De Kerk in Nederland
Prof. J.P.M. van der Ploeg. O.P.
"Dit is een van de beste artikelen die ik gelezen heb over de historische achtergrond van de crisis van de Kerk in Europa (welke voorafging aan de crisis van de Kerk op andere plaatsen". Bill Basile in "Latin Mass Magazine", winter 1998.
Professor J.P.M. van der Ploeg is doctor en hoogleraar theologie, doctor in de Bijbelwetenschappen en hoogleraar oud-testamentische wetenschappen aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, Nederland, lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen van Nederland en een van de voornaamste autoriteiten op het gebied van de Dode Zee rollen. Deze voordracht werd gehouden op een bijeenkomst van Una Voce in 1996 te Dusseldorf.
Bloei en verval van de Kerk in Nederland
Voor het Tweede Vaticaans Concilie bloeide de Rooms Katholieke Kerk in Nederland. Ik zou iedereen die de huidige ondergang zou hebben voorspeld voor gek hebben verklaard. "Zoiets zou in andere landen kunnen gebeuren," zouden we hebben gezegd, "maar niet in ons land!". De tegenwoordige situatie heeft enkele wortels is in de oorlog, die voor ons in mei 1940 begon met de invasie van Nederland door de legers van Hitler. Een gevolg van de bezetting was dat de Romeinse Curie niet meer in staat was om met ons te communiceren zoals daarvoor. De apostolische internuntius, Mgr. Paolo Giobbe, had zijn standplaats niet meer in het land. Middelpuntvliedende krachten, altijd al aanwezig in de Kerk, werden sterker. In verscheidene plaatsen werden vergaderingen gehouden waaraan de geestelijkheid deelnam. Daarin werd gesproken over de toekomst van de Kerk na de bevrijding. De stem van Rome kreeg niet altijd veel aandacht in deze heimelijke bijeenkomsten. Sint Michiels Gestel was een soort concentratiekamp waar een aantal prominente Nederlanders van verschillende religieuze, politieke en sociale overtuigingen werden vastgehouden als gijzelaars. Dit in afwachting van executie als vergelding voor het doden van leden van de bezettende macht door Nederlandse vrijheidstrijders. De gijzelaars discussieerden onder elkaar over de toekomst van de Nederlandse samenleving, vanuit religieus, sociaal en politiek gezichtspunt. De Nederlandse bisschoppen (in die tijd waren er slechts vijf) hadden altijd geprobeerd om hun kudde te beschermen voor niet-katholieke invloeden, waarvan de meest gevaarlijke het socialisme scheen te zijn. Het protestantisme had niet die aantrekkingskracht die het socialisme had.
Politiek steunde de Nederlandse samenleving op zogenaamde "zuilen". Van deze zuilen waren de drie machtigste: de Katholieke, de Protestantse en de Socialistische. De Katholieke partij die de voorkeur en het vertrouwen van de hiërarchie genoot, had in voorgaande jaren succesvol samengewerkt met twee belangrijke Protestante partijen op verschillende terreinen, met name op het terrein van opvoeding. In 1920 werden katholieke scholen op een lijn geplaatst met door de staat gerunde instellingen. In 1923 werd de nieuwe Katholieke Universiteit van Nijmegen met groot ceremonieel geopend. Meer katholieke scholen en vergelijkbare instellingen werden overal opgericht, en op elk gebied getuigde het land van een geweldige uitbreiding van katholieke sociale instellingen. Tegelijkertijd weerhielden de bisschoppen de leden van hun kudde om socialist te worden en om samen te werken met het socialisme. Hun ideaal was nog altijd een christelijke samenleving waarin staat en kerk samenwerkten, in overeenstemming met de sociale leer van de Kerk. In deze ernstige aangelegenheid volgden de meeste katholieken hun bisschoppen. Een andersdenkende minderheid veroorzaakte een doorbraak in de politiek van de Kerk voor wat betreft de samenwerking op sociaal en politiek vlak.
