Een Taboe Doorbroken
De Studiën van Dr. Gamber betreffende de
Liturgie-hervorming: een interview
Katholieke Stemmen, Jaargang 22, nr 3, Maart 1993
vertaling Jos A.M. van Dijk.
In Frankrijk heeft de eerste vertaling van een bloemlezing uit het werk van de overleden Liturgie-geleerde Mgr. Dr. Klaus Gamber (1919-1989) een buitengewone weerklank gevonden. De verzameling, onder de titel "La réforme liturgique en question" werd door het Benedictijnenklooster Ste Madeleine in Le Barroux uitgegeven. Het Franse Maandblad La Nel (B.P., F-78690 Les Essarts-le-Roi) vond daarin aanleiding pere Emmanuel uit Le Barroux erover te interviewen. Het tijdschrift Umkehr bracht in zijn (eerste) nummer, februari 1993, de tekst van dit interview, dat gehouden werd door Christophe Geffroy.
La Nef(LN): Kunt U ons iets vertellen over de auteur, Mgr. Klaus Gamber, voordat wij over zijn onlangs in het Frans verschenen boek spreken?
Pater Emmanuel (PE): Klaus Gamber is in 1910 geboren en werd in 1948 tot priester van het diocees Regensburg (Duitsland) gewijd. Hij was een ijverige en goede priester die van vele medebroeders een vriend en leider werd. In het jaar 1957 stichtte hij te Regensburg het Liturgisch Instituut dat zich de studie van de bronnen van de westerse Liturgie tot taak stelde. Zijn publicaties van de oudste liturgische handschriften gaven hem in vakkringen zeer snel een goed aanzien. Toen hij 39 ja.ar oud was, werd hij benoemd tot erelid van de Pauselijke Academie voor Liturgiewetenschappen. Met de na-conciliaire hervormingen van de jaren zeventig begon hij de discussie. De verstandige en gewetensvolle geleerde moest noodgedwongen van de toenemende wanorde en verwarring afstand nemen. Zo schreef hij voor Una Voce-Korrespondenz regelmatig artikelen, die hij vervolgens in een reeks kleine bandjes bijeenbracht, welke het Franse publiek tot nu toe nog niet bekend zijn. Wij hebben hem leren kennen door een jonge Zwitserse priester, die zijn leerling geweest was. De gedachte, er een Franse vertaling van te maken, vond direct zijn instemming. De publicatie ervan werd echter vertraagd als gevolg van zijn onverwacht overlijden, drie jaren geleden.
LN: Het boek van Mgr. Gamber is op zich zeer interessant, maar het meest verrassend is zeker het voorwoord van Kardinaal Ratzinger, die zich scherp uitlaat over de nieuwe Misorde. Het voornaamste verwijt dat hij ertegen aanvoert is, dat het een 'gemaakte liturgie' is en niet de 'vrucht van een voortgezette ontwikkeling' is geweest. Ook schrijft hij dat het 'resultaat niet een nieuw tot leven wekken, maar een verwoesting' is. Heeft dit voorwoord U verrast? Zou U voor Kardinaal Ratzinger's critiek een verklaring kunnen geven?
PE; Verrast ben ik zeker niet. Reeds in 1977 heeft Kardinaal Ratzinger, naar aanleiding van een gesprek waarom het tijdschrift Communio hem gevraagd had verklaard: "Tegelijk moet men bij alle voordelen van het nieuwe Missaal critisch vaststellen, dat het werd uitgegeven alsof het een door professoren nieuw vervaardigd boek, en niet een fase in een voortgezette groei was. Zoiets is in deze vorm nog nooit gebeurd; het is in tegenspraak met het type van groei in de liturgie", Overigens vindt men een aantal soortgelijke uitspraken in zijn boek: Das Fest des Glaubens ['Het feest van het geloof'; 1977, Johannes-Verlag], een werk waarvan de lezing niet genoeg aanbevolen kan worden. Helaas worden dergelijke uitingen maar al te dikwijls verzwegen.
Wat het wezenlijke van de kwestie betreft, hier hebben wij het voornaamste verwijt dat men bepaalde na-conciliaire hervormen kan tegenwerpen. Vanaf haar oorsprongen heeft de Romeinse Liturgie nog nooit een zo volledig omvorming doorgemaakt. Men zou zelfs kunnen beweren dat de Romeinse Ritus nooit een hervorming heeft gekend. Het werk van de H. Pius V bestond in een opnieuw herstellen wat heel iets anders is. Nemen wij het bijzondere geval van de Offerande-gebeden; deze werden in de nieuwe ritus vervangen door compleet nieuw samengestelde gebeden, die door de Joodse herakoth (zegenbeden) beïnvloed zijn. Zoiets heeft de Romeinse Ritus nog nooit beleefd, het is een totale vernieuwing, een soort tumor, een ding van buitenaf, dat hem grondig verminkt. Bij wijze van vergelijking is het ongeveer alsof men een reproductie van de Mona Lisa maakt met een krullenkop [Meckifrisur]. Probeert U eens, uzelf dat schilderij voor te stellen! Het resultaat was een verwoesting. F. Gélineau, een lid van de groep die met de Mis-hervorming belast was, is bijv, niet afkerig dit toe te geven: 'Inderdaad is een nieuwe Misliturgie tot stand gebracht. Het moet zonder omwegen gezegd worden, de Romeinse Ritus, zoals wij hem gekend hebben, bestaat niet meer, Hij is vernietigd' (J. Gélineau sj. in Demain la liturgie, Cerf 1976, blz. 10). Dergelijke woorden stemmen tot nadenken.
