheidener uitdrukking: een kleine bijdrage aan de kerkelijke vernieuwing. Wij voelen ons niet als de navel van de wereld, noch ook als brandweer, misschien eerder als de 'doorn in het vlees', die tot overdenking aanspoort. Zoals de 'Keulse Verklaring' het wil, kan het niet blijven doorgaan.
U hebt over het Concilie, de traditie en een crisis gesproken. Is het Concilie mogelijkerwijs niet zelf een van de haarden van de crisis, indien zelfs niet crisishaard nr. 1?
Die vraag is natuurlijk gevaarlijk! Er zijn immers mensen, die er alleen maar op uit zijn ons te betrappen op de geringste kritiek op het laatste Concilie, om ons vervolgens te kunnen aanklagen. Als theologen de leer van de Paus en van het Concilie (!) over anti-conceptie afwijzen, worden zij door bisschop Lehmann uitgenodigd tot een gesprek. Er is niets tegen dat men met elkaar praat, maar ik zou wel graag weten wat er met ons zou gebeuren als wij naar het voorbeeld van de 'Keulse Verklaring' kritiek zouden hebben op andere Concilieteksten. Daarenboven is de leer der Kerk over de sexualiteit in hogere mate verplichtend, dan bijv. de Concilietekst over de godsdienstvrijheid. Maar wees niet bezorgd, wij zijn niet van zins op zulke wijze kritiek uit te oefenen, omdat wij dat, als in hoge mate onkerkelijk, niet willen. De zaak is te ernstig. Wat de documenten van het concilie betreft, deze moeten als een uiting van het kerkelijk Leergezag ernstig genomen worden.
Ernstig genomen worden in hoeverre?
In zoverre men er niet lichtvaardig aan voorbij mag gaan. Van de andere kant heeft het Concilie zichzelf op een lagere graad van verbindenheid gegeven dan andere Concilies, zoals Kardinaal Ratzinger in zijn rede van 13 juli 1988 gezegd heeft. Het Concilie heeft geen onfeilbare dogma's gedefinieerd. Dat betekent: men mag rekening houden met de principiële mogelijkheid, dat teksten van het Tweede Vaticaans Concilie niet onfeilbaar zijn.
In het kerkblad van een Duits diocees is over de 'Keulse Verklaring' onder de titel Berechtigte Erklärung (Gerechtvaardigde Verklaring) een bijdrage verschenen van Karl Heinz Hock, zover ik weet hoofdredacteur van het KNA (Katholiek Nieuws-Agentschap), waarin het heet: “Over de absoluut verplichtende, onfeilbaar gedefinieerde geloofsleer van de Kerk kan men niet twisten, laat staan bij meerderheid van stemmen beslissen. Maar er zijn leeruitspraken van het 'authentieke Leergezag' waarvoor de Kerk geen onfeilbaarheid opeist, en waarover daarom discussie mogelijk moet zijn.” Ik zou weleens willen weten, of deze theologen dit principe ook bleven huldigen, als het om teksten van het Tweede Vaticaans Concilie ging, en niet om Humanae Vitae.
Bedoelt U daarmee, dat juist diegenen die anders de grootste mogelijke theologische vrijheid verlangen, met betrekking tot Vaticanum II een star standpunt innemen?
Precies! En een verbazend star! In de 'Keulse Verklaring' wordt Rome zelfs verweten, dat het op buitensporige wijze een dialoog met Aartbisschop Lefebvre gevoerd heeft, ofschoon deze fundamentele twijfels zou hebben over het kerkelijk leergezag.
In werkelijkheid heeft hij bepaalde problemen met de vraag, of enige uitspraken van het laatste Concilie in overeenstemming zijn met de vroegere leer van de Kerk, met de traditie. Men moet scherp inzien, dat het hier om iets geheel anders gaat, dan bij het verzet der theologen tegen Humanae Vitae. Het is bijv. niet zo, dat Lefebvre voor zichzelf aanspraak maakt op kritiek die hij bij de moderne theologen afwijst, onder het motto: 'Als jullie Humanae Vitae van de hand wijzen, dan mag ik ook teksen van het Tweede Vaticaans Concilie afwijzen'. Want waarom wijzen deze theologen Humanae Vitae af? Omdat de leer van de Kerk met hun privé mening in strijd is. Deze privé mening vindt echter geen enkel aanknopingspunt in de H. Schrift, in de traditie, of in enig document van het kerkelijk leergezag. Maar Lefebvre wijst bepaalde Concilieteksten van de hand, omdat hij meent dat zij in strijd zijn met vroegere uitspraken van het leergezag.
Nemen wij eens aan, dat Lefebvre zich hierin vergist, dat dus het Concilie niet in strijd is met de traditie. Wat volgt daar dan uit? Toch alleen dat Lefebvre de leer van het Concilie verkeerd begrijpt. Wat hij afwijst zou een verkeerd begrip van de leer van het Concilie zijn, niet het Concilie zelf, zelfs al zou hij dan uitdrukkelijk zeggen. Men kan de zaak wenden of keren zoals men wil, men kan van Lefebvre geen ketter maken, zoals moderne theologen dat hebben geprobeerd. Of, anders uitgedrukt, het is onmogelijk door vast te houden aan de overgeleverde traditie van de Kerk, in een dogmatische tegenspraak met het Concilie te geraken, en als men toch in deze tegenspraak zou komen, dat zou, zoals Kardinaal Oddi heeft opgemerkt, het Concilie verbetering behoeven, niet de traditie.
