www.ecclesiadei.nl
Introibo ad Altare Dei
Hoofdpagina | Tridentijnse Liturgie | Documenten | Bedevaarten | Links | Contact 
 www.ecclesiadei.nl / documenten / DOSSIER: Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P. / Brief uit India
    HOME
    Automatic translations
    select here your language

Brief uit India

Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P.
Uit: Katholiek Maandblad - 1e JAARGANG - No. 3 - MAART 1989, No. 4 - APRIL 1989

Vijf en twintig jaar geleden kwam ik voor het eerst in India. Ik was bestuurslid van wat toen "Apostolaat der Hereniging" heette. Dit "Apostolaat" had op zich genomen enkele religieuze zusters uit Zuid-India, van de "Syrische" ritus, te Nijmegen tot arts te laten opleiden, om straks de arme bevolking in India te helpen. In hun deelstaat, Kérala, was toen een communistische regering, die de talloze scholen, die door religieuzen werden geleid, dreigde te onteigenen. Wat moest er gebeuren, als het zover zou zijn? Er werd besloten dat men zich o.a. op ziekenverpleging zou gaan toeleggen.

De eerste religieuze arts was in 1963 geslaagd en naar haar land teruggekeerd, waar inmiddels geen communisten meer aan het bewind waren, zodat het gevaar voor de scholen geweken was. Tegelijk wist haar Congregatie niet wat ze nu met een sister-doctor moest beginnen! Je kon zo'n godgewijde vrouw toch niet naar mannen of jongens laten kijken! Maar ze hadden colleges en scholen en mogelijk was er toekomst in zorg voor de meisjes-leerlingen. Bovendien bleek ook haar professie, die ze in Nijmegen, ten overstaan van mij, als gedelegeerde van de Congregatie had afgelegd, ongeldig te zijn. Het noviciaat was te kort geweest, maar enkele maanden...

Het " Apostolaat" had zich zoveel moeite getroost om de zuster te laten opleiden (en bovendien waren er nog zes andere met dezelfde studie bezig) dat het niet lijdelijk kon toezien. Men besloot mij uit te zenden om poolshoogte te gaan nemen.

Via de Libanon vertrok ik in december 1963 naar Zuid-India om er een maand te blijven en de verschillende congregaties en bisschoppen van de Syrische ritus(sen) te bezoeken, die belang hadden bij onze opleiding te Nijmegen. Het was mijn eerste bezoek aan dit boeiende land, later nog door andere gevolgd. Ik heb er les gegeven, conferenties gehouden en materiaal verzameld voor een boek over Syrische handschriften, gekopieerd in Kérala, dat met steun van ZWO te Den Haag, in 1983 te Bangalore, Zuid-India, is verschenen in 1000 exemplaren en al voor een groot deel is verkocht (maar niet uitverkocht).

