www.ecclesiadei.nl
Introibo ad Altare Dei
Hoofdpagina | Tridentijnse Liturgie | Documenten | Bedevaarten | Links | Contact 
 www.ecclesiadei.nl / documenten / DOSSIER: Liturgie / De Postconciliare Litrugiehervorming; Een Slechte Toepassing van Sacrosanctum Concilium

De Postconciliare Liturgiehervorming
Een Slechte Toepassing van Sacrosanctum Concilium

Voordracht door E.H. van de Kerckhove
Gehouden op 19 februari voor de Sint Nicolaas Academie te Amsterdam

Deze voordracht was sterk geïnspireerd door de Franse vertaling van een Duits essay van kardinaal Stickler. Een Engelse vertaling, Recollections of a Vatican II Peritus, van dit essay kunt u hier op de website van The Latin Mass Magazine vinden.

vdkerckhove.jpg - 43kb

Het plan van mijn Conferentie is als volgt:
1. Definitie van Liturgie: a) Christologische b) Ecclesiale def.
2. De Liturgie als uitdrukking van ons geloof.
3. De principes van een echte Liturgiehervorming: a) het geloof beter uitdrukken of bepaalde aspecten ervan b) de geloofsbeleving bevorderen.
4. De principes van Sacrosanctum Concilium: a) op zichzelfbeschouwd b) in de context van de Liturgische geschiedenis en van de dogmatische ontwikkelingen van ons geloof.
5. De Mis van Paulus VI: a) op zichzelf beschouwd b) een toepassing van S.C. maar niet de enige mogelijke en zelfs niet de beste toepassing van de principes van S.C.
6. Pleidooi voor een betere toepassing van S.C. en voor een Hervorming van de Hervorming.
7. Tot slot: ter afronding enkele andere getuigenissen van prelaten.

1. Definitie van Liturgie

Een conferentie over gelijk welk onderwerp moet uitgaan van een definitie van datgene waarover men spreekt. Als we een duidelijke omschrijving hebben van wat we willen bespreken zal het vervolg ook veel gemakkelijker te volgen zijn en duidelijker worden.

Een algemene definitie van wat Liturgie is moet rekening houden met het breedst mogelijk draagvlak, d. w .z. de breedst mogelijke principes als constitutieve elementen van zo een definitie. Zo onderscheidt men in de Liturgie algemeen twee dimensies: de ecclesiale en de christologische dimensie. Zo is er een ecclesiale en een christologische definitie al naargelang met uitgaat van de ene of de andere dimensie. De Kerk en Christus, dat is wel het breedst mogelijk draagvlak waarop ik een definitie kan geven van wat Liturgie is. Christus is het thema van het 1ste deel van de liturgische kring ( vanaf de 1 ste zondag van de Advent -tot 1 februari: Maria Lichtmis; en dan de septuagesima zondag tot Pinksteren. Dat is dus de Kerstkring en de Paaskring). Het 2de deel van de liturgische kring draait rond de uitbreiding van de Kerk, het Rijk Gods op aarde. (dat zijn alle zondagen na Pinksteren tot de laatste 24ste zondag na Pinksteren met het Evangelie van het einde van de wereld en het laatste Oordeel).

Volgens de ecclesiale definitie is Liturgie: het gebed van de Kerk (=het volk van God). Volgens een meer theologische, christologische definitie is Liturgie: het celebreren van het Christologisch mysterie.

Beide dimensies moeten verenigd worden om tot een zo volledig mogelijke definitie te komen: Liturgie= het openbaar gebed van de Kerk waarin het Christus-mysterie wordt gecelebreerd.

2. De Liturgie als uitdrukking van ons geloof

De Liturgie is de uitdrukking van ons geloof: uit de definitie van de Liturgie die ik zo-even heb gedefinieerd als het openbaar gebed van de Kerk waarin het Christus-mysterie wordt gecelebreerd, volgt dat Liturgie nauw verbonden is met ons geloof. Deze waarheid werd vastgelegd in een eeuwenoud Latijns adagio: lex orandi, lex credendi. D.w.z.: de Wet van het gebed is de Wet van het geloof. Er is een wisselwerking tussen Liturgie en geloof. Het geloof is de voornaamste factor geweest van de ontwikkeling en de vorming van de Liturgie. De eerste die dat zo heeft uitgedrukt met een Latijns adagio "ut legem credendi, lex satuat supplicandi" ( de wet van het geloof bepaalt -"statuat" zegt het Latijn de wet van het gebed) was in 422, in een document tegen de Pelagianen. De H.Stoel heeft deze uitdrukking aangenomen en veelvuldig herhaald.

Het voorschrift van het gebed dat Paulus geeft is (c fr. I Tim. 2,1-4): bidden voor de mensen opdat ze de genade zouden hebben die hen redt. (lex supplicandi). Door dat te doen erkennen ze de noodzaak van de genade om gered te zijn (tegen de Pelagianen), d.i. lex credendi. Dat is de onmiddellijke context van dit Latijns adagio dat nadien een algemenere betekenis heeft gekregen.