Principiëel valt nog te zeggen: In het verzoeningsprotocol dat Aartsbisschop Lefebvre ondertekend heeft, hebben wij [toen nog aanhangers van Lefebvre] zakelijk hetzelfde aanvaard wat Rome nu in de nieuwe Eed van Trouw verlangt. Dezelfde theologen die Rome hebben verweten, te weinig van ons te verlangen, verwijten Rome nu, van hen teveel te verlangen! Hieruit kan men opmaken, hoe het gesteld is met de redelijkheid, waarmee bezwaren worden gemaakt, zowel tegen Rome als tegen ons.
Klopt het, dat Paus Johannes XXIII bij de opening van het Concilie benadrukte, dat het Tweede Vaticaans Concilie een 'Pastoraal Concilie' wilde zijn, dus eerder voor de zielzorg dan voor het leergezag?
Ja, daarom is het ook, zoals Kardinaal Ratzinger zegt, niet van zo grote verbindendheid als de andere Concilies. Tijdens het Concilie werd de vraag voorgelegd, welke graad van verbindendheid aan de Concilieteksten toekwam. Het antwoord was: die verbindendheid, welke uit elk afzonderlijk document blijkt. Dientengevolge staan de beide Dogmatische Constituties over de Kerk en over de Goddelijke Openbaring aan de top, dan komen de andere Decreten en tenslotte de Verklaring. Daaronder valt ook de Verklaring over de Godsdienstvrijheid. De beroemde kenner van het Kerkelijk Recht, Mörsdorf schrijft in het commentaar op Vaticanum II: “Met 'declaratio' (verklaring) worden documenten aangeduid, die zonder duidelijk normerende inhoud stelling nemen inzake tijdsgebonden kwesties.”
Nu bestaat er in de Lefebvre-beweging de opvatting, dat enige teksten van het concilie ketterijen bevatten. Hoe denkt U over deze kwestie?
Dat Concilieteksten feilbaar kunnen zijn, betekent nog lang niet dat zij ketters kunnen zijn. Wij geloven dat de leeruitpsraken van Vaticanum II die het geloof betreffen, zeer goed in overeenstemming te brengen zijn met de traditie. Hierin onderscheiden wij ons wel van Aartsbisschop Lefebvre, die de laatste tijd steeds meer tot de overtuiging schijnt te zijn gekomen, dat er Concilieteksten zijn, die zulk een interpretatie beslist niet toelaten.
Wij daarentegen zeggen: het Concilie is niet ketters. Maar het verwijt van Bisschop Graber dat sommige teksten van het Concilie dubelzinnig zouden zijn, is al erg genoeg. Een echte hervorming en vernieuwing van de kerk kan altijd alleen verhoopt worden van een glasheldere en éénzinnige taal, die geen ruimte laat voor twijfel aan de katholiciteit. Kan men zich voorstellen, dat zich in zo'n geval een zogenaamde 'geest van het Concilie' zou hebben kunnen ontwikkelen, waarvan Kardinaal Ratzinger zegt, dat het in werkelijkheid een kwade geest [Ungeist] is?
Leest men bijvoorbeeld het uitstekende werk van Witgen over de geschiedenis van het Concilie (Der Rhein fließt in den Tiber), dan ziet men zich genoodzaakt vast te stellen, dat de dubelzinnigheid blijkbaar door enige Concilie-theologen ook zo bedoeld was: wat tegenwoordig door moderne theologen soms openlijk wordt toegeven. Onder de Concilie-theologen [Periti] waren er ook ,die later tot dwaalleraars werden, of nu behoren bij de theologen die openlijk tegen de zedenleer van de kerk stelling nemen, zoals Küng en Häring. Het is dus niet verwonderlijk, dat scherpe waarnemers tijdens het Concilie de komende catastrofe hebben voorspeld.
Bestaat het geneesmiddel misschien daarin, dat men het Concilie verklaart 'in het licht van de traditie'?
Zo is het. Daardoor zou de dubbelzinnigheid overwonnen worden. Een uitleg tegen de traditie in, zou betekenen dat het geloof kan veranderen: vandaag leert de Kerk zus, morgen leert zij zo. Dat is niet mogelijk: zie de belofte die de bisschop voor zijn wijding moet afleggen. Ik zou daarom dankbaar zijn, als het mogelijk was, evenwichtige critische bedenkingen tegen enige aspecten van Vaticanum II, als door zo kerkelijk ingestelde mannen als Jedin, Bisschop Graber, of ook Kardinaal Siri werden geuit, ernstig te nemen en ze op te vatten als een dienst aan het geloof, niet als kritiek op het leergezag. Door het Concilie op irrationele wijze taboe te maken als een 'super-dogma', zoals Kardinaal Ratzinger zei, bewijst men niemand een dienst.
Er is ook kritiek van onverwachte zijde. Zo worden in een theologisch lexicon in acht banden, van Karl Rahner, de zwakke punten van de Verklaring over de Niet-Christelijke Godsdiensten genoemd: deze Verklaring legt alleen de nadruk op de positieve, niet de negatieve kanten van de Islam. Men zou dus kunnen onderzoeken, of door zulke en soortgelijke eenzijdige pastorale accenten niet een verkeerd spoor gevolgd is, dat de naadloos erop aansluitende, noodlottige na-conciliaire ontwikkeling verklaarbaar zou kunnen maken.
En hoe beoordeelt U de na-conciliaire hervormingen?
Laten wij als voorbeeld de liturgie-hervorming nemen. Ik wijs hierbij op een interessant feit. Reeds in 1975 verwonderde Kardinaal Ratzinger zich er over, dat bisschoppen vaak zeer actief zijn, als het erom gaat het verbod van de oude liturgie te doen gelden, maar dat zij nauwelijk iets doen als het tot experimenten en misbruiken komt die zelfs de kern van de liturgie betreffen en een vernietiging van de liturgie tot gevolg hebben. Waardoor komt dat? Betekent het niet dat klaarblijkelijk de hervorming van de liturgie in deze gevallen belangrijker wordt geacht, dan de liturgie zelf?