De moeilijkheden met de zusters zijn opgelost, maar het bleek dat het leven in Europa te veel was geweest voor vier van de zeven, die haar congregaties hebben verlaten; twee ervan zijn getrouwd, een in Nederland. Maar de arts, die haar studies het beste heeft gemaakt, is ook aan haar religieuze roeping trouw gebleven en werkt nu in een tamelijk afgelegen deel van Noord-Kérala, voornamelijk onder de daar in kolonies wonende Adivasi's, leden van oeroude stammen, die kastenloos zijn en daarom buiten de Hindoemaatschappij leven. De meesten zijn arm, primitief en de gezondheidstoestand van zeer velen, vooral van de kinderen, laat erg te wensen over. Ik spreek van Zr. Scholastica, wier gast ik ditmaal was. Te Madras heb ik nog de uitgave geregeld van een verkorte Engelse uitgave van mijn boek "Ik Geloof", waarvan ik de drukproeven hier nakijk. Het wordt met handzetsel gedrukt, zoals zoveel boeken en geschriften in dit land en de kosten zijn een vijfde of nog minder dan wat ik in Nederland zou moeten betalen. De uitgever is V. Kulanday, een dapper man, die sinds Vaticanum II strijdt voor de zuiverheid van het katholiek geloof in India en daarvoor het tijdschrift "The Laity" uitgeeft, naast een aantal brochuren en een boek. Jaarlijks organiseert hij een All India Laity Congress, dat zich helaas niet kan verheugen in de gunst van alle bisschoppen, zoals haast overal elders met zulke ondernemingen het geval is. Gelijk gezegd, mijn contact met India loopt via de Katholieken van Kérala, van oosterse (oost- en west-Syrische) ritus. Hun kerk is hier ontstaan door de prediking van de apostel Thomas. Dat nemen zij tenminste aan en zij geloven er vast in. Te bewijzen is het niet, maar er is veel voor te zeggen. Tot de komst der Portugezen, rond 1500, vormden deze "St. Thomas Christenen" één plaatselijke Kerk, maar de slechts voor een deel geslaagde pogingen der Portugezen om hen geheel te doen opgaan in de Moederkerk, staan aan de wieg van de huidige verdeeldheid. Een groep noemt zich de "Kerk van Malankara", naar een der namen van Kérala. Zij behoren tot vier onafhankelijke groepen, wanneer men de Protestanten niet meetelt, die deel uitmaken van de Anglicaanse "Kerk van Zuid-India". In 1930 werd Mar Ivanios, een hunner bisschoppen katholiek, wat het begin is geweest van het ontstaan van een nu bloeiende afzonderlijke katholieke "Malankaarse Kerk", die drie bisdommen telt, vijf bisschoppen en 300.000 gelovigen (drie "lakh" zegt men in India: 1 lakh = 100.000). Meer dan een jaar geleden stierf de bisschop van Tiruvalla en na een jaar kreeg hij een opvolger, die zich Mar Timotheus noemde (elke bisschop neemt een eigen bisschopsnaam aan, zoals te Rome de Paus). Zijn wijding, in de betrekkelijk kleine plaats, werd bijgewoond door tienduizend mensen, katholiek en niet-katholiek, die van heinde en verre waren gekomen, niet gerekend een aantal katholiek een niet-katholieke bisschoppen, veel priesters en talrijke religieuzen. Het was een bewijs dat het geloof hier leeft. Ze konden natuurlijk lang niet allemaal in de bisschopskerk en daarom was een grote tent (;'Pandal") opgesteld, waar de lange en indrukwekkende plechtigheid plaatsvond.

Aan het einde ervan werd de pasgewijde op een zetel in de hoogte geheven, vanwaar hij het evangelie van de Goede Herder voorlas, volgens een treffend oud liturgisch gebruik in deze ritus.

De groep heeft nu sinds enige tijd te Trivandrum een eigen grootseminarie in opbouw. In het jaarboek 1988-89 van dit seminarie las ik in een bijdrage van een de professoren, Father George Mootheril de volgende passage, die ik voor onze lezers vertaal. Over de noodzaak van seminaries schrijft hij het volgende:

"Onze jonge mensen van scholen en colleges leven in een onwerkelijke droomwereld, als gevolg van de ideeën, die zij opdoen uit goedkope boeken, tijdschriften en films. In zulk een geestelijke en zedelijke atmosfeer leven onze jongere kinderen en groeien zij op. De toestand wordt verergerd door een voortdurende propaganda, die tegen de traditionele levenswaarden wordt gevoerd. Een zorgvuldige waarneming van de wereld rondom ons leert een aantal negatieve invloeden kennen, die het leven geleidelijk uithollen en de schoonheid van een ontluikende roeping bederven. Door de groeiende economische verbeteringen in de maatschappij kan het seminarie niet anders dan de seminaristen betere levensmogelijkheden bieden gedurende hun tijd van vorming. Als zij dan na hun wijding naar parochies op het land gaan en naar missiestaties, kunnen de levensomstandigheden daar armer zijn dan die van het seminarie, of zelfs ver daar beneden. Bij menige jonge priester leidt dit tot onbehagen en ontevredenheid. Het komt voor, dat zulke dingen hen erg raken. Doordat zij het op het seminarie "beter" hadden, hebben sommigen de lust om hard en onder moeilijke omstandigheden te werken verloren, wat echter in missiestaties noodzakelijk is. In verband hiermee moet men bedenken dat de leken tegenwoordig meer diensten van een priester vragen en als zij die niet krijgen zijn zij gemakkelijk geneigd tot kritiek.

Secularisme is aan het opkomen, met vertrouwen op de dingen van deze wereld. Het verlies van de zin voor het heilige is een wezenlijk nevenproduct van deze houding. De gelovigen zijn meer en meer van mening dat de geest van gebed en van vroomheid niet meer voorkomt op het dagelijks program van huidige generaties van priesters.