De modernisten hebben dit adagio geïnterpreteerd om hun modernistische zienswijze over het geloof en de liturgie te ondersteunen: het geloof is een inwendig sentiment dat verandert en de liturgie is de uitdrukking ervan en die verandert ook mee met het veranderend geloof. Een modernistische Interpretatie die totaal vreemd is aan de Katholieke noties van zowel geloof als Liturgie. Voor een Katholiek betekent het adagio dat de Liturgie een "onderricht" veronderstelt en zelfs uitdrukt, een "geloof' in brede zin. Ik bedoel dat dat geloof nog niet het dogmatisch gedefinieerd geloof moet zijn. (Er was allang een feest van de Ten Hemelopneming van Maria, nog lang voor het dogma werd geproclameerd. Hetzelfde geldt voor de Onbevlekte Ontvangenis).

Tot daar par.2 van mijn betoog: de Wet van het gebed bepaalt de wet van het geloof.

3. De principes van een echte Liturgiehervorming

In par.3 kom ik tot de principes van een goede Liturgiehervorming : a) het geloof of bepaalde aspecten ervan beter uitdrukken en b) de geloofsbeleving bevorderen. De principes van een goede Liturgie-hervorming zullen rekening moeten houden met voornoemde en in het algemeen uiteengezette principes en ze zullen dus moeten trachten richtlijnen te geven voor een betere uitdrukking van het geloof en lof van bepaalde aspecten van het geloof die in de loop van de tijd te veel vergeten zijn of in tegendeel te veel over benadrukt geworden zijn. (Een voorbeeld van dit laatste is het maken van overdreven veel kruistekens in de Mis. Uiteraard staat het kruis centraal in de Mis maar als men 5 kruistekens maakt over de offergaven dan moet men er geen 18 gaan maken. Dat is van het goede te veel. Dat was een overdreven benadrukking die in de Middeleeuwen voorkwam. Het Concilie van Trente heeft terecht aan bepaalde misbruiken een einde gemaakt.) De Liturgiehervorming kan ook (en dat was het geval met de Hervorming na Trente) een reactie zijn tegen een dreiging. Er was in die tijd de protestantse dwaalleer die het geloof in de Mis als Offer voor levenden en doden aantastte.

Dus een goede Liturgiehervorming zal een juist evenwicht nastreven. Hierbij is van kapitaal belang dat U begrijpt dat er een hiërarchie bestaat van waarden tussen liturgische principes.

I.v.m. de actieve deelname van de gelovigen: de "actuosa participatio" van de gelovigen is een liturgisch principe maar dat principe staat niet op zichzelf. Het moet gezien worden in de context van een hiërarchie van waarden tussen principes en de actuosa participatio blijft ondergeschikt aan andere principes zoals de Kerk ondergeschikt blijft aan Christus die er het Hoofd van is, zoals er ook een hiërarchie bestaat tussen gehoorzamen aan God en gehoorzamen aan mensen (in het Boek Handelingen zegt Petrus aan de Hogepriester die hem het zwijgen wilde opleggen: Men moet eerder aan God gehoorzamen dan aan mensen. Wij gaan dus niet zwijgen maar we doen verder. ...). Er is geen conflict tussenbeide, opgelet. Er is wel een hiërarchie van waarden: eerst gehoorzamen aan God en dan aan de mensen gehoorzamen en aan de mensen in zoverre die ons niets bevelen dat tegen het geloof of de christelijke moraal indruist. Wel, dat principe dat van kapitaal belang is dat U het begrijpt, dat geldt nu ook juist in de Liturgie. (Kardinaal Stickler gaf daarover een preek tijdens een Hoogmis in Keulen 18 okt. 1997)

God primeert op de mens, God primeert ook op de Kerk waarvan Hij het hoofd is. Een Liturgiehervorming die eerst de actieve deelname van de gelovigen wil bevorderen draait de rollen om, zet de dingen op hun kop.

Een hervorming die de actieve deelname bevordert maar die het geloof in de rol van het gewijd priesterschap vermindert (de priester is Middelaar tussen God en de mensen om liturgische functies te vervullen in naam van de Kerk. Welnu, heel wat theologen en exegeten beweren dat Christus zelfs geen gewijd priesterschap heeft ingesteld en dat het een uitvinding is van de 3de eeuw of later. De passage in de Evangeliën bij de instelling van de Eucharistie waar Jezus zegt tot zijn apostelen "doe dit tot mijn gedachtenis" daar springen ze gewoon over alsof Jezus die woorden nooit gezegd heeft.); of een hervorming die het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het Allerheiligste Sacrament vermindert ( dit is effectief het resultaat van de postconciliaire hervormingen. Dat kan gestaafd worden met vele voorbeelden: hervormingen zijn eerder misbruiken die nu de nieuwe wetten geworden zijn in vele bisdommen. De laatste Instructie van Rome lapt men algemeen aan de laars en dan hoort men de lokale bisschoppen maar zwammen over "gehoorzaamheid" terwijl in mijn bisdom Gent bijv. leken preken en oude dames de communie staan uit te delen, gescheiden herhuwden een zegen ontvangen van de priester - met goedkeuring van de bisschop - en ik kan zo nog wel een hele poos doorgaan... en een priester zoals ik krijgt geen functie in de Kerk zelfs niet om catechismus les te geven aan de kinderen, want ik ben niet "gehoorzaam" en dat terwijl de ongehoorzaamheid aan Rome in vele bisdommen gewoon universeel is), welnu zo een hervorming beantwoordt niet meer aan het doel van elke goede liturgiehervorming: het geloof bevorderen. De bevestiging van het theocentrisch principe van de Liturgie vinden we in Sacrosancum Concilium par.2 van het voorwoord: "Wat menselijk is in de Liturgie is gericht op God; wat zichtbaar is, is georiënteerd op wat onzichtbaar is."

