De stem der Oude Kerk
In de eerste vijf eeuwen vinden we meerdere getuigenissen van Kerkvaders en andere belangrijke schrijvers over het H. Missoffer en de H. Eucharistie, die zich allen aansluiten bij het getuigenis van St. Paulus. Deze schrijvers stammen uit alle delen der toenmalige christelijke wereld. Ziehier enkele van de belangrijkste:
- "Op de dag des Heren nu bijeengekomen, zult gij het brood breken en dankzeggen, na tevoren uw zonden te hebben beleden, opdat uw offerande rein zij. Eenieder echter, die twist heeft met zijn makker, koine niet met u tezamen, voordat zij verzoend zijn, opdat uw offer niet ontheiligd worde (toespeling op Mt. 5 : 24). Aldus toch luidt de uitspraak des Heren: "Op elke plaats en te allen tijde moet men Mij een rein offer opdragen, omdat Ik de grote Koning ben, zegt de Heer, en Mijn naam wonderbaar is onder de volken" (vrije aanhaling van Mal. 1 : 11)." (c. 14. F 1, 32)
- "Ze nemen geen deel aan de Eucharistie en aan het gebed, omdat ze niet geloven, dat de Eucharistic het Vlees van onze Verlosser Jesus Christus is, dat voor onze zonden heeft geleden." (Brief aan de Smyrn. 7 : 1, MG 5, 713)
- "Wij nuttigen dit niet als gewoon brood of als gewone drank; maar zoals Jesus Christus door het woord van God is vlees geworden en voor ons welzijn vlees en bloed heeft aangenomen, zo hebben wij ook geleerd dat dit voedsel waarover met Zijn eigen woorden het dankgebed is uitgesproken, het vlees en bloed is van diezelfde mensgeworden Jesus. Want de apostelen hebben ons in hun geschriften, die wij de Evangelien noemen, overgeleverd, dat Jesus hun deze opdracht heeft gegeven." (Apol. 1, 66 MG 6, 428)
- In zijn dialoog met de Jood Trypho zegt hij, dat God volgens het getuigenis van Malachias de joodse offers heeft verworpen en gaat dan verder: "Reeds dan voorspelt Hij de offers, die Hem door ons heidenen op iedere plaats worden opgedragen en voegt eraan toe, dat Zijn naam door ons verheerlijkt, maar door u (Joden) ontheiligd wordt." (Dial. c. Trypho, 41. MG 6, 564)
- "Hoe zal het voor hen (de Gnostieken) vast staan, dat het brood, waarover het dankgebed is uitgesproken, het Lichaam is van hun Heer en de Kelk van Zijn bloed, als zij Hemzelf niet de Zoon noemen van de Schepper der wereld ... Hoe kunnen zij toch zeggen, dat het vlees, dat met het Lichaam en Bloed des Heren gevoed wordt, tot bederf overgaat en niet meet tot leven komt. Zoals het brood,dat van de aarde is, eenmaal dat er de woorden van God over uitgesproken zijn, geen gewoon brood meer is, maar de Eucharistie, bestaande uit twee elementen, aards en hemels, zo zijn ook onze lichamen als zij de Eucharistie ontvangen, niet meer bederfelijk, daar zij rnogen hopen op verrijzenis." (Adv. Haer. 4, 17, 5 MG 7, 1023)
- "Toen Christus de Eucharistie instelde, heeft Hij ons het nieuwe offer van het Nieuwe Testament geleerd, dot de Kerk van de apostelen heeft ontvangen en in de gehele wereld aan God opdraagt. Door dit "refine offer" vervult zij de profetie van Malachias." (Adv. haer. 4, 17, 5. MG 7, 1023)"
- "Eet, zegt Hij, Mijn Vlees en drinkt Mijn Bloed. Dit eigen voedsel geeft ons de Heer, Hij reikt ons Zijn Vlees, Hij schenkt ons Zijn Bloed en niets ontbreekt Zijn kinderen meer om te groeien. Welk een wonderbaar geheim." (Paedag. 1, 6, 4s, 3. MG 8, 300)
- "Het Vlees voedt zich met het Lichaam en Bloed van Christus, opdat ook de ziel zich overvloedig met God kunne voeden." (De resurr. 8. ML 2, 8o6)
- Sommige Christenen gingen op bepaalde dagen niet ter Communie, om de vasten niet te verbreken. Tertullianus zegt tot hen: "Zou uw zieletoestand niet veel verhevener zijn, als ge ook aanwezig waart voor het altaar Gods? Wanneer gij het Lichaam des Heren ontvangt en bewaart, onderhoudt gij beide, en de deelname aan het offer, en de uitoefening van uw (vasten-) plicht." (De orat. 19. ML 1, 181)