Traditionele waarden worden bestreden in naam van vrijheid van opvatting. Bij sommige theologen is dit vanzelfsprekend geworden, en de draak steekt zijn akelige kop zelfs in de seminaries op. Men geeft uiting aan gefrustreerde gevoelens en niet zelden wordt liefdeloze kritiek gehoord, die doet denken aan het politieke strijdtoneel van de dag. Men zegt dat de vorming op een seminarie tot nu toe veel te eng was en weinig ruimte liet voor kritisch denken en creatieve uitdrukking daarvan. De opleiding op een seminarie werd, zegt men, in een beschermde atmosfeer gegeven, zodat de seminarist het contact verloor met de gewone mensen en hun problemen. Wij kunnen aan deze lijst het kwaad toevoegen dat door media als pers en televisie is aangericht, die de weg bereiden voor grote veranderingen in levenshouding". Tot zover Father Mootheril. Er is niets nieuws onder de zon, zal men zeggen. Wij kennen deze klachten ook bij ons, waar zij echter veel intenser zijn geworden en hebben geleid tot de sluiting van alle seminaries en religieuze priesteropleidingen na Vaticaan II, dat in een speciale verklaring, ook door de nederlandse bisschoppen ondertekend, zo sterk de nadruk heeft gelegd op de seminaries en de daar gegeven (noodzakelijke) opleiding van priesters. Door een ja- ren lang contact met de Kerk in z. India weet ik, dat de klachten van Fr. Mootheril maar al te gerechtvaardigd zijn; hij had ze zelfs nog sterker kunnen uitspreken.

Er wordt vaak ophef gemaakt in kerkelijke kringen van het groot aantal candidaten voor het priesterschap in o.a. India en Africa. Ik ben ervan overtuigd, dat dit óók te maken heeft met het feit, dat de priester in deze landen onder de eenvoudige mensen een bevoorrechte sociale plaats inneemt, die daar als een ideaal wordt gezien. Dit is een situatie die voorlopig niet is te veranderen, en daarom moet de toelating van candidaten erg zorgvuldig zijn en moeten de bisschoppen en religieuze overheden waken over het handhaven van de discipline in hun clerus. Doen zij dit niet, dan gaat het daarna dezelfde weg op als bij ons in het Westen.

Op theologische faculteiten en seminaries heeft in India het modernisme al een luide stem. Bij niet weinigen is de "bekering tot de wereld", zo kenmerkend voor de na-conciliaire tijd, een "bekering tot de natie" geworden. En omdat deze natie in grote meerderheid Hindoe is, en het Hindoeďsme zowel een godsdienst is als een wijze van leven, wordt getracht een "Indisch katholicisme" uit de grond te stampen, waarin Hindoeďsme en Christendom op gevaarlijke manier worden vermengd. Hiertegen protesteren Christenen, zoals mijn vriend V. Kulanday, maar ook Hindoes. Nog geen half jaar geleden publiceerde één hunner (hij noemt zijn naam niet!) een hatelijk boek Catholic Ashrams. Adopting and adapting Hindu Dharma (100 blz.), waarvoor hij een lange inleiding van LXVI blz. liet schrijven door een zekere Sita Ram Goel. Het boek staat vol valse voorstellingen en onwaarheden omtrent het Christendom, maar legt terecht kritisch de vinger (of de hele hand) op pogingen tot hindoeďsering van het katholicisme, die tegenwoordig in India op allerlei plaatsen worden gedaan door allerlei personen, waarbij enkele Europeanen (natuurlijk) voorop staan. Het is vooral Dom Bede Griffiths en diens beide voorgangers Monchanin en Le Saux (de laatste naam wordt in het boek vals Le Soux gespeld) die het moeten ontgelden, samen met de beroemde Jezuiet de Nobili, die in de 18de eeuw in Zuid-India werkte.

Met "ashram" wordt meestal de samenleving van een kleine groep mensen voor een godsdienstig doel bedoeld, zodat het woord ook wel voor "klooster" wordt gebruikt, terwijl "dharma" een moeilijk te omschrijven begrip is, waaronder zowel godsdienst als levenswijze wordt ver- staan, die van de Hindoe natuurlijk. Het is duidelijk dat Griffiths en anderen veel aan Hindoe-Dharma ontlenen, om zo het Christendom meer "Indisch" te maken en daardoor "beter aanvaardbaar" voor India. Griffiths beroept zich natuurlijk op Vaticanum II en het na-conciliaire program van "inculturatie" en "indigenisatie" ("verinheemsing"), waarop wij in dit bestek niet kunnen ingaan. Ik heb dit o.a. in verschillende brochures gedaan, die in India door de goede zorgen van V. Kulanday zijn gepubliceerd en in artikelen in mijn vroeger maandblad.