Het is het eenzijdig toepassen na Vat.II van bepaalde, ecclesiale aspecten, waarop Sacr.Sanct.Conc. de nadruk legt, en de verwaarlozing echter van andere, meer theocentrische aspecten, die wel gedeeltelijk expliciet en gedeeltelijk impliciet aanwezig zijn in S.C., dat heeft geleid tot een minder goede interpretatie van S.C., waarvan Z.Em. Kardinaal Ratzinger in een exclusief interview in sept. 2001 te Rome zei: "de Hervorming van Paulus VI was één mogelijke toepassing van S. C. maar niet de énig mogelijke toepassing " en i.v.m. het Missaal van Paulus VI voegde de Kardinaal eraan toe: "Het Missaal van Paulus VI opende de deur naar een valse creativitei… ". Ik zou er willen aan toevoegen dat de post-concil. toepassing niet alleen niet de enig mogelijke toepassing was, het was zeker niet de beste toepassing, zeg maar dat het een slechte toepassing was van S.C. Maar daarover later meer...

Z.Em.Kardinaal Stickler merkt op (p.69 van zijn Brochure "Témoignage d'un expert au Concile" uitgegeven bij C.I.E.L. Versailles 2002) dat "S.C., het decreet van Vat.I1, eerder het antropocentrisch (d. i. mensgerichte) aspect van de Liturgie ontwikkelt. In het kader van de problematiek rond de deelname van de gelovigen, vooral aan de Eucharistie, wilde reeds paus Pius XII het gebruik bevorderen dat gelovigen de Heilige Mis meevolgen in hun eigen Missaal om zo beter het offer mee op te dragen. (en naast het Latijn stond de tekst in de volkstaal, iedere gelovige kon dus meebidden in zijn eigen taal). Mediator Dei (Encycliek van Pius XII over de Liturgie) voorzag reeds dat de gelovigen konden antwoorden op de gebeden van de priester en meezingen. Pius XII legde echter de nadruk op de innerlijke deelname en waarschuwde tegen een overdreven veruiterlijking van de deelname ..."

Wat Sacrosanctum Concilium betreft zegt Kardinaal Stickler:

"Het theocentrisch aspect is een premisse (vooropstelling) waarop wordt verder gebouwd. Sacrosanctum Concilium wil een beter begrip van de delen van de Mis en een meer actieve en bewuste deelname van de gelovigen bevorderen. Maar par.33 van het decreet herhaalt: de aanbidding van God is het eerste objectief van de Liturgie en elke hervorming van de actieve deelname van de gelovigen is gericht op het geloof en op de verheffing van de ziel." "Tussen Mediator Dei en Sacrosanctum Concilium bestaat dezelfde band als tussen: Glorie aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen."

Over de Hervorming van de Mis ( het Missaal van Paulus VI) heb ik het straks. In Mediator Dei schreef Pius XII over de dubbele deelname, van de priester en van de gelovigen. Deze laatste is een deelname, maar zonder gewijde priesterlijke macht. Toch offeren de gelovigen ook daadwerkelijk maar door de handen van de priester.

Paus Pius XII waarschuwde in zijn encycliek voor een verkeerd concept over het priesterschap dat het priesterschap reduceert tot het algemeen priesterschap van alle gelovigen.

Volgens de modernistische exegese is dit algemeen priesterschap van alle gelovigen het enige waarover expliciet sprake is in het Nieuw Testament. Dat is onjuist. Er is ook sprake van een bijzonder priesterschap dat door Jezus Christus is ingesteld op het Laatste Avondmaal met de woorden die Hij heeft gesproken tot zijn apostelen: "Doe dit tot mijn gedachtenis." Dit was een gebod dat niet aan alle gelovigen werd gegeven maar alleen aan de apostelen die de Heer Jezus had aangesteld om zijn Kerk te besturen en om zijn getuigen te zijn. Zij hadden daartoe ook een bijzondere genade ontvangen en de bijzondere macht om door handoplegging anderen aan die apostolische macht en genade deelachtig te maken. De priester is geen functionaris aangesteld door het volk. De priester is wel uit het volk gekozen om door een bijzondere wijding Middelaar te worden en offeraar, in Persona Christi.

Deze uitleg over het priesterschap is van kapitaal belang in mijn lezing.