Enkele afgescheidenen hadden het concentratiekamp van Sint Michiels Gestel overleefd. Het eerste kabinet in Nederland na de oorlog was samengesteld uit socialisten en katholieken waaronder vroegere bewoners van het kamp.
In 1950 publiceerde Pius XII zijn encycliek Humani Generis, waarin hij het opnieuw verschijnen van een klaarblijkelijk modernisme in de Kerk veroordeelde. In Rome werd gehoopt dat de pauselijke brief een sterke weerklank zou vinden in de katholieke wereld, maar in Nederland gebeurde niets van dit alles. De Katholieke Universiteit, of ten minste de theologische faculteit, negeerde hem.
In 1954 richtten de bisschoppen zich in een lange pastorale brief ("Mandement" genoemd) tot hun gelovigen. In deze brief benadrukten zij dat katholieken moeten samenwerken, niet alleen in de Kerk, maar ook op het terrein van politieke en sociale activiteiten. Hun ideaal was nog steeds de christelijke staat waarin kerk en staat samenwerken. Het "Mandement" was een dode letter. De machtige KRO (Katholieke Radio Omroep) bleef stil. Ik vroeg de voorzitter naar de reden van de stilte van de KRO. Hij antwoordde met een andere vraag: "Wilt u dat doen?" Ik was overdonderd, maar kon niet weigeren. Ik organiseerde vier radiolezingen over dit onderwerp, gehouden door drie Nijmeegse hoogleraren (ik was een van hen) en een bekende katholieke leek. Sommige dingen moeten worden gezegd, zelfs als niemand luistert.
Het Tweede Vaticaans Concilie
Toen kwam het tweede Vaticaans Concilie, waar de "autonomie van aardse waarden" als een van de belangrijkste nieuwe ideeën werd beschouwd. De katholieke godsdienst kon niet langer een staatsgodsdienst zijn. Het nieuwe ideaal was: "Vrijheid, maar geen privileges voor de katholieke Kerk."
De "Nieuwe Katechismus"
In 1966, een jaar na het sluiten van het concilie, verscheen in Nederland een "Nieuwe Katechismus voor Volwassenen", de eerste in een serie van heterodoxe catechismussen die in verschillende landen werden gepubliceerd.
Deze "katechismus" werd geproduceerd door het Hoger Katechetisch Instituut te Nijmegen. Dit was een instelling geweest van de Jezuïeten, verbonden aan hun theologische faculteit te Maastricht, een plaats in het uiterste zuiden van Nederland, waar moderne (modernistische) Jezuïeten bij voorkeur niet wilden wonen. Zij verhuisden hun instituut naar Nijmegen, naar een huis dat een erfenis was van twee van hun priesters. De 'schepper' (door zijn ideeën) en mogelijk ook de hoofdauteur van de "Nieuwe Katechismus", was pater Piet Schoonenberg, SJ, tweede hoogleraar van dogmatische theologie aan de Nijmeegse Universiteit. Het Katechetisch Instituut bestaat niet meer, en is de natuurlijke dood gestorven van instellingen die geen goede vruchten dragen. De theologische faculteit van Maastricht was, in een andere opzet, overgebracht naar Amsterdam. Het mooie huis in Maastricht werd verkocht en de kerk (die ook door de Franciscanen gebruikt werd) werd gesloten en gesloopt.