Nog een belangrijk en veelbetekenend feit mag in dit artikel worden vermeld. In verbinding met de universiteit van Kérala is te Kóttayam een centrum voor studie van het Christendom gesticht, dat subsidie van de staat krijgt. Er waren al drie soortgelijke centra, waarvan één voor de studie van de Veda's (heilige boeken der Hindoes) en een ander voor de studie van de Islam, die in Kérala sterk vertegenwoordigd is. Omdat de deelstaat verscheidene rnillioenen Christenen telt (20-25% op een bevolking van 25 millioen), was het vanzelfsprekend dat er ook een studiecentrum voor het Christendom zou komen. Maar de staat heeft weer eens .een in hoofdzaak marxistische regering (waarvan men in het dagelijks leven niet at te veel merkt). Natuurlijk is zij niet pro-christelijk! Daarom werden twee mannen aangesteld om het instituut te leiden, die (ik beroep mij op de pers) sterk marxistische ideeën hebben: een M.M. Thomas en bisschop Paulos Mar Pau.lose. De laatste is hulpbisschop van de nestoriaanse bisschop van Trichfir en heeft, als deze, in de Verenigde Staten bij Protestanten gestudeerd. In een ingezonden artikel in de (Hindoe) Indian Express van 19 december j.l. werden beiden "bekende communistische fellowtravellers" genoemd, die in het geheel niet representatief zijn voor de christelijke levensopvattingen en het christelijke geloof. Zij hebben de vertoning gesteund van een film over Christus, die door het Hoog Gerechtshof van Kérala geoordeeld werd "als bewust bedoeld om de christelijke gevoelens te kwetsen door de christelijke godsdiensten te beledigen en te lasteren".

Bepaald werd dat het centrum (aldus persberichten) zich zou bezighouden met een "kritische studie" van het Christendom en zich verder zou inlaten met een studie van sociale en culturele veranderingen in Kérala, mensenrechten, economische ongelijkheid, bewapeningswedloop en wat al niet meer. Bisschop Mar Paulose heeft in Amerika zijn les goed geleerd;

Zulk een stichting was een uitdaging aan het adres van de katholieke Kerk, die bij monde van de voorzitter van de katholieke hiërarchie van Kérala, Mar Gregorius, malankaars aartsbisschop van Trivandrum, Kérala's hoofdstad, fel protesteerde. Er verschenen regelmatig stukken in de pers, vooral ingezonden lezersbrieven. De gang van zaken wordt er niet erg duidelijk uit, maar het schijnt, dat de katholieke hiërarchie zich bij het onvermijdelijke heeft neergelegd. De Kerk heeft in Kérala geen machtspositie en de Congress partij, die zij steunt, is in oppositie.

De communisten behoren in India tot verschillende communistische partijen, iets dat aan hun macht natuurlijk veel afbreuk doet. Er zijn "Indiase" communisten, "Marxistische" en "Mao" communisten en nog andere. De leiders, althans de topleiders, huldigen de marxistische ideologie waarvan de gewone man niets begrijpt. Hij ziet in het communisme alleen een middel om er materieel beter van te worden en uit zijn armoede, hongér en ellende te geraken. Als er verkiezingen zijn ziet men overal, tot in de kleinste gehuchten, de rode vlag met hamer en sikkel waaien, veel meer dan de oranje-wit-groene vlag van India. Naar men zegt, is hun invloed in Kérala al weer aan het tanen, een noodzakelijk gevolg van het feit dat ook zij in de deelstaat niets wezenlijks aan de bestaande toestanden kunnen veranderen.

Deze dagen hebben de "Marxistisch" communisten van India, vertegenwoordigd in de regeringen van West -Bengalen en Kérala, in Trivandrum, de hoofdstad van Kérala, een monstercongres gehouden. Volgens de Indian Express was de stad geheel in het rood, waarnaast de ster van Bethlehem (die men hierin de Kerststijd veel ziet, vaak electrisch verlicht), een merkwaardig figuur sloeg. Op de laatste dag was er een enorme optocht van de kameraden, waarvoor de stad voor een groot deel voor het normale verkeer was gesloten. Men zag er onder meer 20.000 (aldus de pers) geüniformeerde partijgenoten in de pas in bataillons meemarcheren, geen ongevaarlijke zaak voor de democratie van India. Men zag portretten van Marx, Engels, Lenin en Stalin(!)