4. De principes van Sacrosanctum Concilium

In het volgende punt wil ik iets zeggen over de principes van Sacrosanctum Concilium in de context van de dogmatische ontwikkeling, met name van het Concilie van Trente. Daarna bekijk ik even de richtlijnen van S.C. op zichzelf Het Concilie van Trente definieerde dat de Mis waarlijk een offer is (geen schijnbaar offer maar een echt offer) en een herhaling van het Kruisoffer. Derhalve, in de Hervorming van Pius V werd alles gedaan wat dat geloof in het offerkarakter van de Mis kon bevorderen. De protestantse Liturgiehervorming deed juist het tegengestelde. Voor meer uitleg over het decreet van Trente van 1562 over de Mis, verwijs ik naar mijn brochure "Gebeden en rituelen van de Heilige Mis " hoofdstukken 1 en 2. Het centrale punt in de celebratie is de consecratie. De priester consacreert met dezelfde woorden als die Jezus Christus heeft gebruikt. De Canon van de Mis (d.i. het centrale en heiligste gedeelte van de Mis) bevat geen enkele dwaling, aldus het Concilie van Trente en de uiterlijke tekenen van vroomheid helpen de gelovigen om juist het geloof in het offerkarakter te bewaren. Het Concilie van Trente behield ook het Latijn als sacrale taal en dat ondanks het feit dat het Latijn niet meer de volkstaal was In die landen van Europa. Bij de Russisich-Orthodoxe Kerk is het oud-slavisch de Liturgietaal, een taal die niet meer gesproken wordt. Bij de Boedisten is de liturgische taal een vorm van Sanskriet, een taal die alleen ingewijden verstaan. Bij de Moslims is het Klassiek Arabisch de taal van de Qoran (vertalingen van de Qoran zijn uit den boze en alle moslims moeten de Qoran van buiten leren in het klassiek Arabisch, een taal niemand meer spreekt).

Nu een woordje over de principes van S.C. op zichzelf.

De voornaamste richtlijn van S.C. is te vinden in hetvoorwoord artikel 2, waarin de natuur van de Kerk wordt voorgesteld. De Kerk is zowel aards als hemels, menselijk als goddelijk. De natuur, het wezen van de Kerk moet zich weerspiegelen in het mysterie van de Liturgie: "wat menselijk is, is gericht op wat goddelijk is en wat zichtbaar is, is georiënteerd op wat onzichtbaar is" zoals ik reeds eerder zei in deze lezing.

Hoofdstuk III van s.c in artikel 21 zegt dat de Liturgie bestaat uit een deel dat onveranderlijk is als van Godswege ingesteld, en ook veranderlijke delen die in de loop der tijden kunnen wisselen. Het aanpassen aan de tijd is vroeger ook gebeurd, o.a. van 11- 15 de eeuw waren vele elementen binnengedrongen in de Liturgie, zgn. "misbruiken". Vandaar het noodzakelijk werk van het Concilie van Trente. De restauratie van de Liturgie gewild door S.C. heeft tot doel nog beter de heilige werkelijkheid uit de drukken in tekst en ritueel en beter de actieve deelname van de gelovigen te bevorderen. (Ik verwijs naar mijn brochure "Gebeden en rituelen van de H.Mis")

Artikel 23 zet de voornaamste praktische richtlijnen uiteen:
- elk deel dat hervormd wordt moet bekeken (herzien) worden vanuit theologisch, historisch en pastoraal standpunt. Ik citeer: "om de gezonde traditie te bewaren en toch de weg te openen voor een wettige ontwikkeling, moet bij de herziening van elk onderdeel van de liturgie altijd eerst een theologisch, historisch, pastoraal onderzoek plaatsvinden.
- Tot vernieuwingen moet men alleen overgaan als het ware en zekere belang van de Kerk dit vraagt." De vernieuwingen zijn dus voor het nut van de Kerk.
- Hetzelfde artikel stipuleert dat nieuwe vormen organisch moeten voortvloeien uit bestaande vormen.

Tot daar de algemene richtlijnen van artikel 23. Daarnaast zijn er ook andere normen die voortvloeien uit de pedagogische en pastorale aard van de Liturgie. Daarover gaat het o.a. in artikel 33: de Liturgie is vooral een eredienst aan God maar ze bevat ook een aanzienlijk deel onderrichting voor het volk... Zichtbare tekenen worden door de Liturgie gebruikt om onzichtbare dingen van God aan te duiden. De communieritus op de tong bijv. is zo een symbolisch uitdrukkingsmiddel waardoor het geloof bewaard wordt in de Middelaarsrol van de gewijde priester die deelgenoot is aan het priesterschap van de unieke Middelaars, Jezus Christus.

Artikel 50 zegt dat het vast misritueel zodanig moet worden herzien dat het eigen karakter van elk van de onderdelen en hun onderlinge samenhang duidelijker worden.

Verder zijn er artikels zoals 30, 48 etc over de actieve deelname van de gelovigen. Hierbij ligt de nadruk op zowel de uiterlijke als innerlijke deelname van het gelovig volk voor een vruchtbare deelname.

Over de Liturgietaal gaat het in art. 36 en art. 54: er staat duidelijk dat het Latijn moet bewaard blijven in de Latijnse ritussen, maar er zijn uitzonderingen mogelijk. De lokale kerken kunnen binnen de grenzen van de richtlijnen van S.C. beslissingen nemen over het gebruik van de landstaal en de omvang ervan... De bedoeling was een ruimere plaats te geven aan de volkstaal in de lezingen en de gedeelten die aan het volk toekwamen. Toch moeten gelovigen in de Latijnse taal kunnen bidden of zingen (zegt artikel 56).