Of laat ons denken aan het meten met twee maten, wanneer men niet de minste kritiek op het Concilie duldt, maar het loochenen van fundamentele geloofswaarheden laat doorgaan. Kardinaal Ratzinger heeft in zijn rede van 13 juli 1988 daarop gewezen. Betekent dit dan niet, dat de hervorming door het Concilie belangrijker gevonden wordt, dan het geloof? Tussen geloof en hervorming gaapt een kloof, in die zin, dat niet meer het geloof als inerlijke maatstaf voor de hervorming geldt, maar andere kriteria: ik denk aan de aanpassing aan de tijd, het goed gezien zijn door de 'moderne mens' enz. Dan is het wel verklaarbaar, dat tegenwoordig de zogenaamde traditionalistische beweging, ofschoon deze het geloof voorop stelt, in de Kerk op grote schaal wordt uitgebannen, omdat zij de zwakheden van de hervorming doorziet, terwijl theologen die tegen het leergezag rebelleren een grote achting genieten en bijna ongehinderd in katholieke hogescholen en theologische faculteiten de katholieke leer kunen bekritiseren en aanvallen, omdat zij als de verdedigers van de hervorming optreden.
Een vernieuwing van de kerk heeft echter ook behoefte aan een filosofische basis. Wat vindt U de geëigende filosofische richting?
Op de eerste plaats, wat de theologie betreft, gaat het erom alle schatten opnieuw te ontdekken en te belichten, die in de Traditie van de Kerk verborgen zijn: van de Kerkvaders over de scholastiek, tot aan de legitieme ontwikkelingen van de laatste tijden, bijv. de Tübinger School van de 19de eeuw.
De filosofie als hulpmiddel voor het geloof?
Uit de middeleeuwse scholastiek stamt de uitdrukking 'de filosofie is de dienstmaagd van de theologie'. Dat wijst niet op een geringschatting van de filosofie, maar omgekeerd: het getuigt van een groot optimisme met betrekking tot de kracht van de menselijke rede, omdat men daaraan het vermogen toekent, de Goddelijke Openbaring te kennen. Zonder dat de geloofswaarheden hun karakter van mysterie verliezen, vertrouwt men aan de filosofie toe, tot een dieper begrip van de Openbaring bij te dragen.
Dus een harmonie van geloof en rede?
Zoals de H. Anselmus van Canterbury, de vader van de scholastieke theologie het gezegd heeft: Fides quaerens intellectum, het geloof, dat ondersteuning zoekt in het verstand. Later is de kloof tussen geloof en rede ontstaan, die alsmaar wijder wordt. Om te voorkomen dat daardoor tegenstrijdigheid ontstaat, heeft de theologie de vraag naar de waarheid in de hoek gezet, en gezegd: 'Het gaat in de godsdienst helemaal niet om objectieve waarheid, maar om het religieuze gevoel, om subjectieve ervaringen'.
Dit is het eerst begonnen in de protestantse theologie. Voor Schleiermacher bijvoorbeeld was godsdienst in wezen gevoel. Deze tendens is vervolgens in het begin van de eeuw ook in de katholieke theologie binnengedrongen. De Openbaring van God werd als een zuiver immanent proces gezien: het opkomen van religieuze gevoelens en behoeften in het bewustzijn. Een ieder mens heeft natuurlijk zijn eigen religieuze behoeften en ervaringen. Daarom kan geen enkele godsdienst zeggen, dat het de enig ware is. Ieder heeft toch zijn eigen waarheid. Dat is het typische modernisme, dat door de H. Paus Pius X werd veroordeeld. Heden ten dage zijn zulke dwalingen weer wijd verbreid, waarover Paus Paulus VI reeds heeft geklaagd. Hij zei bijv. op 19 januari 1972: “Wij stellen ons op tegen dwalingen, die reeds vroeger in omloop waren en in het geestesleven van onze tijd weer naar boven woekeren en ons christelijk begrip van het leven en van de geschiedenis totaal kunnen verwoesten. Het modernisme was de karakteristieke uitdrukking van deze dwaalleer; het is, onder andere namen, nog altijd aktueel”
Zou men uw filosofische gerichtheid kunnen aanduiden als een 'terugkeer naar de werkelijkheid', terug naar een filosofie die zich concentreert op dat, wat men als 'objectieve waarheid' en werkelijkheid verstaat?
Ja, een filosofie die weer vertrouwen stelt in de kracht van het menselijk verstand, en aantoont dat het mogelijk is, objectieve waarheid te erkennen en te komen tot bindende uitspraken. Wij hebben in de theologie immers de zogenaamde praeambulae fidei , dat is: langs natuurlijke wegen kenbare waarheden, die aan de geopenbaarde waarheden voorafgaan. Dit was ook de achterliggende gedachte van de Kerk in de vorige eeuw, toen zij op het Eerste Vaticaans Concilie de mogelijkheid, God met zekerheid te kennen, heeft gedefinieerd en tot dogma verklaard. Hier heeft de Kerk zich als de verdedigster van de menselijke rede doen kennen.
Juist die theologen, die niet uitgaan van het begrip 'objectieve waarheid' eisen echter voor zichzelf graag begrippen als 'redelijkheid', 'mondigheid' en dergelijke. Verstaan dezen onder de 'rede' dan iets anders dan U?