LN: Delen bij uw weten andere kardinalen of bisschoppen, vooral in Frankrijk, de mening van Ratzinger?
PE.: Een heel precies antwoord op uw vraag is nog niet mogelijk. Maar men kan toch het volgende zeggen: Sinds kort heerst er een ander klimaat. Nog niet lang geleden gold zelfs maar de gedachte alleen al, dat de liturgiehervorming, al was het maar in delen, voor critiek vatbaar was, als een verschrikkelijke godslastering. Tegenwoordig is dat geheel en al toelaatbaar. Daarvan getuigen de volgende uitlatingen van Kardinaal Decourtray van 23 april van dit jaar [vermoedelijk 1992]: 'Is de hypothese te gewaagd, dat deze grote, op zichzelf genomen zo nuttige beweging voor een deel wellicht vals is geïnterpreteerd?'. De Kardinaal wordt nog duidelijker met de uitspraak dat 'het Mysterie van de oneindige Heiligheid van God, die in de hoogste graad in de Liturgie haar uitdrukking vindt, practisch in de vergetelheid is geraakt'. Tot nu toe liep de officiële houding tegenover de met de Traditie verbonden gelovigen maar al te vaak uit op een: 'Stelt geen vragen! Gehoorzaamt!'. De kern der zaak werd systematisch onderdrukt. De uitspraken van Kardinaal Decourtray zijn waardevol, want zij stellen de kwestie in het juiste licht.
LN: Mgr. Gamber toont aan, dat de naar Pius V genoemde Mis niet van deze Paus afkomstig is. De plaatsen waar het boek zich met dit thema bezig houdt zijn zeer interessant. Kunt U ons kort de hoofdpunten, aanwijzen, die geleid hebben tot het vaststellen van deze Mis?
PE: Nauwkeuriger gezegd, de Romeinse Liturgie. Daarover kan in korte woorden gezegd worden dat de Romeinse Mis - waarvan de historici eensluidend erkennen dat haar kern van Apostolische oorsprong is -, afgezien van enige bijzonderheden in de zevende eeuw haar bijna definitieve vorm verkregen had. Talrijke documenten getuigen dit. Hoe verloopt de H. Mis in de tijd van Gregorius de Grote (590-604)? Ze begint met het Introïtus-gezang, terwijl de celebrant en misdienaren naar het altaar gaan. Bij het altaar aangekomen bidt de celebrant enige ogenblikken in stilte (hier ligt de oorsprong van de inleidende gebeden, die in de tijd daarna hun vorm krijgen). De andere liturgische gebeden volgen dan elkander op: Kyrië, Gloria in excelcis, de door de celebrant gezongen Collecta, het door een misdienaar voorgelezen Epistel, gevolgd door het Graduale en Alleluia, beide gezongen door de Cantoren (koorzangers), het Evangelie dat allen staande aanhoren en daarna de preek. Dan volgen het Offertorium, het stil gebed (Secreta), de Prefatie, de Canon (woord voor woord dezelfde Canon die men vandaag zegt in onze traditionele H. Missen), het Pater Noster, enz. Het is heel belangrijk dat men zich ervan bewust wordt, dat practisch al deze gebeden precies zo reeds in de oudste handschriften voorkomen. Pius V heeft, om de in zijn tijd bestaande wanorde op te heffen, alleen maar aan heel de Roomse Kerk het Missaal volgens het gebruik van de Romeinse Curie voorgeschreven. Maar deze bestond reeds, vóór hem! Daarom heb ik zo even gezegd, dat de Romeinse Ritus nooit hervormd is geworden. De H. Pius V beoogde niets anders, dan hem, met behoud van heel zijn zuiverheid verder door te geven.
LN: Een ander zeer interessant aspect van het boek: Het stelt [legt da] dat de nieuwe Ordo Missae niet overeenkomt met de wensen van het Tweede Vaticaans Concilie, waarop men echter dikwijls een beroep doet om de gedane hervormingen te rechtvaardigen. Moet men op het gebied van de liturgie niet zonder meer eenvoudig een zuivere en duidelijke verwezenlijking van het Concilie eisen?