Artikel 107 gaat over de hervorming van het liturgischjaar.

Artikel 116 zegt dat de gregoriaanse zang eigen is aan de romeinse Liturgie en de belangrijkste plaats moet innemen bij de liturgische handelingen. Tot daar punt 4 van mijn lezing over de principes van S.C.

5. De Mis van Paulus VI

In dit punt 5 wil het hebben over de Mis van Paulus VI. Kardinaal Stickler schrijft: "Toen ik kennis nam van het nieuw Missaal stelde ik vast dat de inhoud ervan niet overeenkwam met de concilieteksten waarmee ik toch zeer vertrouwd was. Vele dingen waren veranderd of waren gewoon in strijd met de Instructies van het Concilie. .."

Kardinaal Stickler is een van de weinig nog levende kardinalen die alle conciliediscussies heeft meegemaakt en de hele evolutie. Hij kende dan ook de teksten tot in de details...

"U kunt zich mijn verbazing voorstellen en zelfs mijn woede (hij gebruikt het woord woede in zijn conferentie van 1997 te Linz, Oostenrijk) voor sommige tegenstrijdigheden. Ik ben toen Kardinaal Gut gaan opzoeken (dat was in 1968 en Kardinaal Gut was prefect van de Congregatie voor de eredienst geworden) en hij liet me een half uur spreken en antwoordde me toen: ik deel volledig uw bezorgdheid. De fout ligt echter niet bij de Congregatie voor de eredienst maar het is het werk geweest van het Consilium. ..(dat was een raad voor de uitvoering van het conciliedecreet)."

Dat Consilium had een eerste Mis op proef opgesteld ( de zgn. Missa Normativa, de Mis die als norm zou gelden voor alle Misvieringen). De Romeinse Canon werd in die Mis "herwerkt". Er waren 3 schema's:

Schema A (de traditionele vorm), schema B ( een Canon met slechts één memento; de 2 lijsten van heiligen werden er één), schema C.

Wat de effectieve Hervorming betreft herhaal ik het principe "Lex orandi Lex credendi". De Liturgie drukt toch het geloof uit en moet ook dat geloof helpen bewaren. Daarom kan er geen re-creatie zijn, een nieuwe creatie in de zin van een breuk. Zoiets is ook nooit voorgekomen in de geschiedenis en in geen enkele Christelijke ritus, behalve in de post-conciliaire ritus en dat ondanks het feit dat het conciliedecreet het bewaren van de Traditie voorop stelde.

Ik geef nu enkele concrete voorbeelden:

a) Het nieuw Offertorium is een "revolutie", aldus Kard. Stickler. Er is geen Offerande meer zegt hij zelf (p.32 ev.) maar een "voorbereiding van de gaven" met een humanistische inslag. Van de vele tekens (die Vaticanum II toch wilde), zoals kruistekens, kussen van het altaar, heeft men niet veel overgelaten. Wat de clausule "het werk van onze handen" betreft in de gebeden van de voorbereiding van de gaven van brood en wijn, deze woorden zijn in elk opzicht een nieuwigheid. Het Nieuw Testament kent geen offerande die het "werk is van onze handen." De Nieuwe Mis gaat te ver. Een dergelijke gedachte is totaal afwezig in de Kerk van in de vroegste tijd. Bovendien is een dergelijke formule pastoraal onverantwoord in een tijd van steeds groter wordende werkloosheid en verder schrijdende automatisering is het sociaal noch pastoraal verantwoord om te spreken van "het werk van onze handen" in de offerandegebeden van de Mis. In zijn Memoires schrijft Mgr. Bugnini (een vrijmetselaar, zoals ook Kard. Lercaro, de voorzitter van het consilium. De twee sleutelposten van het consilium waren dus in handen van vrijmetselaars) dat de woorden "werk van onze handen" in de oorspronkelijke Missa Normativa het werk waren van de franse liturgie-expert Jounel. Paus Paulus VI heeft er nadien persoonlijk op aangedrongen dat de clausules "quod ( quem) tibi offerimus" in het meervoud zouden toegevoegd worden in de gebeden om op die manier de actieve deelname van de gelovigen beter uit te drukken. "Het werk van onze handen" was echter geen voorstel van paus Paulus VI (hierin vergist zich dr. Jo Hermans).

b) Het Misoffer is een eucharistische maaltijd geworden. Essentieel deel is niet meer het Offer zelf met de transsubstantiatie, maar wel de communie. Dat is theologisch verkeerd.

c) In de plaats van de gewijde priester komt de vergadering van gelovigen onder voorzitterschap van de priester. De 1ste definitie van wat de Mis is, in de Institutio Generalis nr.7 ( "Het Avondmaal van de Heer, anders gezegd de Mis, is een gewijde bijeenkomst, d.w.z. bijeenkomst van het volk van God, onder het voorzitterschap van de priester, om de gedachtenis van de Heer te vieren.") herleidde de Mis tot een avondmaalsviering. Het was een definitie die geen van de dogmatische elementen bevatte die deel moeten uitmaken van een echte definitie van wat de Mis is. Deze 1ste definitie is gelukkig (door toedoen van Kardinalen Ottaviani en Bacci en op bevel van paus Paulus VI) kunnen geschrapt worden en vervangen door een nieuwe, meer correcte. Anders zaten we nu met een ketterse definitie van de Mis.

