HOME | select here your language |
De Consecratiewoorden „voor velen” = „voor allen"?
Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P.
Uit: Confrontatie nr 92, Januari 1973
Van verschillende zijde heeft men ondergetekende verzocht enige regels te wijden aan de vertaling van de woorden pro multis in de consecratie van de wijn gedurende de Mis door „voor allen". Die paar regels zijn enige bladzijden geworden.
De vertaling „voor allen" wordt op het ogenblik gebruikt in verscheidene landen waar de Mis wordt gecelebreerd volgens de nieuwe Ordo Romanus of volgens een der vele onwettige misorden die bij voorbeeld in Nederland wordt gebruikt en heeft grote verwarring veroorzaakt. In de NOTITIAE, de maandelijke publicatie der H. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, 1970/ 1, p. 39, staan vrier vragen over deze nieuwe weergave te lezen, die (kort samengevat) luiden:
- Zijn er voldoende redenen voor het invoeren van deze afwijkende vertaling?
- Is de leer van de Catechismus van Trente in dit opzicht niet meer van kracht?
- Moeten alle vertalingen van deze bijbelteksten als minder geschikt (minus aptae) worden beschouwd?
- Dient deze nieuwe vetaling, voordat ze goedgekeurd wordt verbeterd te worden
De derde vraag was slecht geformuleerd; bedoeld was blijkbaar:
Moeten alle tot dusver gebruikelijke vertalingen ... enz. Ze bleef onbeantwoord. De overige antwoorden luidden:
- Volgens de exegeten heeft de Aramese uitdrukking „voor velen" de betekenis „voor allen": de menigte waarvoor Christus stierf, niemand uitgezonderd.
- De leer van de Catechismus van Trente te dezen opzichte geldt nog steeds (de dood van Christus was slechts van nut „voor velen").
- Op de goedkeuring, verleend aan de variatie in de vertaling van de liturgische tekst in de landstaal, is niets aan te merken.
Uit dit antwoord, dat niemands ondertekening draagt en dus geen officieel gezag bezit, kon worden opgemaakt, dat de H. Congregatie haar goedkeuring verleend had aan de vertaling (juister gezegd, de verandering) van pro multis door „voor allen". Dit betekent, dat deze Congregatie eigenmachtig wijzigingen toestaat in een officiële, door de Paus afgekondigde tekst.
Het antwoord op de eerste vraag was onjuist of misleidend; sommige exegeten mogen dan van oordeel zijn dat het in het Aramees voor „velen" gebruikte woord „allen" betekent, maar die mening is onjuist. Men citeert daarvoor wel J. Jeremias (in Kittel, Theol. Wb. z. NT VI, 536-454), een geleerde, maar geen onfeilbare geleerde. Het tweede en het derde antwoord houden verband met het eerste.
De redactie van NOTITIAE heeft ongetwijfeld vernomen, dat ze een fout had gemaakt. Drie maanden later deed ze over dezelfde kwestie een artikel van drie bladzijden verschijnen, geschreven door M. Zerwick S. J., professor aan het Bijbelinstituut te Rome en samensteller van een spraakkunst van het Grieks van de Bijbel (ib. p. 138-140).
Pater Zerwick geeft toe dat het antwoord op de eerste vraag iets zorgvuldiger geformuleerd had moeten worden („paulo cautius videtur exprimendum"), n.l. in het Hebreeuws (Aramees) worden „allen" en „velen" aangeduid met verschillende woorden. Strikt genomen betekent het woord „multi" dus niet „allen". In gewoon Nederlands wil dit zeggen, dat het eerste antwoord fout was.
Voor „allen" hebben de Semietische talen een zelfde woord: kol, kól, kull, enz. Het is een algemeen voorkomend woord en betekent „totaliteit". Voor „velen" gebruikt het Hebreeuws het woord rabbim (cf. Is. 52,14; 53,11), het Aramees en het Syrisch (een dialect van het Aramees) saggi'in/é. Alle twijfel of verwarring is uitgesloten. In de Syrische teksten der Eucharistische liturgie treffen we in de consecratie-formule alleen het woord saggi'ê aan en nooikull. De vertaling van pro multis door „voor allen" stemt dus niet overeen met het Aramees; zij is verkeerd.