- "Gij, die altijd bij de goddelijke mysterien aanwezig zijt, weet, hoe gij het Lichaam des Heren, wanneer gij het ontvangt, met alle zorg en eerbied moet behandelen, opdat er geen kruimeltje van op de grond valle." (Horn. 13 in Exod. no 3. MG 52,391)
- Aan de heidenen tegenover wie een zekere geheimzinnigheid in acht werd genomen aangaande de Eucharistie, schrijft hij: "Wij, die de Schepper van dit heelal danken, eten onder gebed en dankzegging brood, dat door het gebed een heilig lichaam wordt, dat aan hen, die het met goede bedoelingen eten, heiligheid schenkt." (C. Gels., 8, 33 MG i is, 1563)
- "Wanneer hij (bedoeld is de antichrist) komt, zal dit het einde betekenen van de offer rande en het plengoffer, dat nu op iedere plaats onder de volken aan God wordt opgedragen." (In Dan. 4, 35- C.B. x., s,)
- Hippolytus gebruikt de Gr. woorden "thusia", wat betekent: "het offer van het lichaam van het offerdier", en "sponde": "het uitstorten van het bloed". Praktisch zouden we dus kunnen vertalen: "... zal dit het einde betekenen van het offer van het lichaam en het bloed, dat enz."
- "Als Christus Jesus, onze Heer en God, Zelf de Hogepriester is van God de Vader, Zichzelf als offer aan de Vader heeft opgedragen, en bevolen heeft dit te doen tot Zijn gedachtenis, dan is ook inderdaad de priester Christus' plaatsbekleder, die doet wat Christus gedaan heeft en in de Kerk eon God een waarachtig en volledig offer opdraagt. En dit doet hij, als hij zo gaat offeren, als hij ziet, dat Christus geofferd heeft." (Ep. 63, 14. ML 4, 385)
- Van de zondaars, die voor de volbrachte boete de communie verlangden te ontvangen, zegt hij: "Zijn Lichaam en Bloed wordt geweld aangedaan en zij zondigen thans meet met hun handen en mond tegen de Heer, dan toen zij Hem verloochenden ... De heiligschenner ontsteekt in toorn jegens de priester, omdat hij niet aanstonds met zijn bezoedelde handen het Lichaam des Heren mag ontvangen of met onreine mond het Bloed des Heren mag drinken." (Ep. 5 ad Come!. no. z. ML 3)
- "Wie is meer priester van de Allerhoogste dan Onze Heer Jesus Christus, die een offer aan God de Vader heeft opgedragen, en hetzelfde heeft opgedragen als Melchisedech, d.w.z. brood en wijn. Zijn lichaam en bloed." (ep. 63, 4. ML 4, 376)
- "Wie herhaaldelijk gestaan heeft bij de H. Tafel en zijn handen heeft uitgestrekt, om de H. Spijze te ontvangen, wie deze ontvangen heeft en deelachtig is geworden aan het Lichaam en Bloed van onze Heer Jesus Christus, die durf ik niet opnieuw te dopen." (Eus. H. E. VII, 9)
Aphraates (about 350)
bijgenaamd "de wijze Pers"
- "De Heer gaf met Zijn eigen handen Zijn Lichaam te eten en gaf, voor Hij gekruisigd werd, Zijn Bloed te drinken." (Demonstr. 12, 6 AS 1, 515)
Hilarius ( 315 -366)
- "Wat wij zeggen over de waarachtige fysieke tegenwoordigheid van Christus in ons, zou dwaas en goddeloos zijn, als wij het niet van Hem gehoord hadden. Hij immers zegt: 'Mijn Vlees is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank. Wie mijn Vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.' Er blijft geen mogelijkheid meer over om te twijfelen aan de echtheid van vlees en bloed. Nu immers is het zowel krachtens de woorden des Heren als volgens ons geloof waarlijk bloed. En wanneer wij dit ontvangen en nuttigen bewerkt het, dat wij in Christus en Christus' in ons verblijft. Of is dit soms niet waar?" (De Trinit. 8 : 14. ML 5 0, 247)
- "Wat brood schijnt te zijn is geen brood, ofschoon het met de smaak waameembaar is, maar het Lichaam van Christus, en wat wijn schijnt te zijn is geen wijn ofschoon dit zo schijnt voor de smaak, maar het Bloed van Christus." (Cat. mystag. 4 : 9. MG 33, 1104)
- "Nadat dit geestelijk offer volbracht is, deze onbloedige eredienst, smeken wij God op voorspraak van dit verzoenende slachtoffer voor de algemene vrede der Kerk bidden in het algemeen voor allen, die hulp nodig hebben en dragen dit offer veer ben op." (Cat. 23, 8. MG 33, i'16)