Schoonenberg lichtte zijn theologische grondbeginselen toe in een inaugurele voordracht die hij gaf te Nijmegen in mei 1965: "God of Mens, een vals dilemma." Wanneer God in de mens werkt, beweerde Schoonenberg nadrukkelijk, is Zijn werk ook volledig het werk van de mens. Met de 'immanentisten', ontbrak bij hem het onderscheid dat er is tussen de samenwerking van de eerste oorzaak, God, en dat van de tweede oorzaak, de mens. Dat God ons bovennatuurlijke genade geeft, kan volgens Schoonenberg alleen betekenen "dat God ons naar elkaar leidt als liefhebbende mensen." "De hoogste gunst van de hypostatische verbinding is de gave van menselijkheid van Christus aan ons, andere mensen. Om deze reden is er geen bovennatuurlijk handelen van God in de mens dat niet eveneens het handelen van de mens is. (Vanuit Schoonenberg's redenering moet men concluderen dat zij identiek zijn). Het logische gevolg is dat wat de mens niet doet, God niet doet. Met dit idee is de gehele "Nederlandse Katechismus" doordrongen als een rode draad. Wanneer bijvoorbeeld een kind wordt gedoopt, onbewust van wat er gebeurt, is er geen werkzaamheid van het kind beschikbaar dat tegelijkertijd de werkzaamheid van God is. Daaruit volgt dat er bij het doopsel van kinderen niets gebeurt, zeker niet iets wat bovennatuurlijk kan worden genoemd. Er kan geen sprake zijn van heiligmakende genade of invloed van het doopsel dat het kind ontvangt, noch van enig andere bovennatuurlijke gave. De enige werkelijkheid is dat door het doopsel het kind een lidmaat van de Kerk wordt, "net zoals een kalfje zich bij de kudde voegt."
Volgens Schoonenberg kan er geen sprake zijn van een bovennatuurlijk merkteken in de ziel, omdat het ontvangen zou zijn zonder de invloed van de mens. De gevolgtrekking, ook aangehangen door Schillebeeckx, is dat het priesterschap slechts een functie is, niet iets ontologisch bovennatuurlijk. Daarom is de priesterwijding niet noodzakelijk om eucharistie te vieren (of om "voor te gaan" zoals de modernisten altijd zeggen). Overeenkomstig deze grondbeginselen kan de "Nieuwe Katechismus" niet erkennen dat de sacramenten instrumenten van genade zijn in de (klassieke) katholieke betekenis van het woord, dat de bedienaar een werktuig is die handelt in persona Christi, waarin de ontvanger werkelijk bovennatuurlijke genade ontvangt in de (klassieke) katholieke zin (en niet zoals Schoonenberg denkt).
Dit valse uitgangspunt betekent dat het onmogelijk is om deze catechismus te corrigeren - zoals zijn auteurs in feite ook weigerden te doen, toen dit door Rome gevraagd werd.
Ongeveer 25 getrouwe Nederlandse katholieken, priesters zowel als leken, richtten een brief naar de Heilige Vader waarin zij niet minder dan zeven essentiële doctrinaire fouten in de "Nieuwe Katechismus" aangaven, en verzochten om zijn interventie. Er werd een commissie van drie Romeinse theologen aangesteld. Zij kwamen bijeen in Gazzada, Italië, met drie personen die verantwoordelijk waren voor de inhoud van de Nieuwe Katechismus, waaronder Pater Schoonenberg, maar zonder resultaat. Toen benoemde Paulus VI een commissie van kardinalen, die zelfs nog meer ernstige fouten ontdekten in de tekst.
Unaniem stelden de kardinalen een aantal hoofdcorrecties en aanvullingen voor, met als resultaat dat er in 1969 een boek werd gepubliceerd met als titel "Waarom de correcties van de Nieuwe Katechismus, zoals voorgeschreven door Rome, onaanvaardbaar zijn"!