De uitdrukking „voor velen" is ontleend aan Is. 52, 14; 53, 11 om erop te wijzen, dat Jezus door Zijn dood aan het Kruis de profetische woorden heeft vervuld die over de Dienaar Gods zijn gesproken (cf. Is 52,13 - 53,12). Ze is te vinden in Mt 26,28; Mc 14, 24, niet bij St. Lucas of St. Paulus. In de tekst van Isaïas worden de „velen" gesteld tegenover de Ene, de Dienaar Gods, die lijdt voor vele anderen, d.w.z. voor een grote menigte (cf. Is 52,15: „vele volkeren"). De tekst zegt niet dat de Dienaar lijdt voor de gehele mensheid, niemand uitgezonderd, maar hij sluit ook niemand uit. De betekenis van het Hebreeuwse woord rabbim „velen" (en van vele andere Hebreeuwse woorden) is ietwat vaag. Het woord wordt gebruikt zonder bepaalde dogmatische bedoeling, dus niet met uitdrukkelijke uitsluiting van „allen", slechts een beperkt aantal aangevend. Dat constateert ook Pater Zer-wick (p. 138) en wij zijn het met hem eens; een minder vage betekenis van het woord (b.v. „allen") kan alleen uit de samenhang worden afgeleid.
Het voorbeeld dat Pater Zerwick aanhaalt uit een tekst der Dode Zee rollen van Qumrán, Hodayot (Hymnen) 4,28.29, waar „velen" parallel met „allen" voorkomt, bewijst echter niets. Uit parallelisme volgt niet, dat parallelle woorden precies dezelfde betekenis hebben en in de aangehaalde tekst is dat zelfs zeer waarschijnlijk niet het geval. De rabbim kunnen de leden van de voltallige vergadering der gemeenschap zijn, terwijl na „allen" het woord „levenden" staat: „alle levenden", zoals de tekst zegt. In andere teksten uit Qumrán schijnt rabbim „de velen" = alle leden van de secte aan te duiden, met name als ze in vergadering bijeen zijn. Maar ook hieruit kan niet besloten worden, dat rabbim overal „allen" betekent; dat zou taalkundig niet in de haak zijn. Het wordt in de Qumrán gebruikt om de tegenstelling tussen het individuele lid en de gemeenschap aan te duiden.
Als Jesus volgens St. Matthes en St. Lucas de woorden „voor velen" gebruikt, is de betekenis niet duidelijker dan bij Isaïas; „velen" duidt een menigte aan; de uitdrukking sluit niemand uit en evenmin sluit zij allen in.
Het Nieuwe Testament bevat vele teksten, die vaststellen dat Jesus gestorven is voor alle mensen. Rom 8,32; God „heeft Zijn eigen zoon niet gespaard, maar heeft hem voor ons allen overgeleverd"; 2 Cor 5,14: „Een is voor allen gestorven"; In Rom 5,12 e.v. betoogt St. Paulus, dat alle mensen om de zonde van Adam sterven, maar dat er om Christus' wil voor allen rechtvaardigmaking tot leven is (5,18) en hij gaat voort: „Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens de velen tot zondaars gemaakt zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene de velen rechtvaardig gemaakt worden" (5,20). In deze tekst betekent het eerste woord „velen" alle mensen in tegenstelling tot één mens (Adam); in de tweede tekst duidt het woord slechts hen aan, die werkelijk door Christus gered worden (de uitverkorenen)
Pater Zerwick vermeldt deze teksten niet; hij citeert 1 Tim. 2,6; 4,10, Johannes 1,29; 3,16,17; 6,33,51; 1 Johannes 2,2; 4,14, en terecht. Uit al deze teksten blijkt duidelijk, dat een priester geen ketterij uitspreekt, als hij bij de consecratie zegt: „...dit is de Kelk van Mijn Bloed... dat vergoten wordt voor u en voor alle mensen tot vergeving van zonde". Maar dat betekent niet, dat de afwijkende vertaling „voor allen" de voorkeur verdient boven het klassieke en traditionele „voor velen", zoals pater Zerwick in het derde deel van zijn artikel beweert.