- Hij verklaart de instellingswoorden aldus: "Denk niet, dat wat ik u nu gegeven heb brood is; neemt en eet daarvan, en vertrapt de kruimels niet: war Ik Mijn Lichaam heb genoemd, dat is het ook werkelijk. Neemt en eet in geloof, zonder aarzeling, want dit is Mijn Lichaam, en wie dit in geloof eet, eet daarmee vuur en geest. Wie dit echter geringschat of versmaadt, moet wel weten, dat hij de Zoon versmaadt, die het brood Zijn Lichaam heeft genoemd en het ook werkelijk tot Zijn Lichaam heeft gemaakt." (In hebd. Sanct., Sermo 4 no. 4 c.v. La I, 416)
- "Zolang de smeekbeden niet zijn gezegd, blijft het gewoon brood en de gewone kelk. Maar wanneer de grote en wonderbare woorden zijn uitgesproken wordt het brood het Lichaam en de kelk het Bloed van Onze Heer Jesus Christus . .. Het Woord daalt neer over het brood en de kelk en het wordt Zijn Lichaam." (Fragm. apud Eutych. MG z6, 1325)
- "Het is goed en zeer nuttig dagelijks te communiceren en deelachtig te worden aan het Lichaam en Bloed van Christus, daar Hij duidelijk zegt: Wie Mijn Vlees eet en Mijn Bloed drinkt, zal Leven in eeuwigheid." (Ep. 93 ad Caesariam patriciam. MG 3 2, 484)
- "Zoals een weinig gist het gehele deeg aan zich gelijk rnaakt, zo verandert ook het Lichaam (van Christus), door God ter dood gebracht, ons Lichaam geheel in zichzelf wanneer het in ons komt." (Cleat. catech. 37 MG 45, 93)
- "Christus heeft (de wreedheid der Joden en het misdadig vonnis van Pilatus) niet afgewacht en heeft door een geheimzinnig soort offer, dat voor de mensen onzichtbaar was, Zichzelf voor ons als offerande opgedragen en tot slachtoffer gemaakt. Daarbij was Hij tegelijk priester en het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld. Wanneer heeft Hij dit gedaan? Toen Hij Zijn Lichaam aan de vergaderde apostelen te eten en hun Zijn Bloed te drinkers gaf, heeft Hij duidelijk verklaard, dat het offer van het Lam reeds voltooid was. Teen reeds werd het Lichaam op een geheimzinnige en onzichtbare wijze geslachtofferd." (In Christi resurr. or. s. MG 46, 61z)
- "O, priester Gods, aarzel niet te bidden en voor ons als gezant op te treden, wanneer gij door uw woord het Woord hebt aangetrokken, wanneer gij met onbloedige snede het Lichaam en Bloed des Heren hebt geofferd, daarbij uw woord gebruikend als een zwaard." (Ep. 27x ad Amphilochium. MG 37, 280)
- "Aarzel niet voor ons te bidden en als (Christus') gezant op te treden, warmer gij door w woord het Woord doet nederdalen, wanneer gij door een onbloedige snede het Lichaam en Bloed des Heren verdeelt, en daarbij uw stem gebruikt als een zwaard." (Ep. ad Amphil. MG 37, 28o)
- "De spijs, die gij ontvangt, is het Lichaarn van Christus. Bedenk nu, wat waardevoller is, het brood der engelen (het manna, zoals blijkt uit het vervolg) of het Vlees van Christus. Het manna viel uit de hemel, dit verblijft boven de hemelen, het eerste was onderhevig aan bederf, dit is vreemd aan alle bederf. Voor hen (de Joden) vloeide water uit de rots, voor u bloed uit Christus. Ge zult misschien zeggen: ik zie toch iets anders; hoe kunt ge mij verzekeren, dat ik het Lichaam van Christus ontvang ? Dit moeten wij nog bewijzen. Wij moeten bewijzen, dat dit met iets is, wat door de natuur gevormd is, maar wat door de zegening geconsacreerd (d.i. geheiligd) is"
- "Wat zullen wij zeggen van de goddelijke consecratie zelf, waarbij de eigen woorden van Onze Heer en Zaligmaker gebruikt worden ? Want dit Sacrament, dat gij ontvangt, wordt door de woorden van Christus voltrokken. Wanneer het woord van Elias zoveel vermocht, dat het vuur uit de hemel deed neerdalen, zal dan het woord van Christus niet in staat zijn om de gedaante der elementen te veranderen? Zouden de woorden van Christus, die uit nets konden maken wat niet bestond, niet iets, dat bestaat, kunnen veranderen in iets anders dan wat het was ?" (De Myst. c. ML 16, 403).