Kardinaal Alfrink, die zijn imprimatur aan de Nieuwe Katechismus gegeven had (voordat hij hem gelezen had?), kwam met Paulus VI overeen dat de correcties afzonderlijk gepubliceerd zouden worden en niet zouden worden opgenomen in de tekst van het boek zelf. Was dit niet hetzelfde, zo vroeg hij zich af, als aan katholieken het gebruik van de protestantse Heidelbergse Catechismus toestaan, met als aanhangsel een aantal pagina's van de Catechismus van Trente in een afzonderlijk volume? "Nee!", zei een van mijn vrienden, een bekeerling uit het protestantisme. "De Heidelbergse Catechismus erkent het bestaan van het bovennatuurlijke (verlossing, genade, enz.), wat de Nederlandse catechismus niet doet!" Paulus VI kwam verder niet tussenbeide. Zijn beslissing bleek noodlottig voor Nederland, waaruit alle voorgaande catechismussen verdwenen. De ware leer van het katholieke geloof wordt daar niet langer meer op scholen onderwezen, ondanks dat velen zich "katholiek" blijven noemen. Slechts heel weinig kinderen ontvangen een katholieke opvoeding, of tenminste enige kennis van het geloof op een enkele "katholieke" school. Hen wordt zelfs geen Onze Vader of Wees Gegroet geleerd.
Het "Concilie" van Noordwijkerhout
In 1968, niet lang na de publicatie van de bovengenoemde catechismus, werd in een voormalig seminarie een zogenaamd "Pastoraal Concilie" van de kerk in Nederland gehouden. Dit "concilie" werd georganiseerd door Pater Walter Goddijn OFM. De bisschoppen namen slechts deel als leden van het Volk van God. Om een zekere onpartijdigheid voor te wenden, nodigde Pater Goddijn ook enkele conservatieve priesters en leken uit.
De conservatieven werden niet uitgenodigd bij de slotsessie, en de pauselijke internuntius, aartsbisschop A. Felici, weigerde deze sessie bij te wonen, omdat de afschaffing van het celibaat op de agenda stond. Maar kardinaal Alfrink, die een brief had ontvangen van Paulus VI en die hij achterhield (deze werd later gepubliceerd in de Osservatore Romano), durfde tenslotte niet openlijk in conflict te komen met de Paus. Dit zou zijn einde hebben betekend. De Paus weigerde enige tijd om de kardinaal in Rome te ontvangen. De documenten van dit concilie, die verschillende kerkelijke aangelegenheden behandelden en vele heterodoxe ideeën bevatten, werden alle gepubliceerd zonder enige kerkelijke censuur - voor zover bekend. Aansluitend op dit concilie werd Goddijn ontheven van zijn pastorale functies, maar de reden van dit ontslag werd nooit onthult.
Een aantal leerstellingen van een kerkelijke synode die gehouden werd in Pistoia in Noord Italië in 1786, werden veroordeeld door Pius VII in een lange pauselijke constitutie. De ideeën van de Nederlandse synode waren veel erger, doordrongen als zij waren van het modernisme, maar geen enkele Romeinse autoriteit heeft ze ooit publiekelijk veroordeeld. Er is niets bekend van enige privé-veroordeling, die in elk geval een ondoelmatig tegengif zou zijn van een publiek schandaal. De revolutionaire instelling van catechismus en concilie, samen met de openlijke stilte van de Romeinse autoriteit, waren niet minder dan een ramp.
Bijbelvertaling
In 1995 publiceerde de Nederlandse Katholieke Bijbelstichting, opgericht na de laatste oorlog te Boxtel en die nu haar hoofdkwartier heeft te 's-Hertogenbosch, de hoofdstad van de provincie Noord-Brabant en de zetel van een bisschop, een volledig herziene vertaling van de hele Bijbel. Er was zojuist een volledig nieuwe vertaling gepubliceerd in 1975, maar de vertaling van 1995 vertoont modernistisch geïnspireerde aantekeningen in de inleiding. In de inleiding van het boek Genesis lezen we bijvoorbeeld, dat het historische karakter van de eerste elf hoofdstukken "praktisch denkbeeldig" zijn. Dit omvat niet alleen de hoofdstukken 4-11, maar ook de hoofdstukken 1-3: schepping en erfzonde. Op 30 juni 1909 heeft de Pauselijke Bijbelcommissie verklaard dat het historische karakter van Genesis 1-3 niet kan worden betwijfeld in aangelegenheden die "behoren tot de grondslagen van de Christelijke Godsdienst." Dit wordt botweg door de nieuwe Nederlandse bijbel ontkend.