Op de eerste plaats behoren traditionele termen (en dat geldt ook van wetten) niet veranderd te worden zonder waarachtig en duidelijk nut voor de gemeenschap. Op de vraag of een wet altijd maar veranderd behoort te worden als dat een verbetering betekent (quando occurrit aliquid melius), antwoordt St. Thomas nadrukkelijk met NEEN, omdat de wet daardoor bij de mensen gemakkelijk haar bindende kracht verliest, die zij in niet geringe mate ontleent aan de gewoonte. Zij behoort slechts veranderd te worden in gevallen van „maxima et evidentissima utilitas" (grootste en allerduidelijkst nut), „maxima necessitas" (grootste noodzaak), of indien de bestaande wet niet rechtvaardig of zeer schadelijk is. (S. Theol. I II, q 97, a. 2). Wij herinneren aan deze woorden, omdat vele na-conciliaire hervormers ze niet schijnen te kennen, zelfs personen die lid zijn van Romeinse Congregaties, die van de Goddelijke Eredienst niet uitgezonderd. Het toenemend aantal onnodige veranderingen heeft onder andere tot gevolg, dat de wet voor vele mensen aan gezag heeft ingeboet. Een niet bedoelde chaos is er het feitelijk gevolg van.
Op de tweede plaats: „voor allen" komt niet voor in enige consecratieformule der Kerk; gelooft men werkelijk (dit feit in aanmerking nemend), dat het nodig is deze woorden juist nu in te voeren?
Op de derde plaats: De traditionele Katholieke theologie maakt onderscheid tussen wat zij noemt de redemptio objectiva en de redemptio subjectiva. De eerste betekent, dat Christus voor allen is gestorven om hen te redden, de tweede, dat Zijn genade op mij wordt toegepast, mij redat. Een steeds groeiend aantal modernisten erkent dit onderscheid niet meer. Het is uiteraard een theologisch onderscheid, maar het is de uitdrukking van een geloofswaarheid. De genade die Christus voor ons verdiend heeft aan het Kruis, moet nog op ons toegepast worden. Als ik een zondig leven leid en zonder berouw sterf, verlost Christus mij niet, al is Hij voor mij aan het Kruis gestorven. Zijn bovennatuurlijke verlossende genade moet op mij toegepast worden, ik moet ze persoonlijk ontvangen. Maar het bestaan van bovennatuurlijke genade, van een bovennatuurlijke orde wordt door een groot aantal modernisten ontkend. Dat de woorden „voor velen" vervangen worden door „voor allen" is hun zeer welkom en men kan zich afvragen of dat niet de heimelijke reden is waarom deze formule in verscheidene landen zo opmerkelijk gepropageerd wordt. Dit in aanmerking genomen, behoren de woorden der consecratie, om alle mogelijkheid van dwaling uit te sluiten, niet veranderd te worden.
Ik ben het niet eens met pater Zerwick als hij zegt, dat „voor velen" (als deel der theologie van de Dienaar Gods) niet door allen wordt begrepen en dat men het daarom met „voor allen" wordt weergegeven" (p. 140). Het onderscheid tussen „velen" en „allen" is bijzonder eenvoudig en kan door iedereen begrepen worden. „velen" wordt op de eerste plaats verstaan in de zin der redemptio subjectiva; „voor allen" kan alleen maar de redemptio objective betekenen.
Uit dit alles volgt duidelijk, dat de verandering, hoe betreurenswaardig ook, als zodanig geen ketterij is en geen geloofspunt aantast of loochent. Dat wil zeggen, dat de consecratie er niet ongeldig door wordt, zoals sommigen hebben geschreven.
Enkele, overigens hoog te waarderen, katholieken hebben wel gedacht en gezegd, dat de geldigheid van een consecratie met de woorden „voor allen" in elk geval twijfelachtig is en om die reden moet worden vermeden. Een sacrament kan h.i. niet blootgesteld worden aan ongeldigheid door het gebruik van een twijfelachtige formule: de opinio tutior („veiliger opvatting") is hier doorslaggevend. Dat laatste geven wij toe, het eerste niet.
Voor mij ligt het boekje, geschreven door Patrick Henry Omlor, „Questioning te Validity of the Mass Using the New All-English Canon" (Twijfels omtrent de Geldigheid van de Mis waarbij de Nieuwe Geheel Engelse Canon wordt gebruikt), Nevada 89502, 1963 (derde vermeerderde druk, mij toegezonden door 'n Nederlandse priester in Canada, waar hetzelfde probleem schijnt te bestaan. Van dezelde priester ontving ik twee pamfletten, geschreven door Hug Ross Williamson, „The Modern Mass, a Reversion to the Reform of Cranmer" (De moderne Mis, een terugkeer naar de hervorming van Cranmer), Devon 1969, waarin behartigenswaardige dingen worden gezegd, en „The Great Betrayal, Some Thoughts on the Invalidity of the New Mass" (Het Grote Verraad, Enige Denkbeelden over de Ongeldigheid van de Nieuwe Mis), Devon 1970. De beide Engels schrijvende auteurs lijken alleen de Latijnse Misliturgie te kennen en geen rekening te houden met al wat Oosters is, zelfs niet met de geschiedenis der Latijnse Mis. Voor Williamson „is er op het ogenblik geen met zekerheid geldige Mis in het Westen behalve de Tridentijnse Mis van St. Pius V" (The Great Betrayal, p. 27), een volkomen onaanvaardbare bewering.