De authonomie van de rede, die hier wordt opgeëist, wordt dikwijls in de zin van emancipatie van de waarheid begrepen. De rede is echter uit zichzelf op de waarheid gericht. In het erkennen van de waarheid bestaat de waardigheid ervan. Een autonomie, die zich emancipeert van de waarheid, of ook van een objectief natuurrecht, een morele zedenwet, doet in werkelijkheid een stap, die de rede in een afgrond stort.
Voor U is de rede dus een 'dienstmaagd van het geloof'?
Deze uitdrukking wil ik niet onvoorwaardelijke gebruiken, omdat zij tegenwoordig een negatieve bijsmaak heeft. Men kan misschien beter zeggen 'heraut van het geloof'. De heraut is de omroeper die voorop loopt. Zo ook de rede, die de weg vrij maakt voor het geloof.
In zekere zin het geestelijk 'vóór-terrein' van het geloof?
De natuurlijke grondslag van het geloof. Het geloof zelf is een akt van het verstand, waardoor dit boven zichzelf verheven wordt. Een oude katholieke grondregel zegt: “De natuur gaat aan de genade vooraf, die aanknoopt aan de natuur en haar voltooit”. Het gaat hier om de leer van de 'analogie van het zijn'. Dat betekent, dat er een zekere overeenkomst, een harmonie tussen de natuurlijke en de bovennatuurlijke orde bestaat. De verhouding daartussen is een analoge, geen dialectische, noch een radicale tegenstelling.
... zoals door de protestantse theoloog Karl Barth geleerd wordt. Kan het zijn, dat wij hier raken aan een belangrijk onderscheid tussen katholieke en de evangelische [=luteraanse] theologie?
Dat is juist. Van Luther stamt zelfs het bekende gezegde van de 'hoer Rede'. Daar zat de overtuiging achter, dat de natuur van de mens, dus ook zijn verstand, door de erfzonde geheel bedorven zou zijn. Voor hem was daarom de filosofie, als natuurlijke kennis van de waarheid, niet mogelijk. De Katholiek daarentegen weet, dat hij zich zonder schroom met de filosofie kan bezighouden, omdat deze, als zij niet op een dwaalspoor raakt, nooit tot een tegenstelling met de Goddelijke Openbaring kan komen.
Omdat er maar één werkelijkheid kan bestaan?
Ja, want God is oorsprong van zowel de menselijke rede alsook van de Goddelijke Openbaring. God kan zichzelf niet tegespreken. Ook de natuur komt voort uit de scheppende macht van God, en daarom is er de analogie [=gelijkenis] tussen de geschapen orde en de heilsorde.
Nu is het echter duidelijk, dat de menselijke rede kan dwalen; God kan dat niet. Heeft dientengevolge de Goddelijke Openbaring voorrang op de rede?
In zekere zin wel. Voor de individuele filosoof die tegelijk een katholieke Christen is, betekent dit nu juist een bescherming. Als ik als gelovige Katholiek filosofie bedrijf, mag ik natuurlijk niet dat, wat ik weet uit de Openbaring, inbrengen in mijn methodiek, omdat ik dan niet meer filosofisch zou argumenteren. Maar toch weet ik vanaf het begin, dat er geen tegenstelling kan bestaan tussen een natuurlijk inzicht in de waarheid en het geopenbaarde woord Gods, en daardoor kan ik veel eerder filosofische dwalingen herkennen. Filosofie en theologie bevruchten elkaar wezenlijk, denk maar aan de H. Augustinus of de H. Thomas van Aquino.
In deze eeuw is er in de filosofie een beweging, die weer het objectief inzicht in de waarheid tot inzet heeft. Ik bedoel de fenomenologie [= leer der verschijnselen], door Edmund Husserl op gang gebracht. Haar motto luidt: “Terug naar de dingen zelf!”. Het was ook rechtstreeks tegen Kant gericht: als gevolg van diens filosofie kwam men zelfs tot de opvatting, dat de mens in laatste instantie in zijn bewustzijn gevangen zit, dat hij niet boven zichzelf uit kan stijgen om tot de kennis van 'het ding op zich' (des Dinges an sich) te geraken, dus een werkelijkheid kennen die van het bewustzijn onafhankelijk is. Daartegenover werkte de fenomenologie weer de mogelijkheid uit van inzicht in het wezen. Het is interessant te zien, dat vele filosofen langs deze weg weer het katholieke geloof terug hebben gevonden, waaronder Edith Stein. Husserl beschouwde Edith Stein als de leerlinge, die hem het best heeft begrepen. Haar toetreding tot de katholieke Kerk en geneigdheid tot Thomas van Aquino beoordeelde hij, belangwekkend genoeg, niet als afvalligheid van zijn filosofie. Andere femenologen waren bijvoorbeeld Max Scheler en Dietrich von Hildebrand.
Nu heeft bovenal de grote denker en Kerkleraar Thomas van Aquino zich bezig gehouden met de harmonie tussen rede en geloof. Voelt zich de Priesterbroederschap niet bijzonder aan deze theoloog verplicht?
Ja, in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie, dat zegt dat de theologie-studenten Thomas van Aquino tot hun meester moeten nemen, om speculatief tot de heilsgeheimen door te dringen. Dat betekent weliswaar niet, dat wij ons specialiseren in een bepaalde theologie, in de zin van een theologische School, maar wij willen de hele breedte en diepte van de katholieke theologische traditie weer vruchtbaar maken. Daartoe behoren ook de Kerkvaders en alle andere grote Kerkleraren die er geweest zijn, en ook bijvoorbeeld, zoals gezegd, de Duitse theologie van de 19de eeuw.
Waarin zijn deze theologische stromingen met elkaar eensgezind? Is er een 'rode draad' die door alle loopt?
Theologie wordt hier begrepen als dienst aan het geloof. De opgave van de theologie is constructief, zij moet het geloof belichten, het begrip voor het geloof bevorderen – en niet het geloof bekritiseren of in twijfel trekken...