PE: Dat is een zeer interessante vraag! Laten wij eerst kort spreken over de manier, waarop de liturgiehervorming van het Tweede Vaticanum is verlopen. Op 4 december 1963 werd door de Concilievaders de Constitutie over de heilige liturgie, Sacrosanctum concilium bij stemming aangenomen. Dit document legt de grondregels vast, volgens welke de Liturgische Boeken bewerkt moesten worden. Het eigenlijke werk werd dan aan een tot dit doel ingestelde commissie overgedragen, het 'consilium voor de doorvoering van de Constitutie over de Heilige Liturgie'. Deze ging onmiddellijk aan het werk en publiceerde tamelijk snel de Instructie 'Inter oecumenici' (26 september 1964) die tot de herziening van de Ordo Missae van 25 januari 1965 voerde. Maar hierbij bleef de Mis-hervorming niet. Meerdere andere documenten leidden op 3 april 1969 tot het promulgeren van het Missaal, dat men wel dat van Paulus VI noemt. Deze laatste hervormingen gingen, naar het zich laat aanzien, verder dan de eisen van Concilie-constitutie. Laten wij hier nogmaals de hervormers zelf het woord geven. Thierry Maertens schrijft bijv. in zijn Commentaar bij de Instructie (van mei 1967): 'Deze instructies maken wel gebruik van de geest van de Constitutie (over de Liturgie), maar overschrijden haar tegelijkertijd reeds met betrekking tot enige van haar verordeningen. Niets in de Constitutie over de Liturgie rechtvaardigt de veronderstelling, dat vier of vijf jaar later een document het bidden van de Canon met luide stem in een moderne taal mogelijk zou maken'. En een paar bladzijden verder doemen perspectieven op, die al helemaal niet tot geruststelling strekken: 'Zal het overigens mogelijk zijn de hervorming op zekere dag afgesloten te verklaren? Zal de aan het rollen gebrachte beweging in de Kerk met een blijvende toestand worden'? (Nouvelles instructions pour la réforme liturgique, in: Le Centurion, 1975, blz. 12 en 37). Arme gelovigen!
Welk geneesmiddel bestaat er tegen dat alles? Het Concilie 'eenvoudig zonder meer' tot werkelijkheid maken? Dat is practisch onmogelijk. Laat Ons een voorbeeld nemen: Artikel 36 van de Constitutie van het Concilie zegt: 'Het moet toegestaan worden, dat aan de moedertaal een ruimere plaats gegeven wordt, vooral in de lezingen en aanwijzingen [Hinweisen] en in enige Oraties en gezangen' . Hoe moet dit in de practijk toegepast worden? Wie zal uitmaken over welke gebeden en gezangen hier gesproken wordt? Inderdaad bestaat de enige oplossing erin, het Concilie in het licht van de Traditie uit te leggen. Men bedenke dat de Heilige Stoel en Mgr. Lefebvre op dit punt met elkaar overeenstemden.
LN: Als uitweg uit de 'crisis van de liturgie' beveelt Mgr. Gamber een coëxistentie van beide riten aan. Bent U het met dit voorstel eens?
FE: Wat de coëxistentie (naast elkaar bestaan) van beide riten betreft is er een tekst die helaas nooit wordt aangehaald. Het is de tekst van de normen van 1986, waarop het Motu Proprio van 1988 teruggaat. Norm 3 zegt daar het volgende: 'Bij iedere in de Latijnse taal gevierde H. Mis - ongeacht of er gelovigen aanwezig zijn, of niet - heeft de celebrant het recht vrij te kiezen tussen het Missaal van Paulus VI (1970) en het Missaal van Joannes XXIII (1962)'. De vrije coëxistentie van de beide riten is dus volgens het Motu Proprio van 1988 de normale toestand. Toen Mgr. Lefebvre tot de Paus zei: "Laat U ons het experiment van de Traditie uitvoeren!" vroeg hij niets anders. Juist dát is gezond mensenverstand. De toestand in de parochies van Sainte-Eugene en Sainte-Odile in Parijs, Saint-Bernard in Straatsburg of Saint-George in Lyon bewijst dat het heel goed mogelijk is. Een dergelijke vrijheid, zonder alle hindernissen die men meestal moet nemen, zou zeer veel bijdragen aan het scheppen vaneen klimaat van naastenliefde en vrede: En dat is precies wat minstens de jonge clerus wil. In de vacantie komen in onze Abdij veel jonge priesters en seminaristen: die zich aangetrokken voelen tot de traditionele liturgie, ofschoon zij deze 'vroeger' nooit hebben gekend. Hier vinden zij vruchtbare aarde. Zal de Kerk van morgen in deze rijke aarde [woordspeling: dieses Erdreich] haar wortels kunnen hebben?