Gorbachev was er niet bij. Maar de laatste krijgt zijn deel in de pers van India, die hem huldigt; als Man van het jaar. Politiek geniet Sovjet Rusland véél belangstelling van officiëel India en de pers. Vraag echter niet of er ook veel Indiërs naar het Russische paradijs vertrekken om daar te leven. Neen, dan zijn de U.S.A. heel wat meer in trek. Daar wonen wel een honderdduizend Indiërs (of een veelvoud daarvan, precies weet ik het niet). En men wil in India wel dollars hebben, geen roebels. De politieke pro-Russische gezindheid hangt; niet samen met een voorliefde voor het Communisme, maar met de tegenstelling Pakistan-India, omdat het eerste land door de USA sterk militair wordt gesteund, tegen Rusland.

In wezen wil India een "non-alighned" land zijn, een tot geen enkel blok behorende natie, behalve natuurlijk de tot dit blok behorende, Maar met Pakistan staat het niet op goede voet, ver van daar.

Een van de grote problemen van India is dat het een "seculaire" staat wil zijn, waarin de godsdienst zoveel mogelijk tot de privésfeer van individuën en groepen (ook de kerken) behoort. Maar in het Oosten is dit in strijd met de opvattingen en gevoelens van zeer velen, zo niet van de meesten. India met zijn verschillende godsdiensten kan moeilijk anders, dit heeft Nehroe goed gezien. Maar de meeste Sikhs denken er anders over en dit is de diepste oorzaak van het verzet uit die hoek. Onder de Hindoes is er een machtige stroming, door politieke partijen (de Jánata) vertegenwoordigd, om van India een Hindoestaat te maken. Pakistan en Banglesdesh zijn Islam-landen. De Christenen dreigen hierbij in de knel te komen (het Christendom heet een "vreemde" godsdienst) en weren zich. Politiek zijn de meesten op de Congrespartij georiënteerd, die het secularisme verdedigt; en de Kerken niet wil aantasten.

Bij het beëindigen van dit artikel komen mij nog foto's voor ogen van het Communisten-congres te Trivandrum, gepubliceerd door een christelijk weekblad: Malayála Manórama. Er blijkt uit hoe de communistische partij van India (de "marxistische") in de leer is gegaan bij de bevrijdingstheologen van Zuid-Amerika. Op een reclamebiljet ziet men een wagen getrokken door vier paarden; als wagenmenner zit daarop de voorzitter der communistische partij, de Brahmaan Namboodiripad, in de wagen ligt ~n groot boek: Das Kapital van Marx! Dit zinspeelt op de Hindoemythologie, waarin de wagenmenner de God Krishna is, die in de Bhagavad Gita de wagen van de strijder Arjuna voorttrekt. Misschien dat het boek op de wagen zinspeelt op de z.g. Goeroe Granth, het heilige boek der Sikhs, dat zij in het midden van hun tempels (gurdwara's) vereren en soms in processie op een wagen door de stad voeren, zoals ik eens in Delhi heb gezien.

Nog een bericht. De ook bij ons bekende Bhagwan Radjsnis, die na zijn escapade naar Amerika weer in Poona zit, althans bij die stad (zuidoostelijk van Bombay), heeft met nieuwjaar bekend laten maken dat hij niet meer "Bhagwan" wil heten, maar Rad j nis Maitreya, de Buddha; hij weet nu dat Buddha in hem is wedergeboren. De naam "Bhagwan" had hij aangenomen, zegt hij, om daarmee zowel zijn land, als de Sikhs, de Moslims en de Christenen uit te dagen: "bhag" betekent voor hem het vrouwelijke en "wan" het mannelijke lichaamsdeel. De voormalige Bhagwan is een voorstander van de z.g. Tantra-Yoga, waarvan de beoefenaars door volledige sexuele ervaringen met zichzelf en anderen de vol- komen vrijheid van de geest en daarmee de zalige ananda (zoiets als "grenzenloos geluk") willen verkrijgen. De Radjnîs betrekt zijn volgelingen echter voornamelijk uit Europeanen en Amerikanen, die verkiezen in het sex-stadium te blijven. De regering van India was en is hem niet genegen. Eerstens omdat hij voornamelijk niet-Indiërs als volgelingen trekt en ten tweede omdat zij weinig voelt om het zacht te zeggen, voor zijn sex-gedoe.

S. Battery, 4 januari 1989

triniti