Ook bij het celibaat worden tegenwoordig vraagtekens gezet. Hoe zou men erin kunnen slagen te zien, dat het zinvol is?
Door de heerlijkheid van het aan God gewijde leven in te zien. Op zichzelf beschouwd moet het celibaat wel onbegrijpelijk blijven. Christus heeft zelf gezegd: “Wie het vatten kan, hij vatte het!”. - Ik kan het celibaat alleen begrijpen, als ik de positieve kant ervan zie, namelijk het onverdeelde getuigenis en leven voor God, voor zijn belangen, voor zijn Rijk; de onverdeelde inzet voor de Kerk. Dat is een zo gelukkig makende ervaring, dat men alles wat men mist honderdvoudig vergoed krijgt.
In dit leven, of pas in het komende leven?
Ook reeds in dit leven. Als ik mensen hoor klagen, dat de priester zo'n arme mens is, die nooit tot sexuele vervulling komt, denk ik: Moet men niet omgekeerd zeggen, wat zijn dat arme mensen, die nooit een vermoeden ervan zullen hebben, wat het betekent helemaal aan God toe te behoren. - Niemand leidt een zo rijk vervuld bestaan als de priester die zijn priesterschap beleeft.
In onze tijd, waarin men zo bevreesd is zich ergens aan te binden, valt het steeds zwaarder een besluit te nemen voor het hele leven, of het nu gaat om het huwelijk dan wel om het priesterschap...
... dat toont nu juist de zwakheid tot beslissen van de hedendaagse mens aan, die tot zijn zelf uitgeroepen mondigheid in merkwaardige tegenstelling staat! Men ziet, dat hij tenslotte een onevenwichte mens is, die geen houvast heeft, omdat zijn geloof in stukken valt. Alleen het geloof kan vastheid geven. En dit geloof moet groeien in diepte, sterkte en vastheid.
Wat is in uw ogen de belangrijkste eigenschap van een priester?
Een diep geloof en een brandende, bovennatuurlijke liefde tot God en voor de zielen.
Maar hoe is nu de praktijk? Er worden tegenwoordig vele ideaalbeelden ontworpen: De priester moet prettig zijn in zijn contacten, geïnteresseerd zijn in hedendaagse kwesties, open staan voor de mensen, enz.
Wat dit betreft hoeven wij niet lang te zoeken. Het blijvende voorbeeld is onze Heer Jezus Chrsitus zelf: zoals Hij met de mensen is omgegaan, zoals Hij juist ook de zondaars voor zich gewonnen heeft. Zien wij bijvoorbeeld eens de passage in het vierde hoofdstuk van het Evangelie van Johannes. Hoe liefdevol heeft Christus de zondares aan de bron toegesproken, zonder haar zondig leven buiten beschouwing te laten. Hij heeft niet gezegd: Dat is allemaal zo erg niet, gij bent een mondige Christen, het is uw gewetensbeslissing. Neen, Hij heeft de zonde heel duidelijk zonde genoemd. Hij heeft de mensen tot bekering gebracht, maar wel met barmhartige liefde. Het is de taak van de priester, de barmhartige liefde van Christus zichtbaar te maken. Hij moet zelf een 'tweede Christus' zijn. Dat betekent, dat hij in de leer de eisen van Christus moet doen gelden, in de omgang met de mensen moet hij de liefde van Christus zichbaar maken.
Denkt U hierbij aan het gezegde van de H. Augustinus: “Haat de dwaling, maar heb de dwalende lief”?
Juist ja. De tegenwoordige tijd voedt in mij de verdenking, dat de liefde des te minder gepracticeerd wordt, naarmate er meer over gesproken wordt.
De liefde sluit wezenlijk een zuivere mening in, dat wil zeggen dat ik de ander niet iets goeds doe uit berekening, of om mijzelf te doen gelden, maar omdat het mij gaat om het waarachtige welzijn, in laatste instantie om het zieleheil van de ander. Dit zieleheil wordt echter door de zonde bedreigd. Liefde betekent zuiverheid van de wil tot het goede, die niet op een laffe manier rekening houdt met zichzelf. Christus heeft immers gezegd: “Niemand heeft groter liefde, dan wie zijn leven geeft voor zijn vrienden”.
Welke betekenis heeft de Moeder Gods Maria in het leven van een priester? Kan zij een voorbeeld zijn voor deze onzelfzuchtige liefde?
Ja, Maria is in zekere zin de Moeder van de priester. Maria is de Moeder van de Hogepriester Jezus Christus, en daarom heeft Christus haar aan zijn priesters op een bijzondere manier tot Moeder geschonken, toen Hij aan het kruis tot de Apostel Johannes zei: “Ziedaar uw Moeder”. Onder haar bescherming kan de priester vruchtbaar werken.
Zij beschermt ook zijn zuiverheid. Een priester, in wiens hart steeds het beeld van de Moeder Gods levend is, kan niet uiteindelijk in het moeras van de ondeugd ten onder gaan.
Bedoelt U, dat de Mariaverering op zinvolle wijze de celibaatskrisis kan overwinnen?
Zo is het, in zoverre de celibaatskrisis de eigen persoonlijke krisis van de priester is. Er is een wonderschoon gebed van de H. Bernardus van Clairvaux, waarin onder andere staat: “Als de stormen der bekoringen de kop opsteken en ge u temidden van de klippen der moeilijkheden bevindt, zie dan op naar de Sterre der Zee, roep Maria te hulp! Slingeren toorn, begeerte of zinnenlust de bark van uw ziel heen en weer, zie dan op naar Maria! Zolang zij uw hand vasthoudt kunt ge niet vallen. Onder haar bescherming hebt ge niets te vrezen. Zolang zij u leidt voelt ge geen vermoeienis”.