Volgens Omlor maken de woorden „voor alle mensen" de consecratie van de wijn ongeldig, daarmee de consecratie van het brood twijfelachtig en ontkrachten het Offer.
Tegenover al deze beweringen dient men te bedenken dat volgens de algemene leer der theologen sacramenten zichtbare tekenen zijn, die tot stand brengen (voorzover zij handelingen zijn) wat zij betekenen. Op grond daarvan is een consecratie van brood en wijn geldig, als een priester die de bedoeling heeft te doen wat de Kerk doet, gedurende de Mis op de gebruikelijke wijze en in de Persoon van Christus de woorden „Dit is mijn Lichaam" , „Dit is mijn Bloed" of gelijkwaardige woorden met dezelfde betekenis uitspreekt. Hij moet in dezelfde context niets toevoegen aan of weglaten van deze woorden, waardoor er iets aan hun betekenis zou veranderen. Zij geven duidelijk te kennen wat er gebeurt: het brood wordt het Lichaam van Christus en de wijn zijn Bloed; door de tweevoudige consecratie wordt Christus's dood voorgesteld en sacramenteel tegenwoordig gesteld. Voor de geldigheid van de consecratieformule is het van geen belang of hij er de woorden „pro multis" of „pro omnibus" aan toevoegt, waarvan de eerste op de redemptio subjectiva en de laatste op de redemptio objectiva betrekking hebben.
Maar als de priester nu eens niet gelooft in de redemptio subjectiva, als hij bij voorbeeld een modernist is of modernistische leerstellingen aanneemt? Ons antwoord is, dat er geen geloof nodig is voor de geldigheid van een sacrament en dus ook niet voor die van de consecratie. Maar als de woorden „voor allen" bedoeld zijn om de redemptio subjectiva uit te sluiten, wordt er dan geen onduldbare ketterij door ingevoerd in de consecratie-formule zelf, zodat de betekenis van de hele formule verandert? Het Misoffer is toch juist ingesteld om de verdiensten van het Kruis met betrekking tot de redemptio subjectiva op ons toe te passen.
Deze ketterij betekent geen wezenlijke aantasting van de betekenis der consecratie, krachtens welke de wijn verandert in het Bloed van Christus. Waarom de wijn in het Bloed van Christus verandert, is iets dat losstaat van het feit der transsubstantiatie. Daarom is het bezwaar niet van kracht. Het door sommigen aangehaalde Missale Romanum kan niet bedoelen iets anders te verklaren. Zeker, het citeert de woorden der consecratie van die wijn, zoals ze met dikke letters gedrukt plachten te staan in de goede oude Missaals vanaf „Hic est enim Calix..." tot „...in remissionem peccatorum" en het zegt, dat elke verandering van hun betekenis (Si .. in ipsa verborum immutatione verba idem non significarent) de consecratie ongeldig maakt; als de betekenis niet verandert, begaat de priester wel een zware zonde (gravis-sime peccaret), maar de consecratie is geldig. Men moet deze woorden verstaan als doelende op de wezenlijke betekenis der consecratiewoorden, niet op iets anders. Zij die de inleiding van het Missaal van Pius V schreven, wisten zeer wel, dat de Oosterse Kerken verscheidene consecratieformules bezitten, die bijna alle geldig zijn; de Oosterse Katholieken gebruiken alleen de geldige. Het zou een dwaasheid zijn en strijden tegen de sensus catholicus, te beweren dat slechts de volledige Latijnse formule, de niet wezenlijke delen inbegrepen, een geldige consecratieformule is en dat zelfs geen enkel niet noodzakelijk woord mag veranderen van betekenis. Daaruit zou volgen, dat de Kerk ten onrechte de geldigheid der Oosterse formules erkent.
Natuurlijk zou het schandelijk zijn als een priester de woorden „voor allen" met uitsluitend ketterse bedoeling gebruikte. Ieder zou moeten nalaten een dergelijke Mis bij te wonen. Maar de consecratie zou er niet ongeldig door worden.