d) Er werd een ernstige aanslag op de consecratiewoorden gepleegd door de woorden "Mysterium Fidei" weg te laten. Mysterium Fidei is weggelaten In de consecratie en wordt na de acclamatie door het volk gebeden. De woorden Mysterium Fidei komen uit de oudste Romeinse Traditie. De woorden van de consecratie in de Mis, zijn een apostolische instelling, aldus S.Basilius. De formule komt voor in de oudste Misboeken. Een decreet van 1202 zegt zelfs dat de woorden werden ingelast door de apostelen in de Canon van de Mis en ook de H. Th. van Aquino spreekt in die zin. (Zie verder: Jungmann S.I., Missarum Sollemnia, deel III, pp. 116-118). Het feit dat men zo lichtvaardig is omgesprongen met woorden die in de consecratie staan en die ons door de heilige Traditie zijn overgeleverd (de woorden staan in I Tim.3,9 waar ze meer betrekking hebben op de christelijke leer) bewijst dat de hervormers geen historische, noch theologische studie hebben gemaakt die het decreet van Vaticanum II nochtans voorschrijft (het is zelfs een basisprincipe van het decreet ). U kunt zich dus voorstellen wat het hervormingswerk geweest is in de andere delen van de Mis. Het weglaten van die woorden van het "Mysterie van het geloof" in de consecratie is het symbool van de ontmythologisering.

e) Wat de actieve deelname betreft van de gelovigen: die is ook vaak verkeerd begrepen in de zin van een aanpassing van de Liturgie aan de mentaliteit van de moderne mens die een cultuur heeft ontwikkeld van wat ik zou noemen " de praatcultuur"( = de zevercultuur) en dus is Liturgie een praatliturgie geworden. De stilte werkt eerder vervelend voor de moderne mens die niet meer in stil gebed met God kan spreken. Valt het U ook niet op dat er in de maatschappij altijd lawaai moet te horen zijn? Gewoon stil zijn om God te horen dat begrijpt de moderne mens niet meer. Zo een aanpassing is in strijd met Sacr .Conc. dat wel degelijk momenten van gewijde stilte voorschrijft.

I Tim. 3,9: ook diakens moeten eerbaar zijn. In een rein geweten moeten ze ronddragen "het geheim des geloofs". S.Efrem past die woorden toe op de Eucharistie die door diakens aan de zieken werd gebracht.

f) Het Latijn als Liturgietaal: zou het voordeel meebrengen geen foute vertalingen meer te moeten aanhoren. Het Latijn is afgeschaft tegen de wil in van de meerderheid van de Concilievaders. De eerste verwezenlijking van het consilium ad exsequendam was de afschaffing van het Latijn en dit tegen de bepalingen in van het Conciliedecreet zelf. Het Latijn was ook een band van eenheid die verloren gegaan. Juist nu op een ogenblik dat men de mond vol heeft van "het bevorderen van de eenheid" komt men eigenlijk tot minder eenheid door de invoering van de volkstaal. De "eenheid" wordt nu een "diversiteit" met een verscheidenheid die soms de indruk geeft dat we naargelang de liturgische vorm ook in een andere "kerk" terechtkomen. De priester die Latijn kende kon vroeger ook overal de Mis celebreren. Dat kan nu niet meer. Er is zelfs een liturgische bepaling die zegt dat de priester niet mag concelebreren als hij zou moeten concelebreren in een taal die hij niet verstaat.

g) Nergens wordt in het concilie gesproken over een cyclus van drie jaar . Waarom "3 jaar"? Terwijl de natuurlijke cyclus- door God gewild- toch 1 jaar is. Men had gemakkelijk de éénjarige cyclus kunne bewaren en de lezingen uitbreiden.

h) De kalenderhervorming heeft geen rekening gehouden, aldus Kardinaal Stickler, met S.C. par. 9,12,13,37. De muziekhervorming heeft de gregoriaanse muziek kapot gemaakt, aldus Stickler, door de radicale onderdrukking van al die mooie gezangen.

Tenslotte zegt art. 22 : dat de regeling van de Liturgie uitsluitend afhangt van het gezag van de Kerk ( Rome en de bisschop en ook de bevoegde bisschoppenconferenties) en dat dus "volstrekt niemand, ook niet de priester, op eigen gelegenheid in de Liturgie iets toevoegen, weglaten of veranderen." Welnu, merkt Kard. StickIer op, dit voorschrift wordt bijna overal met voeten getreden. De verregaande vrijheden die worden geboden zelfs in de officiële nieuwe Mis dreigen uit te monden in anarchie. Bijna iedere parochie heeft een andere Ordo (dwz. ordening, volgorde: de volgorde verschilt soms van parochie tot parochie, van bisdom tot bisdom). Waar is de zo gegeerde eenheid die de hervormers toch beweren na te streven?