Wat antwoordt U op het bezwaar, dat de Mariaverering Christus zou kunnen verdringen?
Dit bezwaar berust op het misverstand dat men in Maria tot op zekere hoogte een concurrente van Christus ziet. Maar dat gaat voorbij aan de werkelijkheid. Maria is het meesterwerk van God; in haar is de schepping, zoals Hij die gewild had, op de meest smetteloze manier verwezenlijkt. Zij is immers de Onbevlekte Ontvangene, die nooit door enige schuld bezoedeld is, ook niet door die van de erfzonde. Als ik nu het werk van de Meester eer, eer ik ook de Meester zelf. Bij een groot kunstenaar kan ik ook niet zeggen: 'Ik waardeer de kunstenaar', om vervolgens zijn meesterwerk in de kelder te laten verschimmelen.
Zijn er heiligen, die voor de priesters bijzonder voorbeeldig zijn?
Ja, heilige priesters. De zielenijver van een H. Franciscus van Sales bijvoorbeeld, is schokkend. Of de heilige dapperheid van de H. pater Maximiliaan Kolbe. Het is fascinerend, met welk een Godsvertrouwen hij heeft gewerkt! Hij ging bijv. naar zijn Overste en wilde verlof krijgen, als missionaris naar Japan te gaan. Zijn Overste vroeg hem: “Kent u Japans?” - “Neen.” - “Hebt u geld?” - “Neen” - “Heeft u relaties, kent u daar iemand?” - “Neen”. Maar desondanks ging hij erheen. Reeds na twee maanden heeft hij het eerste tijdschrift uitgegeven en hij heeft er een wonderbaar apostolaat ontplooid. Hij voelde zich de Ridder van de Onbevlekte.
Apostolaat, geloofsverbreiding, is toch niet slechts een taak voor de priester, maar is door het Doopsel en Vormsel aan iedere gelovige opgedragen. Welk is het bijzonder belang van het 'lekenapostolaat' volgens U?
Men doet tegenwoordig alsof de rol van de leken pas na het Concilie is ontdekt. Maar daarover kan ik U een episode uit het leven van de heilige Paus Pius X vertellen:
Pius X had een aantal kardinalen bijeengeroepen en met hen besproken, wat voor de Kerk in de tegenwoordige omstandigheden het meest noodzakelijk zou zijn. De ene kardinaal zei: “We hebben nieuwe priesterseminaries nodig”. De Paus antwoordde: “Dat is heel belangrijk, maar het belangrijkste is het niet”. - Een ander zei: “Wij moeten katholieke scholen hebben”. - “Dat is het ook niet”. - De een deed dit, de ander dat voorstel; maar nietmand had de gedachten van de Paus geraden. Deze zei: “Wat wij nodig hebben, dat is in iedere parochie vijf tot tien katholieke leken, die uitmunten door een sterk geloof en een diep gebedsleven, en die vervuld zijn van een gloeiende zielenijver”.
Dat is wat de Kerk van vandaag nodig heeft. Zij heeft geen feministen nodig, die het priesterschap opeisen voor de vrouw; zij heeft geen jeugd nodig die meer sexuele ongebondenheid van de kerkelijke leer verlangt, enz. Wat de Kerk nodig heeft zijn leken, die zich voor de belangen van het Rijk Gods, voor Christus inzetten, en voor het heil van de mensen. De Kerk is geen zelfbedieningswinkel, waar ieder neemt wat hem juist voorkomt. De Kerk heeft een missie te vervullen. De taak van de leek bestaat erin, zich in dienst van deze missie te stellen. - Europa is weer een missieland geworden. Wij hebben waarachtige gelovigen nodig, katholieke journalisten, katholieke uitgevers, katholieke leraren, die bereid zijn persoonlijk in te staan voor de waarheid van hun geloof!
Is er een bepaald boek, dat U bijzonder belangrijk vindt?
Kunt U niet iets gemakkelijkers vragen?
Op de eerste plaats staat zeker het woord Gods. De H. Schrift is zo onuitputtelijk, dat men daar nooit mee klaar komt.
Ook de kerkelijke traditie heeft steeds weer wonderbare bloesems van christelijke literatuur voortgebracht. Men dient de jeugd van tegenwoordig niet te onderschatten, alsof men haar geen veeleisende religieuze boeken zou kunnen toevertrouwen. Werken van mystieken, zoals Het Gesprek over de Goddelijke Voorzienigheid van de H. Catharina van Siëna veronderstellen natuurlijk een bepaalde geloofskennis, die tegenwoordig dikwijls niet meer aanwezig is. Maar deze moeilijkheden kunnen overwonnen worden. Als men bijvoorbeeld bedenkt, dat Julien Green, een van de laatste nog levenden van de renouveau catholique, de grote katholieke vernieuwingsbeweging onder de Franse schrijvers, door het lezen van het Tractaat over het Vagevuur van de H. Catharina van Genua tot het katholieke geloof is gekomen, dan ziet men in, dat deze schatten van de katholieke traditie voor de huidige tijd juist nodig zijn. Het is ook interessant de geestelijke werken als die van Tatjana Goritsjewa, een Russisch Orthodoxe, vandaag erg geliefd zijn. Dit is de weg, die een ware Kerkvernieuwing zal moeten inslaan.
U spreekt over de Orthodoxe Kerk, die op een sterke spirituele geest kan bogen. Wil 'St Petrus' door het benadrukken van de liturgie dit religieuze element weer terugbrengen in de katholieke Kerk?
