Motu Propio Ecclesia Dei Afflicta
Apostolische Brief van Paus Johannes Paulus II d.d. 02.07.1988
1. Met grote droefheid heeft de Kerk kennis genomen van de onwettige bisschopswijdingen, die 30 juni jongstleden werden toegediend door Aartsbisschop Marcel Lefebvre en waardoor alle pogingen verijdeld zijn die sinds jaren werden ondernomen om de volledige communio/gemeenschap met de Kerk van de priesterbroederschap van H.Pius X en gesticht door dezelfde mgr. Lefebvre te kunnen garanderen. De inspanningen, vooral gedurende de laatste maanden waarin de H. Stoel begrip heeft proberen op te brengen tot aan de grens van het mogelijke, hebben tot niets geleid (1) |
2. Deze doefheid wordt bijzonder gevoeld door de opvolger van Petrus, waaraan op de eerste plaats toekomt te waken over de eenheid van de Kerk (2), ook als er slechts sprake is van een kleine groep personen, die hierbij betrokken zijn. Immers iedere persoon wordt op zich zelf door God bemind en is vrij gekocht door het bloed van Christus, vergoten op het Kruis voor de redding van allen.
|
3. Op zich zelf is een dergelijke handeling een handeling van ongehoorzaamheid aan de paus geweest in een zeer gewichtige materie en van kapitaal belang voor de eenheid van de Kerk, omdat in de wijding van bisscoppen zich sacramenteel de apostolische opvolging voort zet. Daarom vormt een dergelijke handeling van ongehoorzaamheid - waarbij inbegrepen een praktische weigering van het Romeins primaatschap - een schismatieke daad (3). Door het voltrekken van deze daad, ondanks het formele monitum - waarschuwing gestuurd door de kardinaal-prefect van de Congregatie voor Bisschoppen op 17 juni j.l., hebben mgr. Lefebvre en de priesters Bernard Fellay, Bernard Tissier de Malerais, Richard Williamson en Alfonsus de Galarreta de zeer zware straf van de excommunicatie opgelopen, zoals voorzien in de kerkelijke discipline (4). |
4. De wortel van deze schismatieke daad is een onvolledige en tegenstrijdige kennis van de traditie. Onvolledig omdat zij onvoldoende rekening houdt met het levende karakter van de traditie, "die - zoals het Tweede Vaticaans Concilie duidelijk heeft onderwezen - zijn oorsprong heeft bij de apostelen, voort gaat in de Kerk onder bijstand van de Heilige Geest: Want het inzicht zowel in de overgeleverde werkelijkheden als in de overgeleverde woorden groeit, door de beschouwing en de studie van de gelovigen die alles in hun hart bewaren, door het innerlijk begrip van degeestelijke dingen die zij ervaren, door de verkondiging van hen die met de opvolging van het bisschopsambt de betrouwbare geestesgave van de waarheid ontvangen hebben" (5).
5. Ten behoeve van de ontstane situatie voel ik mij verplicht om alle katholieke gelovigen op de hoogte te brengen van alle aspecten van deze trieste omstandigheden, gesteld in een duidelijke evidentie. |
5a. Het resultaat waartoe de door mgr. Lefebvre bevorderde beweging nu gekomen is, kan en moet een motief zijn voor alle katholieke gelovigen oprecht na te denken over de eigen trouw aan de traditie van de Kerk, zoals die authentiek geïnterpreteerd wordt door het gewoon en buitengewoon kerkelijk Magisterie, in het bijzonder door de oecumenische Concilies vanaf Nicea tot Vaticanum.
|
5b. Ik zou bovendien de aandacht van de theologen en van andere deskundigen in de kerkelijke wetenschappen willen vragen, opdatzij zich aangesproken voelen door de tegenwoordige omstandigheden. Inderdaad de omvangrijkheid en de diepte van de leer van het Tweede Vaticaans Concilie in de traditie, in het bijzonder op de punten van doctrine, die misschien door haar nieuwheid nog onvoldoende zijn begrepen door sommige sectoren van de Kerk. |
5c. In de tegenwoordige omstandigheden wens ik bovendien een dringend appel te doen, dat tegelijkertijd plechtig en bewogen is en vaderlijk en broederlijk, aan allen die tot nu op verschillende manieren verbonden zijn geweest met de beweging van aartsbisschop Lefebvre, opdat zij het als een zware plicht rekenen, om verenigd te blijven met de Vicarius Christi in de eenheid van Katholieke Kerk en opdat zij niet verder gaan om deze beweging te steunen op welke mannier dan ook. Niemand mag ontkennen dat de formele aanhanging van het schisma een zware belediging voor God vormt en een excommunicatie meebrengt zoals vastgesteld is door het recht van de Kerk (8).
|
6. Rekening houdend met de belangrijkheid en complexiteit van de geaccentueerde problemen in dit document en krachtens mijn apostolisch autoriteit stel ik het volgende vast
|
7. Terwijl nu het einde van het jaar nadert dat toegewijd is aan de allerheiligste Maagd, wens ik allen op te roepen tot onophoudelijk gebed verenigd met de Vicarius Christi, opdat op voorspraak van de Moeder van de Kerk, deze zich zal wenden tot de Vader met dezelfde woorden van de Zoon: Ut omnes unum sint - Opdat allen een zijn. Gegeven te Rome bij Sint Pieter
|
NOTES
1) Cf. "Informatory Note" of 16 June, 1988: L'Osservatore Romano, English edition, 27 June 1988, pp. 1-2.
2) Cf. Vatican Council I, Const. Pastor Aeternus, cap. 3: DS 3060.
3) Cf. Code of Canon Law, can. 751.
4) Cf. Code of Canon Law, can. 1382.
5) Cf. Vatican Council II, Const. Dei Verbum, n. 8. Cf. Vatican Council I, Const. Dei Filius, cap. 4: DS 3020.
6) Cf. Mt. 16:18; Lk. 10:16; Vatican Council I, Const. Pastor Aeternus, cap. 3:can Council I, Const. Dei Filius, cap. 4: DS 3020.
6) Cf. Mt. 16:18; Lk. 10:16; Vatican Council I, Const. Pastor Aeternus, cap. 3: DS 3060.
7) Cf. Code of Canon Law, can. 386; Paul VI, Apostl. Exhort. Quinque iam anni, 8 Dec. 1970: AAS 63 (1971), pp. 97-106.
8) Cf. Code of Canon Law, can. 1364.
9) Cf. Congregation for Divine Worship, Letter Quattuor abhinc annos, 3 Oct. 1984: AAS 76 (1984), pp. 1088-1089.