6. Pleidooi voor een betere toepassing van S.C. en voor een Hervorming van de Hervorming.

De Actieve Deelname en de Hiërarchie van Waarden

Er bestaat een hiërarchie van waarden tussen principes. Zo bestaat er een hiërarchie tussen gehoorzamen aan God (1ste gebod) en gehoorzamen aan de ouders (4de gebod). Er is geen conflict tussen beide maar wel een hiërarchie van waarden: men moet eerder gehoorzamen aan God dan aan mensen (cfr. Handelingen) en men moet aan mensen gehoorzamen in zoverre ze ons niets bevelen dat tegen het geloof of de christelijke moraal indruist.

Dit principe geldt ook in de Liturgie: God primeert op de mens, Christus primeert op zijn Kerk waarvan Hij het Hoofd is. De bevestiging van het theocentrisch principe van de Liturgie vinden we in Sacrosanctum Concilium, §2 van het voorwoord: "Wat menselijk is in de Liturgie, is gericht op God en wat zichtbaar is, is georiënteerd naar wat onzichtbaar is."

Ook de herderlijke brief van de Vlaamse bisschoppen (juni 2004, "Geroepen om te vieren") drukt hetzelfde principe uit (§22): "zonder liefde tot God wordt onze Liturgie een zelfproclamatie". Deze herderlijke brief herinnert aan het principe van de actieve deelname door de gelovigen (§17), dat ook een principe is van Vaticanum II. Dit principe staat echter niet op zichzelf maar hangt samen met andere principes, in een hiërarchie van waarden tussen principes waarbij aan de hogere principes ook meer waarde moet worden gegeven.

Daarom wil ik aan de liturgische werkgroepen voor het jaar 2005 het volgende ter overweging voorleggen:

De actieve deelname van de gelovigen met betrekking tot de oriëntatie van het altaar, is op zichzelf beschouwd een subjectief principe. Sommige geloven zullen zeggen dat ze beter deelnemen in de Mis als de priester met zijn rug naar de gelovigen staat, anderen zeggen dan weer dat ze beter deelnemen in een Eucharistie "versus populo".

Het is daarom nodig dat aan priesterkandidaten en gelovigen de juist liturgische vorming wordt gegeven met betrekking tot de gebedsrichting van de celebratie. Het principe van de viering versus populo was onbestaande in Oost en West gedurende 16 eeuwen (tot aan Luther!). Steeds gold het principe "ad Dominum" (= naar de Heer gericht) of "ad Oriëntem" (= naar het Oosten gericht) als gebedsrichting. Het principe van de actieve deelname van de gelovigen moet ondergeschikt blijven aan het principe "ad Oriëntem".

Hetzelfde kan gezegd worden over de actieve deelnamen van de gelovigen met betrekking tot de communie op de tong of op de hand. Op zichzelf beschouwd is ook hier het principe van de actieve deelname van de gelovigen een subjectief principe: sommigen zullen beter deelnamen door communie op de hand, en andere weer door te communiceren op de tong. Volgens sommigen is handcommunie eerbiedig, en volgens anderen dan weer niet. De subjectiviteit van het principe van de actieve deelname op zichzelf beschouwd begreep heel goed de bekende liturgist Jo Hermans : "Wat Augustinus als antwoord geeft op de vraag of men al dan niet dagelijks te communie moet gaan, kan ook verhelderend zijn voor de vraag naar de wijze van communiceren, op de tong of op de hand. Augustinus schreef het volgende: ieder moet echter doen wat hij volgens zijn geloof meent te moeten doen. Geen van de twee wenst immers het Lichaam en Bloed van de Heer te onteren… Het manna voldeed ook ieders smaak al naargelang ieders gesteltenis en verlangen. Hetzelfde moet gezegd worden van dit Sacrament… Het enige wat dit Sacrament niet verdraagt is minachting, zoals ook het eten van het manna niet samenhing met minachting ervoor. Daarom zegt Paulus dat de Eucharistie onwaardig wordt ontvangen door diegenen die haar niet weten te onderscheiden van andere spijzen…"

Het principe van de actieve deelname der gelovigen met betrekking tot de communieritus is echter ondergeschikt aan het andere principe "sacramentum propter homines" dat eeuwenlang een theologisch/liturgisch principe is geweest dat verband houdt met het essentieel onderscheid tussen het bijzonder priesterschap en het algemeen priesterschap van de gelovigen. Ook dit zag de liturgist Jo Hermans : "een eerste reden waarom men overging naar de communie op de tong was om te pogen de misbruiken tegen te gaan, o.a. het gevaar voor heiligschennende praktijken. Een tweede reden was het gebruik van gedesemd brood in plaats van ongedesemd brood." Als derde reden geeft Jo Hermans de klerikale reden: "de Liturgie werd steeds meer een aangelegenheid van de clerus. Wat de communie op de hand betreft groeide de opvatting dat alleen gewijde handen het lichaam van de Heer mochten aanraken. Kenners van de geschiedenis van de Liturgie menen dat de overgang van hand naar tongcommunie niet werd veroorzaakt door een groeiende eerbied voor de Eucharistie…"

Dit is heel juist opgemerkt. Communie op de tong legt immers een scheidingslijn tussen gewijd priesterschap en algemeen priesterschap van de gelovigen, een onderscheid dat door handcommunie dreigt te worden weggeveegd. De priester is een mens, maar niet meer een mens zoals alle andere mensen. Immers door zijn bijzonder priesterschap deelt de gewijde priester in de genade van de hypostatische eenheid van de God-mens Jezus Christus.