Ja. De Oosterse liturgieën beklemtonen nog meer het mysterie-karakter, het sacrale van de liturgie. In vegelijking daarmee was de oude Romeinse liturgie tamelijk nuchter. Men kan met zekerheid zeggen, dat door de liturgiehervorming de oecumene met de Orthodoxen een klap gekregen heeft. Nog onlangs zei mij een orthodoxe priester: “ Om welke reden hebben jullie in de liturgie alleen maar zoveel overboord geworpen? Waarom!”. Vele theologen, en ook bisschoppen, reageren heel allergisch tegen de gedachte aan het opnieuw toelaten van de oude liturgie. Wat Rome ons heeft toegestaan is voor hen al te veel. Ik vraag mij af: hoe moet dan de eenheid met de Orthdoxen ooit tot stand komen? De geünieerden mochten steeds hun liturgie behouden. Zo'n grote intolerantie als die van vele tegenstanders van de oude liturgie, heeft nog nooit in de Kerk bestaan.
Een herontdekking van de spiritualiteit zou zeker ook de priesterroepingen bevorderen. Hoe kunnen jonge mensen hun roeping leren kennen?
Vooreerst: men moet zich hoeden voor het misverstand, dat de roeping tot het priesterschap zoiets zou zijn als een mysterieuze oproep van God, dat men een stem hoort of een verschijning krijgt, of iets dergelijks dat plotseling van buitenaf in het leven ingrijpt. Zulke buitengewone dingen gebeuren natuurlijk wel, zoals bij de bekering van de H. Paulus, maar het zijn zeldzame uitzonderingen.
Wat voor een roeping beslissend is, is de zuivere motivatie, dus de juiste bedoeling: Dat men iets wil doen voor God en de Kerk! Bijvoorbeeld, als men ziet hoe de Kerk tegewoordig lijdt onder het tekort aan priesters, en men zich daarom uit liefde voor de Kerk gedrongen voelt deze weg te gaan, dan kan dat een echte roeping zijn; zo ook het verlangen naar een Godgewijd leven, waarin men geheel voor Chrisus leeft, of de wens voor het heil der zielen te werken. Dit zich inwendig gedrongen voelen hoeft helemaal niet in het emotionele vlak te liggen, alsof het een onweerstaanbaar gevoelen is; er kunnen ook nuchtere verstandelijke overwegingen zijn, natuurlijk onder het licht van het geloof.
Kan men ook zeggen: roeping is 'gefascineerd zijn door Christus' of 'de hartstocht voor het Rijk Gods'?
Ja, dat kan, Natuurlijk heeft ook het hart eraan deel, zonder meer de hele mens. De roeping tot het priesterschap legt op heel de mens beslag. Het is niet een 'baantje', dat men er terloopt bij kan nemen. Priesterschap is overgave, totale overgave. Daarom is het ook complete onzin, een 'tijdelijk priesterschap' te eisen, zoals gebeurd is. Ofwel men heeft roeping tot het priesterschap en dan is men helemaal priester, of men heeft de roeping niet.
U noemde 'de juiste motivatie'. Is, om zo te zeggen, de 'goede wil' voldoende?
Er zijn ook bepaalde bekwaamheden vereist. Intellectuele eisen: er is, normaal gesproken een afgesloten [middelbare] studie nodig, om in een groot-seminarie te worden opgenomen. Daarbij komen karakter-eigenschappen, bijvoorbeeld karaktervastheid, oprechtheid, enz. Daarvoor zijn er de richtlijnen van de Duitse bisschoppen, die heel goed zijn.
Is de Priesterbroederschap Sint Petrus een startplaats voor iedere jongeman die priester wil worden, of hebt U bepaalde kingen op het oog, bijv. traditioneel gerichte en theologisch al gevormde jongeren?
Vanzelfsprekend staan wij open voor allen. Wat wij evenwel verlangen is, de bereidheid zich bij onze spiritualiteit aan te sluiten. Wij hechten er dus wel aan, ons eigen profiel te bewaren en trouw te blijven aan onze eigenlijke, principiële opdracht. Een concrete practische kwestie, die daarvoor beslissend is, is de liturgie. Wij houden vast aan de oude liturgie. Daaraan trouw te zijn, is vastgelegd in onze door Rome goedgekeurde statuten. Wat wij dus van een seminarist verlangen, is de bereidheid zich dit charisma eigen te maken. Niet in de zin van een uiterlijke aanpassing, maar uit innerlijke overtuiging.
Kort gezegd: U verwacht instemming met de 'tridentijnse ritus'?
Ja, maar laat mij daarover een opmerking maken. De uitdrukking 'tridentijnse ritus' vind ik erg ongelukkig. Het woord wekt de indruk, alsof deze ritus pas door het Concilie van Trente in de 16de eeuw zou zijn ontstaan. In werkelijkheid heeft men teruggegrepen op het al bestaande Curie-missaal dat enige eeuwen ouder is. Dit Missaal nu werd voorgeschreven aan de hele Kerk. De veranderingen die erin werden aangebracht, zijn slechts gering. Het gaat daarom om de klassieke Romeinse liturgie, die zich vanaf het begin organsich ontwikkeld heeft en uitgebouwd is. Men kan zeggen: van het begin af tot in deze eeuw ging het om de ene Romeinse ritus, die nu plotseling volledig omgewerkt en naar nieuwe gezichtspunten omgevormd werd, een unieke gebeurtenis in de geschiedenis van de liturgie. Men leze daarover de zorgvuldige studies van de liturgie-deskundige Klaus Gamber.
Nu wordt in de parochies overal de nieuwe ritus gebruikt. Kunnen priesters van 'St. Petrus' dan nog wel in de parochies werken, of wilt U zich op bepaalde werkterreinen specialiseren, bijvoorbeeld de missie, theologische studieën, enz.?