- "Wij hebben de Hogepriester tot ons zien komen, wij hebben Hem Zijn Bloed voor ons zien en horen offeren. Wij priestess, arm aan verdiensten, maar eerbaar door ons offer, zullen Hem volgen naar best vermogen door voor het yolk een offer op te dragen want, ofschoon wij Christus nu niet zien geofferd worden, toch wordt Hij op aarde geofferd. Ja, Hijzelf offert nog duidelijk onder ons, daar Zijn woorden het offer heiligen dat wordt opgedragen." (In Ps. 38, n. 25. ML 54, 985)
- "Laten wij steeds God gehoorzamen en Hem niet tegenspreken, ook als hetgeen Hij zegt schijnt in te druisen tegen ons verstand en onze zinnen; maar last Zijn woord meer waard zijn dan onze zinnen. Wanneer dus het woord (van Christus) zegt: dit is Mijn Lichaam, laten wij dan gehoorzamen en geloven en Hem met geestelijke ogen zien." (Horn. in Mt., 82, 4 MG 58, 743)
- "Wat zich in de kelk bevindt, is datgene, dat uit de zilde is gevloeid en daaraan hebben wij deel Dit is het Lichaam, dat bloedig doorwond is, met een laps doorstoken, en dat zijn heilzame stromen over de gehele aarde heeft uitgestort . . . dit Lichaam gaf Hij ons, om in onze hand te ontvangen en te eten." (Horn. 24 in I Kor, no. x en 4 MG 610
- "Want, wanneer gij de Heer geslachtofferd ziet en gebroken temederliggend, en de priester zich ziet wijden ace het offer en aan het gebed, terwill alien rood zijn van dat kostbaar Bloed, meent gij dan nog onder de mensen en op aarde te zijn?" (De sacerd. 3, 4. MG 48, 642)
- Op een andere plaats heeft hij het over de offers der ouden, die steeds herhaald moesten worden, omdat zij de zonden niet konden wegnemen en vervolgt dan: "Maar, zult ge zeggen, offeren wij dan niet dagelijks ? Wij offeren wel, maar ter herinnering aan Zijn dood; en die is slecbts eenmaal geschied en niet vele malen. offeren immers steeds Deelfde ; niet nu het ene en morgen het andere schaap, maar steeds hetzelfde. En om die reden is er slechts een offer. Omdat Hij op vele plaatsen geofferd wordt, zijn er daarom vele Christussen ? Volstrekt niet, overal is de ene Christus: bier en daar is Hij volledig en ginds volledig: slechts een Lichaam is het en niet vele licharnen: zo is het ook een offer. Hij is de Hogepriester, die deze offerande heeft opgedragen, die ons reinigt. Ook nu nog dragen wij die offerande op, die toen werd opgedragen en die niet kan verteren. Dit geschiedt tot gedachtenis van wat toen gebeurd is." (In ep. ad Hebr. horn. 3. MG 63, 3o)
- "Wat gij ziet en wat uw ogen u vertellen is brood en kelk; wat echter uw geloof, dat u moet onderrichten, zegt is: het brood is het Lichaam van Christus, de kelk is het Bloed van Christus .. Hoe is het brood Zijn Lichaam en de kelk, of liever de inhoud van de kelk, Zijn Bloed ? Dit wordt daarom een Sacrament (geheim) genoemd, omdat wij hier iets anders zien dan wij weten, dat er is." (Sermo 272 ML 38, 1246)
- "Het is duidelijk, dat de leerlingen, toen zij voor het eerst het Lichaam en Bloed des Heren ontvingen, dit niet nuchter hebben ontvangen ... (Later) heeft het de H.Geest behaagd, dat ter ere van zulk een groot geheim het Lichaam des Heren voor andere spijzen de mond van de Christenen zou binnengaan, want daarom wordt dit gebruik over de hele wereld in acht genomen." (Ep. 54 ad Januarium, 7-8 ML 33,204)
- Tegen de Joden zegt hij naar aanleiding van de tekst van Malachias:
"Wat antwoordt gij hierop? Opent toch eens uw ogen en ziet, hoe van de opgang der zon tot aan hoar ondergang niet op een plaats, zoals u voorgeschreven was, maar op alle plaatsen het offer der Christenen wordt opgedragen; niet zo maar aan een of andere god, tnaar aan Hem, Die dit voorspeld heeft, de God van Israel." (Tract. adv. Jud. 9, 13. ML 4z, 6i) - "Is Christus niet eenmaal in Zichzelf geslachtofferd, en toch wordt Hij in het Sacrament, niet alleen op ieder Paasfeest, maar iedere dag voor de volkeren geslachtofferd." (Ep 98, 9. ML 33, 363)
- Dit H. Offer is ook van grote uitboetende waarde voor de gestorvenen: "Er valt niet aan te twijfelen, dat de doden geholpen worden door de gebeden der H. Kerk, door bet beilzaam offer, en de aalmoezen, die voor hun geest worden uitgedeeld, zodat God hen barmhartiger zal behandelen dan zij wegens hun zonden verdiend hadden." (Sermo 57z, 2, 2. ML 38, 936)
- "Zoals hij (Melchisedech) slechts offers bracht van brood en wijn, zo bracht ook het eerst onze Zaligmaker en Heer, en vervolgens de van Hem uitgegane priesters, werkzaam onder de volkeren en een geestelijk priesterambt uitoefenend volgens de voorschriften der Kerk, onder brood en wijn de geheimen van dat Lichaam en heilzaam Bloed tegenwoordig. Deze geheimen had Melchisedech door Gods Geest zolang tevoren gekend en gebruikt als voorafbeelding van het toekomstige." (Dem. ev. 5, 3. MG 22, 365)
Didache
d.i. leer n.l. der twaalf apostelen, een tekst uit de 2e helft der eerste eeuw.
Ignatius (69-107), bisschop van Antiochie.
Van de Doketen [1] zegt hij:
Justinus, martelaar (105-165)
Irenaeus. (140-202)
Clemens van Alexandrie (150-211)
Tertalianus.(160-222)
Origenes (185-254)
Hippolytus (gest. 235)
Cyprianus (200-258)
Dionysius van Alexandrie (about 264)
Cyrillus van Jerusalem (313-386)
H. Ephraem (306-373)
Athanasius (295-373)
Basilius (330-379)
Gregorius van Nyssa (335-394)
Gregorius van Naianze (329-389)
Ambrosius (333-397)
Chrysostomus (344-407)
Wij vinden bij Chrysostomus zoveel teksten, dat hij de leraar der Eucharistic genoemd wordt.
Augustinus (354-430)
Eusebius van Caesarea (365-430)
Conclusie
In het licht van al deze getuigen valt het niet te ontkennen, dat de Oude Kerk vanaf de eerste tijden de Avondmaalsteksten verstaan heeft in de zin, waarin de katholieke Kerk ze nog verstaat.
Ook de oude Liturgieen stemmen allen hierin overeen, dat de Mis een volledig en waarachtig offer is. Vooral de "anamnese", het gebed dat op de consecratie volgt, leert ons duidelijk, dat hier een offer plaats vindt ter gedachtenis aan het lijden en de dood van Christus, een offer, waardoor de vruchten van het kruisoffer op ons worden toegepast.
Tegen het bovenstaande wordt nogal eens opgeworpen wat Paulus zegt in zijn brief aan de Hebreeen:
"Een, die niet zoals de hogepriesters dagelijks nodig heeft voor eigen zonden te offeren, daarna voor die van het volk; want dit laatste heeft Hij eens en voor al gedaan door het offer van Zichzelf." - "En terwijl iedere priester, dag in dag uit, dienst staat te verrichten en meermalen dezelfde offers opdraagt, welke toch nimmer de zonden kunnen wegnemen, heeft Hij daarentegen, eens en voor al, een enkel offer gebracht voor de zonden." (Hebr. 7 : z7; 10 : 52, 54)
Hierop antwoorden wij:
"Er is inderdaad slechts een offer, het offer van Christus' Lichaam en Bloed, maar dit ene offer wordt steeds weer aan God opgedragen. Alleen de wijze van opdragen is verschillend, aan het kruis geschiedde het op bloedige, op het altaar op onbloedige wijze. In iedere H. Mis wordt het offer van het kruis weer op onbloedige wijze tegenwoordig gebracht.
1 De Doketen (van Gr. „dokein = schijnen) namen niet aan, dat Christus een echt Lichaam had, maar slechts een schijnlichaam.