Er werd gezegd dat de nieuwste vertaling noodzakelijk was vanwege de ontwikkeling van de Nederlandse taal is de afgelopen twee decennia. Omdat ik het nodige van de Nederlandse taal weet, kan ik verklaren dat dit niet het geval is. De vertaling van 1995 wordt veel minder gekenmerkt door "spreektaal" dan haar voorgangers.
De bisschop van Haarlem, Henricus Bomers, een Lazarist en voormalig missiebisschop in Ethiopië, keurde de publicatie openlijk af in een maandelijkse periodiek "De Apostel", dat verschijnt in zijn diocees. Het diocees heeft een officieel maandblad, maar wat de bisschop opmerkt is onderworpen aan de goedkeuring van de uitgevers. Deze onverdraaglijke toestand noodzaakte trouwe katholieken om een ander maandblad uit te geven. Hierdoor werd de bisschop in staat gesteld om vrijmoedig zijn kritiek te uiten over de laatste vertaling van de Bijbel, die voor liturgisch gebruik bedoeld is. Verbaasd vraagt men zich af hoe het Woord van God in omgangstaal, de taal van de straat, de eerbied voor God zou kunnen bevorderen. De Heilige Schrift moet ons naar God leiden en het is een misvatting om te denken dat het gebruik van omgangstaal, soms zelfs vulgaire taal, zou bijdragen aan diep respect en ontzag, wanneer wij ons tot God richten. Het is vooral niet alleen een kwestie van taal, maar ook van geloof. De nieuwe vertaling draagt de namen en aanbevelingen van de Kardinalen Simonis en Daneels. Om deze reden was Kardinaal Simonis niet blij met de kritiek van de bisschop van Haarlem; hij ging zelfs zo ver om (tevergeefs) te proberen te voorkomen dat het maandblad De Apostel een kritisch artikel van een Nederlandse bijbelgeleerde, die Bisschop Bomers wilde steunen, zou publiceren.
Met de publicatie van de nieuwe vertaling was een trilogie compleet: de nieuwe catechismus, de documenten van het "pastoraal concilie" van Noordwijkerhout, en de bijbelvertaling.
Bisschopsbenoemingen
Er wordt gezegd dat bij de keuze van bisschoppen, ongeveer gedurende de laatste tien jaar, de kandidaten door Rome gewaarschuwd worden om hun staf niet te veranderen, uit vrees dat zij gedoemd zouden zijn hetzelfde lot te ondergaan als Bisschop Gijsen van Roermond.
Bisschop Gijsen wilde zijn bisdom overeenkomstig het kerkelijk wetboek en Vaticanum II besturen. Hij werd benoemd in 1972 door Paulus VI die hem altijd achter hem heeft gestaan; wat zijn collega's in de hiërarchie niet deden. Evenmin was het nieuwe beleid van Johannes Paulus II er op gericht om op den duur de bisschop tegen zijn collega's te beschermen. De gezondheidstoestand van Bisschop Gijsen was niet bestand tegen deze beproeving en hij trad af in januari 1993; zijn arts waarschuwde hem dat hij anders nog een half jaar te leven had.
In zijn boek "De Verwoeste Wijngaard" (Duitse uitgave 1972) schrijft Dietrich von Hildebrand dat er nu een duidelijke tendens in de Kerk is "om de voorkeur te geven aan geloofsgemeenschap; aldus wordt onvoorwaardelijk vrede het hoogste goed."
Sint Catharina van Siëna schreef dat vrede erger kan zijn dan strijd of oorlog. Dat is niet het ideaal van de meeste Nederlandse katholieken die als zo velen verzadigd zijn materiële welvaart en pleziertjes. De moderne beschaving brengt geen sterke karakters voort, wat een van de verklaringen is van de huidige situatie in de Kerk van het Westen.