Een aantal theologen en exegeten beweert tegenwoordig dat het enige priesterschap waarover sprake is in het Nieuwe Testament precies het algemeen priesterschap van de gelovigen is. Vandaar zal het een kleine stap zijn om te beweren dat Jezus Christus zelfs geen gewijd priesterschap heeft ingesteld.

De principes die leiden tot een grotere Godsliefde moeten eerst worden toegepast en daarna het principe van de actieve deelname van de gelovigen waarvan Vaticanum II terecht het belang heeft onderstreept. Het is een te weinig bekend feit dat bij een enquête van 12 maart 1969 de overgrote meerderheid van alle bisschoppen van de Katholieke Kerk de handcommunie heeft verworpen. Het is een veel betekend feit dat paus Paulus VI zelf steeds handcommunie heeft verboden in zijn bisdom Rome omdat het profanatie van de H. Eucharistie is! In 1996 verbood Mgr. Laise, bisschop van San Luis in Argentinië de handcommunie in zijn bisdom. Het bewijst dat een bisschop dit kan als hij dat wil…

Daar waar de Italiaanse bisschoppen in 1969 nog spraken van het "schandaal van handcommunie" en de "heiligschennis van handcommunie", verklaarde de voorzitter van de bisschoppenconferentie enkele jaren geleden dat handcommunie geen profanatie is van de Eucharistie. Dat is een bocht van 180 graden.

Tot Slot

"De ritus van de Mis werd niet herzien, hij werd verwoest." Zo besloot Kardinaal Stickler in een preek tijdens een Mis in 1997 in Keulen:
- de specifieke natuur van de delen van de Mis is er niet duidelijker door geworden maar wel vervalst.
- In plaats van God en het offer aan God staan nu de mensen die bijeenkomen voor een maaltijd.
- Kerken worden leger en leger ( kerken worden verkocht als danszaal of aan een of andere bouwpromotor), de Eucharistie wordt een happening en het Eucharistisch gebed wordt een redevoering of een mondain gezwets.
S.C. verwees naar de traditionele leer van de Kerk over de Eucharistie. De post-conciliaire hervorming bevat heel wat dat niet beantwoordt aan het Katholiek concept van eredienst.

U weet dat in 1988, paus Johannes-Paulus een dringende oproep heeft gedaan in het motu proprio "Ecclesia Dei", ter gelegenheid van het schisma van wijlen Mgr.Lefebvre, en waarin de paus stelde dat hij tegenover de gelovigen die zich verbonden weten met de latijnse traditie van vroeger, zijn wil kenbaar heeft gemaakt -een wil of wens waarmee de bisschoppen van de gehele Katholieke Kerk zich moesten verenigen -om de kerkelijke communio van die gelovigen te vergemakkelijken, d/mv. noodzakelijke maatregelen waarbij het respect voor hun legitieme verlangens wordt gewaarborgd." In de praktijk werd de wil van de paus door veel bisschoppen gewoon geboycot. Het is dus bij die gelegenheid dat in 1988 een pauselijke commissie werd opgericht ( met Kerstmis 2004 ontving ik van de secretaris nog een bemoedigend schrijven... dat in mijn tijdschrift "Gij zijt Petrus" nr.40 wordt gepubliceerd).

Paus Johannes-Paulus II zelf in zijn apostolische brief van 14 mei 1989, sprak van een verkeerde toepassing van S.C. en hij schreef dat de Congregatie van de Goddelijke Eredienst moet waken over de principes van de Katholieke Liturgie zoals die werden uitgedrukt in S.C. en zo voegde hij eraan toe, dat is ook de verantwoordelijkheid van de bisschoppenconferenties en van de bisschoppen.

7. Tot slot: ter afronding enkele andere getuigenissen van prelaten.

Kardinaal Ratzinger: (geloof en eredienst zijn nauw met elkaar verbonden) liet zich meerdere malen kritisch uit over de post-conciliaire hervormingen. O.a. in zijn autobiografie (1998) en gesprekken met de journalist Peter Seewald, Das Salz der erde (1997); en ook in zijn laatste boek "Der Geist der Liturgie".

De Oostenrijkse Kardinaal Schonbom zei in 2001: "de crisis in de Liturgie is de vnste oorzaak van het dramatisch verval in de religieuze praktijk."

Het concilie wilde een restauratie in trouwaan de Traditie en geen revolutie. Kardinaal Danneels, toch geen traditionalist, is kritisch als hij zegt: "de gehoorzaamheid van een primaire gehoorzaamheid aan de rubrieken naar een manipulatieve houding is een revolutie geweest van 180 graden."

Welnu, ik herhaal: het Concilie wilde geen revolutie maar restauratie van de Liturgie.

Dank u voor aandacht.