www.ecclesiadei.nl
Introibo ad Altare Dei
Hoofdpagina | Tridentijnse Liturgie | Documenten | Bedevaarten | Links | Contact 
 www.ecclesiadei.nl / documenten / DOSSIER: Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P. / Katholieken in Nederland
    HOME
    Automatic translations
    select here your language

Katholieken in Nederland

Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P.
Uit: Katholiek Maandblad, Juli/Austus 1990

In het "Katholiek Nieuwsblad" van 1.12.'89 staan onder het opschrift "Lichte toename van Katholieken" enkele gegevens over de katholieke Kerk in Nederland, ontleend aan de door het KASKI ('s-Gravenhage) gepubliceerde cijfers voor 1988, die wel wat laat bekend worden gemaakt (althans door het KN, dat geen datum geeft van de gebruikte publicatie).

We lezen in het blad het volgende. Op 1.1.'88 was het aantal Katholieken in Nederland (officieel) 5.532.474, op 1.1.'89 echter 5.535.580, wat een toename van 3.106 betekent. Groei was er in de bisdommen Utrecht, Rotterdam en Roermond (samen 29.000), afname in de andere bisdommen (26.000).

Van de 168.647 kinderen die in het land geboren werden, zijn er 50.522 katholiek gedoopt, d.i. 30%. Schat men het aantal Nederlanders op 14½ miljoen, dan vormen de Katholieken 38% van het totaal (volgens het KASKI 37,4 %). Zou men aannemen dat het aantal geboorten gelijkmatig verdeeld is over de groepen van de bevolking, dan zouden, Katholieken nog 80% van hun kinderen laten dopen. Maar het betekent ook, dat als de trend, kinderen niet meer te laten dopen aanhoudt, het officieel aantal Katholieken eveneens niet meer dan 80% van dat van nu zal zijn.

Het misbezoek, zo lezen wij, bedroeg in 1988 maar 15,9% van de Katholieken van 7 jaar en ouder, in '87 nog 16,4%. Op Pasen bezocht 35,7% de kerk.

Met het aantal priesterwijdingen is het slecht gesteld. In 1987 werden slechts 28 priesters gewijd. Voor de bisdommen waren het er maar 19 (waarvan 9 in Roermond), voor de regulieren slechts 9. Uit deze trieste getallen blijkt dat er alleen voor zeldzame priesters, die sterven of zich terugtrekken, een opvolger beschikbaar is.

Van de huwelijken in Nederland in '88 werd slechts 21,6% katholiek gesloten. Zou de trouwlustigheid in alle groepen van de bevolking dezelfde zijn, dan betekent dit, dat ruim 42% van de huwelijken van Katholieken niet voor de Kerk is gesloten en dus voor haar niet bestaat. In 1982 was het aantal katholieke huwelijken nog 26.005 (31,1% van het totaal).

Het Katholiek Nieuwsblad geeft dit bericht, zoals zoveel andere over wat officieel katholiek is, (vooralsnog) zonder commentaar. Wij zouden er het volgende bij willen aantekenen.

1. Algemene statistieken geven slechts een gebrekkig inzicht, waardoor het moeilijk valt een oordeel te vellen over de feitelijke toestand. Zo zouden wij, wat de priesterwijdingen betreft, willen weten tot welk bisdom of orde, resp. congregatie, de wijdelingen behoren. Ook zouden wij willen weten wat voor "missen" men bezoekt en in welke kerken.

2. In de statistiek worden allen opgenomen die officieel nog katholiek zijn, wat aan de werkelijke katholiciteit in het geheel niet beantwoordt. Daarom heeft het opschrift in de krant "Lichte toename aantal Katholieken" géén waarde.

3. Kerkelijke statistieken hebben de neiging te grote getallen op te geven voor wat gunstig is, te kleine voor wat ongunstig is.

4. In Nederland bestaat een sterke neiging om met "Katholieken" de sociale groep aan te duiden van hen, die zich nog zo (laten) noemen. Te Noordwijkerhout is verkondigd, dat ieder Katholiek is, die zichzelf daarvoor houdt. Dit is onjuist: Katholiek is alleen, die door de Kerk (van Rome) daarvoor wordt gehouden.

Dat veel Katholieken zich als leden van een sociale groep beschouwen, is sterk in de hand gewerkt door wat men destijds de "verzuiling" noemde. Deze maakte het de Katholieken ook gemakkelijker katholiek te blijven. Nu de verzuiling alom is doorbroken, is dit veel moeilijker geworden en dit wijzen de statistieken ook uit. Veel mensen valt het moeilijk hun geloof te bewaren in een milieu dat dit niet deelt, of in voortdurende omgang met personen van een andere (of geen) overtuiging.

Een schrijver als Rogier heeft er in het verleden op gehamerd dat de Nederlandse Katholieken moesten "emanciperen". Daarmee bedoelde hij dat zij op sociaal gebied de gelijken moesten zijn van de andere landgenoten. Dit wilde zeggen dat als 40% van alle Nederlanders katholiek is, er ook 40% katholieke ambtenaren hoog en laag, professoren, politiemannen enz. moeten zijn. Geheel in de lijn van deze opvatting werd in 1923 de R.K. Universiteit van Nijmegen allereerst als een universiteit voor Katholieken opgericht. Abraham Kuyper en de zijnen stichtten de v.U. te Amsterdam als een protestantse universiteit, waarvan de theologische faculteit de eerste was, die er moest komen. Te Nijmegen was zij het sluitstuk. Dat er nog een kwam was te danken aan de toenmalige wet, die een minimum van drie faculteiten vereiste. Men moest die nog zelf bekostigen en koos dus de drie goedkoopste; die van theologie, kunstmatig klein gehouden (alleen priesters konden er studeren) was de allergoedkoopste. Nu in Nederland ook onder de meeste Katholieken een afzonderlijke universiteit voor henzelf niet meer nodig wordt geacht, staat vanzelfsprekend het katholiek karakter van Nijmegen op de helling en is hard bezig daarvan af te glijden. Om redenen van bestuur en beleid hecht men er nog wel waarde aan dat de universiteit een "bijzondere" is, geen staatsinstelling. Maar dit bijzonder karakter betekent steeds minder, omdat zij geheel door de staat wordt gesubsidieerd, die natuurlijk wil bepalen wat er met de vele miljoenen moet gebeuren die een moderne universiteit verslindt.

De Kerk is geen sociale instelling en haar leden zijn niet allereerst een sociale groep, d.w.z. een afzonderlijke groep in de maatschappij. Zij is van bovennatuurlijk karakter, het Mystiek Lichaam van Christus, waarvan wij door de genade van God lid mogen zijn en die ons wil geleiden tot het eeuwige leven. Daarom is iemand niet katholiek die zichzelf zo wil noemen en daarbij, wat de Kerk hem voorhoudt, als een keuzepakket of een menu a Ia carte beschouwt. Zo is het ook niet een eerste taak van de leden van de Kerk sociaal te "emanciperen" in de zin als boven is uiteengezet. Zij moeten allereerst goede, gelovige, ijverige, aan de Kerk trouwe Katholieken zijn. Doet men hun daarom omecht in de maatschappij, dan doen zij er bijzonder goed aan dit omecht te bestrijden, ook samen. Maar boven alles moet gelden: Zoekt eerst het rijk Gods en zijn gerechtigheid". De rest, indien nodig, komt voor ons, als Katholieken, op de tweede plaats.

 
triniti