Una Voce
Enkele jaren geleden werd een Nederlandse tak van de internationale federatie Una Voce opgericht. Er kwam onmiddellijk verzet van de "Vereniging voor Latijnse Liturgie", die als ideaal heeft om de nieuwe Mis in het Latijn te doen, begeleid met Gregoriaanse gezangen.
De Vereniging wilde neutraal blijven voor wat betreft de doctrine, alsof dit te negeren is. Om deze reden zijn zij sterk gekant tegen Una Voce, in persberichten verklarend dat degenen die de Novus Ordo Missae niet accepteren "geëxcommuniceerd" zijn.
Hun verzet, gecombineerd met dat van de hiërarchie, maakt het moeilijk voor Una Voce om gebruik te maken van een kapel of kerk om de mis op te dragen volgens de klassieke ritus, de ritus van onze voorouders. Tegenwoordig viert bijna iedere Nederlandse priester ("gaat voor in") zijn "Eucharistie" op een manier die hem goeddunkt. Het uitgangspunt dat de kerkelijke wet moet worden gehoorzaamd, zelfs in liturgische regels, is volkomen verdwenen. Iedere priester kan celebreren zoals hij wil met gebruikmaking van eigen teksten, maar de traditionele liturgie is taboe.
De liturgie van de Heilige Mis
Men moet aannemen dat, zoals in andere landen, de meerderheid van de priesters niet meer gelooft in de transsubstantiatie, de eucharistische ritus heeft slechts de symbolische betekenis van een gemeenschappelijke maaltijd. Wanneer Christus niet werkelijk en substantieel op het altaar gedurende de Mis tegenwoordig komt, kan Hij daar ook niet worden geofferd, en wat plaatsvindt is geen offer meer. Als gevolg daarvan is het woord "canon" vervangen door "tafelgebed". Jaren geleden werd een plechtige Hoogmis, gecelebreerd door de Paus, uitgezonden op de televisie. De plechtigheden werden toegelicht door een Nederlandse verslaggever. Na het Sanctus vertelde de verslaggever: We zijn nu gekomen bij dat deel van de Mis dat te Rome de "Canon" wordt genoemd, maar dat we in Nederland "tafelgebed" noemen. Ik vraag me ernstig af of zo'n eucharistieviering met zo'n "tafelgebed" een geldige Mis is. De Mis kan alleen geldig zijn wanneer de priester de intentie heeft om te doen wat de Kerk doet, en de Kerk heeft duidelijk de intentie om op het altaar het offer van Calvarië op te dragen. Wanneer duidelijk is dat verwijzing naar het offerkarakter opzettelijk is verwijderd, kan dan de viering nog een offer zijn? Over deze uiterst belangrijke kwestie zwijgt het merendeel van de hiërarchie, zoals over zovele onderwerpen.
Zelfs een duidelijk ingrijpen door de hiërarchie zou weinig effect hebben aangezien de meerderheid van de clerus toch niet zou gehoorzamen. De Kardinaal Aartsbisschop zou ten minste kunnen proberen om gedaan te krijgen dat de zondagse Missen die door radio en televisie worden uitgezonden worden gecelebreerd volgens de normen van de Kerk. Zelfs dit wordt niet gedaan en zo'n opdracht zou in elk geval weerstand en ongehoorzaamheid ontmoeten.
Bij twee gelegenheden vond een "eucharistieviering" plaats voor homoseksuelen in de kathedrale kerken van 's-Hertogenbosch en Haarlem. De twee bisschoppen verboden sterk de heiligschennende demonstraties maar de dienstdoende priesters van de kathedralen gaven toestemming en achteraf vonden geen canonieke maatregelen plaats.