Wij zijn bereid, alles aan te pakken, wat de bisschoppen ons opdragen, of waartoe zij ons verlof geven, vooropgesteld, dat wij niet ons eigen charisma behoeven op de te geven. Als een bisschop ons ene parochie toevertrouwt, waar wij de klassieke liturgie kunnen vieren, de Communie op de tong kunnen geven, enz., dan zijn wij daartoe natuurlijk bereid. Vermoedelijk wordt ons deze kans binnen afzienbare tijd nauwelijks gegeven, omdat dan in deze parochies spanningen zouden ontstaan met hen, die de nieuwe liturgie willen. Zij zouden zich voor het hoofd gestoten voelen.
Maar er bestaat een mogelijkheid, en daarin zie ik geen problemen, dat ons een kerk ter beschikking gesteld wordt, waar wij de oude liturgie kunnen vieren, en zij die daarin belang stellen, kunnen komen. Zo dient er in de praktijk een vreedzaam naast elkaar bestaan van de beide riten mogelijk te zijn. Daarom is de zorg, die men dikwijls hoort uitspreken,dat wij tweespalt in de parochies zouden brengen, ongegrond. In feite willen wij aan de mensen die de gerechtvaardigde wens koesteren naar de oude liturgie, de mogelijkheid daartoe aanbieden. De Paus zelf heeft gezegd, dat men aan deze wens moet tegemoetkomen.
Er zijn wellicht meer gelovigen, die deze 'gerechtvaardigde wens' koesteren, dan men meestal vermoedt?
Beslist. In 1976 werd een 'Actie voor het behoud van de Tridentijnse Mis' gehouden, die in korte tijd in Duitsland ongeveer 16.000 handtekeningen voor de oude litrugie bijeenkreeg, zonder dat daarvoor op welke wijze ook propagandamiddelen ter beschikking stonden. Als men die handtekeningen bekijkt, is men erover verwonderd hoeveel beroemde en vooraanstaande namen daarbij zijn.
Tegen de toelating van de oude ritus heeft men dikwijls op twee manieren geargumenteerd, die met elkaar in tegenspraak zijn: Enerzijds werd gezegd, dat er helemaal geen behoefte is aan de oude liturgie, de nieuwe was voor 99% enthousiast begroet. Voor die weinigen die achterbleven was het niet nodig, de oude liturgie weer toe te staan. Maar toen de Paus desondanks verlof gaf voor de oude liturgie, maakten velen ons het verwijt, dat wij tweespalt brachten in de parochiegemeenschappen. Maar als, zoals beweerd was, er toch niemand belang stelt in de oude ritus, waar is dan het gevaar voor tweespalt? Als er echter toch meer gelovigen zijn, die vurig naar de oude liturgie verlangen, dan moet men ophouden hen als onmondige kinderen te behandelen, en hun hartewens ernstig nemen, zoals de Paus dit wenst.
Dat zo betekenen, dat U vóór alles een de parochies overkoepelende vernieuwingsbeweging op gang zoudt willen brengen?
De geschiedenis van de Kerk toont aan, dat vernieuwing dikwijls van zulke bewegingen is uitgegaan. Bovendien is het heel natuurlijk, dat zulk een vernieuwing op verzet stuit, omdat men het stilzwijgende verwijt dat in iedere oproep tot vernieuwing besloten ligt, niet kan verdragen. Denk bijvoorbeeld aan de hervorming van de Carmelieten-orde door de H. Teresa van Avila en de H. Johannes van het Kruis. De laatste werd zelfs door zijn eigen confraters in de kerker geworpen. Wie de bestaande toestand wil veranderen, wordt eenvoudig gestraft. Zo ken ik een priester, die als kapelaan de H. Mis in het Latijn wilde lezen, het was de 'nieuwe Mis'. Zijn pastoor heeft hem het gebruik van het Latijn verboden, met als reden: “U kunt hier toch niet zomaar vernieuwingen doorvoeren!”
Wat is wel het belangrijkste, om het geloof voor jonge mensen aantrekkelijk te maken?
Geen aanpassing aan de tijdgeest, maar het geloof zelf laten spreken en verlichten. Dat is het, wat de jeugd aantrekt en inwendig beroert, ik weet het uit talrijke eigen ervaringen. Zich overgeven aan het avontuur van het geloof! Een 'afgeprijsd' geloof [dat niet veel kost], gaat daarentegen vervelen. Vernieuwing betekent altijd vooruitgang in het geloof, geen achteruitgang, of zelfs afbraak van het geloof.
Dat zo'n vooruitgang door de gevestigde kringen helaas dikwijls niet als een welkome hulp en frisse wind, maar als een provocatie wordt aangevoeld, is heel gewoon. Dat doet ons leed. Maar wij kunnen dat niet uitschakelen, als wij daarvoor de prijs moeten betalen ervan af te zien, onze kleine bijdrage te leveren aan de vernieuwing van de kerk, door trouw te blijven aan de beginselen van onze spiritualiteit.
Kunnen jonge mensen, zonder veplichtingen, zich over uw doelstellingen informeren, bijvoorbeeld door een paar dagen naar het seminarie te komen, om een levendige indruk op te doen?
Ten allen tijde! Onze deuren staan steeds open voor allen, die geïnteresseerd zijn. Iedereen kan enige dagen aan osn leven deelnemen, bij gebeurtenissen aanwezig zijn en deel hebben aan het leven van de gemeenschap. In deze zin zijn wij voor een open katholiciteit!
Meer informatie kunt u op de website van de Priesterbroederschap St. Petrus vinden: www.fssp.org