Misbezoek
Volgens het KASKI (het Katholiek Sociaal Kerkelijk Instituut), woont in het hele land slechts negen procent van de gelovigen op zondag de Mis bij. ( In 2002 was dit 8,6 procent)
In sommige delen van grote steden is dit slechts drie procent. In de grote industriestad Eindhoven, gelegen in een vroeger overwegend katholieke provincie, woont zes procent de Mis bij. Op het platteland is, zoals kan worden verwacht, het percentage hoger. Ondanks dat worden eindeloze hindernissen opgeworpen wanneer priesters en gelovigen vragen voor de oude liturgie van een uitvaart of voor een andere speciale gelegenheid. De hoofdzaak voor deze tegenwerking is de vrees voor een "restauratie", waarin priesters zouden worden voorgeschreven om priesterlijke kleding te dragen, om dagelijks het officie te bidden en de dagelijkse Mis op te dragen (dit was nooit voorgeschreven, maar voor Vaticanum II was dit algemeen gebruik), regelmatig biecht te horen, de zieken te bezoeken en hen de Heilige Communie brengen, de ware catechismus zouden onderwijzen, enzovoorts.
Mij wordt dikwijls gevraagd of de snelle ineenstorting van het Nederlandse katholicisme aantoonbaar is of een meer oppervlakkig karakter heeft. Na meer dan zestig jaar priesterschap, waarvan ik de meeste doorbracht in eigen land, kan ik getuigen dat dit niet het geval is. Absoluut niet! In mijn jonge jaren in Maastricht en in andere steden waren de kerken op zondag vol. Ook woonden vele honderden de Mis bij op weekdagen in de kerken van de grote steden. Het katholieke leven bloeide omdat het geloof diep geworteld was.
De toekomst van de Kerk in Nederland
Gedurende en na het Concilie, begonnen modernisten het zaad van de twijfel te zaaien in de harten van de gelovigen. De traditionele catechismus werd afgeschaft. Vooral door de invoering van de nieuwe liturgie, en het gebruik van een nieuwe terminologie (de Heilige Mis werd voortaan "dienst" genoemd, de priester werd "degene die voorgaat in de dienst") werd men in het gunstigste geval doordrongen van een protestantse houding. Dit alles droeg bij tot een verlies van geloof en verslapping van het religieuze leven. De toestand verergerde toen priesters, beïnvloed door het modernisme, de gelovigen vertelden dat veel dingen die zij tot nu toe hadden geleerd niet waar waren.
Van de verhalen over Adam en Eva in het paradijs, over de erfzonde, de zondvloed, Noach en zijn dieren in de ark, de doortocht van Israël door de Rode Zee, werd gezegd dat zij geen historische basis hadden. De zedenleer van de Kerk werd verouderd genoemd en niet van toepassing op de moderne mens. Doorlopend werd men met deze ideeën gebombardeerd. Voor veel mensen was het altijd al moeilijk geweest om kuis te zijn onder alle omstandigheden van het leven; nu werd beweerd dat God geen kuisheid vereist. In één woord: de christelijke geloofs- en zedenleer werd onophoudelijk aan het wankelen gebracht. De pers werd overgenomen door personen die ons doorlopend probeerden te doordringen met verkeerde principes. De seksuele revolutie was volledig gericht tegen de moraal zoals die door de Kerk in de naam van God wordt geleerd.
Al deze zaken samen hebben bijgedragen tot het totstandkomen van de huidige situatie - niet meer een toestand van crisis, maar van verval. De regering van Nederland staat euthanasie toe wanneer aan een aantal kleine voorwaarden wordt voldaan. Het aantal slachtoffers neemt jaarlijks toe met duizenden toe, waaronder patiënten (ziek of niet ziek) die niet hun wil om te sterven hebben kenbaar gemaakt. De wet die euthanasie gereguleerd heeft werd in het parlement ingediend door een zogenaamde "katholieke" minister van Justitie en goedgekeurd door de Christen-democraten.
Er is geen reden om zelfvoldaan te zijn over de toekomst. "Heb vertrouwen. Ik heb de wereld overwonnen", zegt de Heer (Joh. 16:33).